08 april, 2025

359 - Büch op de inboedelveiling

Het heeft zin om overal oplettend te zijn op boeken die je zoekt. En niet alleen de standaardplekken zoals boekenveilingen of antiquariaten. Maar ook kringloopwinkels, vrijmarkten, Marktplaats natuurlijk en ook inboedelveilingen. Want veel inboedels bevatten ook boeken, en dat betekent dat de meeste inboedelveilingen ook kavels met boeken bevatten. Duidelijk is alleen dat daar niet de expertise van de veilinghuizen zit: als je alles verkoopt, dan ben je uiteindelijk nergens in gespecialiseerd. Dat leidt tot een mooie breed aanbod, en een vergrote kans op aangename verrassingen. 

Ik scroll altijd trouw door de catalogi heen, gelukkig is het meestal mogelijk om te selecteren op de kavels met boeken. Meestal zijn dit kavels met historische boeken - vaak uit de omgeving  waar het veilinghuis staat: zo vind je bij veilinghuis Ald Fryslân veel 17e-20e eeuwse Friese boeken en bij het veilinghuis Korendijk vind je een vergelijkbaar Zeeuws aanbod. Daarnaast vaak verzamelkavels met niet nader genoemde dozen of stapels 17e- en 18e eeuwse boeken, in de praktijk vaak theologie. Soms valt het echter mee. Bijna 10 jaar geleden vertelde ik al eens over mijn mooie vondsten bij Veilinghuis Timothy en recenter bij een zogenaamd notarishuis waar ik mijn slag sloeg.

Maar dat zijn toch de uitzonderingen. Het komt eigenlijk zelden voor dat er bij al die inboedelveilingen iets tussenzit in mijn belangstellingsgebied. Recent werd mijn moeite van het eindeloos scrollen echter toch weer eens beloond. In een veiling werd namelijk de luxe editie van de integrale catalogus van de veiling van de bibliotheek van Boudewijn Büch bij Bubb Kuyper aangeboden.

De luxe catalogus

Na het overlijden van bibliofiel en verzamelaar Boudewijn Büch (op 23 november 2002 - het is langer geleden dan het voelt) werd zijn bezit in verschillende delen geveild. Zijn boeken en manuscripten bij Bubb Kuyper en veel van zijn overige bezittingen en verzamelobjecten bij Sotheby’s. In het prille begin van dit blog schreef ik daar al over. Dit blog startte namelijk in juli 2004 en de eerste van de drie veilingen bij Bubb Kuyper vond in november 2004 plaats. Voor mij als beginnend blogger waren het hoogtepunten, zeker toen ik later alsnog de hand legde op een aantal boeken uit de bibliotheek van Büch zelf. In het tijdschrift Literatuur verscheen overigens een mooi artikel over de aanpak van deze veiling uit de mond van Jeffrey Bosch.

Voor elk van de drie veilingen verscheen een aparte catalogus, waar overigens toen al zoveel belangstelling voor was dat er meer exemplaren dan gebruikelijk van werden gedrukt. Het was echter vanaf het begin al de bedoeling dat er uiteindelijk een luxe in linnen gebonden editie zou verschijnen van de drie catalogi samen, voorzien van inleidingen en een omvattende index in een beperkte en genummerde oplage. In de woorden van Jeffrey Bosch voorafgaand aan de veilingen: “Dat wordt een monumentje”.

Deze luxe catalogus stond al heel lang op mijn lijstje. En op die van andere verzamelaars, waardoor het steeds een vrij dure uitgave bleef. Regelmatig werden er exemplaren geveild, zoals bij Bubb Kuyper zelf waar onlangs een exemplaar werd afgeslagen op 150 euro. Bij Catawiki gaat het om vergelijkbare bedragen. Dat bedrag ligt niet ver onder de originele prijs van 195 euro waarvoor het destijds te bestellen was.

Het is niet dat ik er geen 150 euro voor over heb - integendeel zelfs. Alleen was het er nog niet van gekomen het een keer te kopen, andere boeken hadden steeds voorrang. Met enige jaloezie keek ik soms in boekenkasten van medeverzamelaars waar dit monumentje stond te pronken en ik nam mij dan steevast voor dat het er nu toch echt eens van moest komen.

Ik was dan ook erg blij toen ik dit boek in de catalogus van een inboedelveiling voorbij zag komen. Daar stond het dan, in mooie staat en voor een heel vriendelijke minimumprijs: bieden vanaf 60 euro. Ik vertoonde alle tekenen van verzamelaarsstress toen ik het zag: verhoogde hartslag, trillende handjes, al die dingen die gebeuren als je ineens een buitenkansje tegenkomt. En de vraag: zou het? Zou ik het kunnen kopen voor die prijs? Wat is de kans? Ik besloot niet meteen te bieden, maar te zien of er überhaupt belangstelling voor was. De hele week in aanloop naar de veiling gebeurde er niets. Op andere kavels werd geboden, maar op deze niet. Een kwartier voor afloop van dit kavel (het was een zogenaamde timed online veiling, met elke paar minuten een paar kavels tegelijk die afliepen) deed ik een maximumbod, waardoor ik de eerste bieder was voor 60 euro. En een kwartier later bleek ik ook de enige bieder te zijn. En voor 60 euro (76,80 inclusief veilingkosten) was de catalogus vervolgens voor mij. Ik denk dat er maar weinig mensen zijn die voor dit bedrag deze luxe catalogus hebben kunnen aanschaffen. 

Mijn exemplaar

Eindelijk had ik dan de kans mijn eigen exemplaar van dit monumentale werk in de kast te zetten. Ik heb nummer 31 van 250 gekocht. En wat zie ik dan als ik er doorheen blader? Allereest natuurlijk de inleidingen uit de drie afzonderlijke catalogi (Gert Jan Bestebreurtje, Diederik van Vleuten, Gerrit Kleis, Erica Reijmerink, Thijs Blankevoort en natuurlijk Jeffrey Bosch), en in dit boek van 2,7 kilo vervolgens 875 pagina's tekst en 116 pagina's afbeeldingen. Het boek zelf heeft een stofomslag in matzwart en op de cover staan de twee naambordjes van Büch’s bibliotheken. Uit de beschrijving van het BüchMania InfoBulletin, onder redactie van Louis Schouten komt de volgende beschrijving: "Op het achterplat prijken de twee B’s van Boudewijn’s vignet, dat oorspronkelijk speciaal voor hem ontworpen is door Helmut Salden. Het boek zelf is gebonden in vol blauw linnen met zilveren betiteling op de rug. Leeslint in donkerblauw. De bronvermelding en naslagwerken (vooral deze opsomming is zeer indrukwekkend) en het trefwoordenregister geven een enorme meerwaarde tenzij je vlekkeloos weet welk item in welke van de drie oude catalogi staan. De omslagen van de oorspronkelijk catalogi zijn niet opgenomen in deze band. Nieuw is ook het voorwoord van Jeffrey Bosch en Thijs Blankevoort. Ieder exemplaar krijgt ook een origineel genummerd veilingstrookje met de afbeelding van de dodo mee. Heel subtiel is de leuke verweving van het logo van Bubb Kuyper en Boudewijn (BK en BB) naast elkaar op de schutbladen in blauw.”

Dat originele genummerde veilingstrookje ontbreekt helaas in mijn exemplaar. Maar buiten dat is het een enorme rijkdom om dit boek nu te bezitten. Van pure vreugde kocht ik nu ook maar de Sotheby-catalogus van de veiling van de overige bezittingen van Büch. Met 104 pagina’s aanmerkelijk dunner dan de andere catalogus. 

In deze laatste catalogus zijn veel zaken terug te vinden die velen nog wel kennen uit de televisie-optredens van Büch. Zoals veel zaken gerelateerd aan natuurwetenschappen, reizen, Goethe, Napoleon, enzovoorts. Bijvoorbeeld kavel 46, een Swatch horloge met afbeelding van Napoleon (200-300 euro), een opgezette koningspinguin (kavel 67, 700-900), de befaamde Rolling Stones-jas die ook op de voorkant van de catalogus staat (kavel 144, 1000-1200) en een kastje met 10 dodo-beeldjes (kavel 83, 500-700). Het beroemde dodo-botje dat geen dodo-botje was is samen met een selectie uit zijn bezit buiten de veiling om overgedragen aan Teylers Museum. 

Moraal van dit verhaal: houd je ogen open, want op de meest onverwachte plekken vind je de grootste schatten.

18 februari, 2025

358: Veilingvondst: Pierre Kemp

In mijn vorige stukje schreef ik al over het kavel bibliofiele uitgaven dat ik bij Bubb Kuyper kocht. In eerste instantie kocht ik het voor de nieuwjaarsuitgaven van De Roos, maar daarnaast ook om mij te laten verrassen door bijzondere en onbekende werken die ongetwijfeld in dit kavel aanwezig zouden zijn. Ik hoopte dat er een aantal pareltjes tussen zouden zitten, en dat bleek ook zo te zijn. 

Pierre Kemp in de trein 
(collectie Literatuurmuseum)
Vorige keer vertelde ik over twee fascinerende opdrachtexemplaren die ik vond, boeken met een heel eigen verhaal. Deze keer staan twee werken van één persoon centraal: de Maastrichtse dichter Pierre Kemp (1886-1967). Kemp was in de jaren '50 en '60 een nationaal bekend dichter, wiens werk werd bekroond met onder meer de Constantijn Huygensprijs (1956), P.C. Hooftprijs (1958) en de culturele prijs van de provincie Limbug (1959). In zijn werkzame leven was verrichte hij administratief werk voor een kolenmijn (1916-1944) en behoudens een jaar in Amsterdam, heeft hij altijd in Maastricht gewoond. Hij bleef daar zijn hele leven en bracht zelfs vakanties niet elders door. Hij reisde dagelijks met de trein van en naar zijn werk en in die trein schreef hij veel van zijn gedichten. Die zijn dan ook vaak relatief kort, omdat de treinreis ook vrij kort was. En hij droeg altijd een zwart pak, zodat het kolengruis niet zichtbaar was op zijn kleren. Een mooie beschouwing over zijn tijd bij de mijn - die niet altijd makkelijk voor hem was - staat hier.

Ondanks de grote prijzen die hij won, was Kemp nooit een echt een landelijk bekende dichter voor het grote publiek en tegenwoordig wellicht al bijna helemaal vergeten. Gelukkig is er een stichting die zijn naam levend houdt en tot doel heeft "het literaire en beeldende erfgoed van Pierre Kemp bij een breed publiek onder de aandacht te brengen." Voorzitter van de stichting is Kemps biograaf Wiel Kusters en de informatieve website wordt door een collega bibliofiel onderhouden (hoi Danny!). Voor wie nog nooit iets van Kemp heeft gelezen, bijgaand een voorbeeld: 

Het licht is rond en rolt naar alle kanten
de bergen op en af, de dalen door,
de wezens in en uit en langs de planten
stijgt het de bomen in en gaat het alles voor.
Waarheen? Ik vraag dat niet, ik kom, ik ga,
omdat mijn handen en mijn voeten,
mijn ogen en mijn hart zo moeten
en ik het licht nu eenmaal zo versta.

Nummer 1

De eerste vondst in het kavel is een speciale uitgave van het gedicht Pompom Anadyomène. Een wat merkwaardige titel, en dat vraagt dan ook om enige uitleg. Die wordt door Harry G.M. Prick in een toelichting in het boek gegeven. Allereerst is Anadyomène een andere naam voor de godin Afrodite, het betekent zoveel als ‘de opstijgende’ en verwijst naar haar geboorte. Een Pompom is de naam van een gebreid balletje, zoals dat wel op een muts wordt gezien. Prick analyseert hoe vaak Kemp de aanduiding Pompom Andyomène gebruikt, er dat blijkt in zijn werk meerdere keren te zijn. Prick heeft zelfs nog met Kemp gecorrespondeerd over deze bijzondere samenstelling van woorden en de reden dat Kemp het gebruikte. Uiteindelijk blijkt het te gaan om inspiratie door een meisjesfiguur. Kemp bleek er uiteindelijk drie gedichten over geschreven te hebben, en die staan in deze uitgave. 

Van Pompom Anayomène zijn twee versies verschenen: in 1985 verscheen het als nieuwjaarsgeschenk bij uitgeverij De Lange Afstand in een oplage van 90 exemplaren. Vervolgens werd een luxe uitgave voorbereid, die verscheen volgens de titelpagina in 1986. Maar een inlegvel van Peter Yvon de Vries legt uit dat het werk uiteindelijk 29 november 1987 verscheen.

Deze luxe uitgave verscheen in een oplage van 25 exemplaren en bevat een originele ets van Peter Yvon de Vries. Mijn exemplaar is nummer 1 van 25. Meestal worden eerste exemplaren gereserveerd voor auteur of uitgever. Maar aangezien Pierre Kemp al overleden was toen dit werk verscheen, zou dit best het exemplaar van Peter Yvon de Vries geweest kunnen zijn, of van Harry Prick. Ik bezit wel meer genummerde uitgaven in kleine oplagen, maar dit is de eerste keer dat ik van een oplage het eerste nummer heb.

De Lange Afstand was de naam waaronder beeldend kunstenaar Peter Yvon de Vries tussen 1971 en 2006 drukte. Uitgaven van De Lange Afstand verschenen in kleine oplagen (zoals ook deze, meestal schommelde de oplage rond de 50) en waren vaak voorzien van originele grafiek. De Vries was daarnaast ook medewerker van tijdschrift Maatstaf en schreef over onder meer  kunst in het blad HP/De Tijd. Hij is getrouwd met vertaalster en dichteres Anneke Brassinga, van wie ook regelmatig werk verscheen bij De Lange Afstand.

Was getekend: Mevrouw Zéguers

In 1995 verscheen bij Ser J.L. Prop een brief van Pierre Kemp in druk, onder de titel Hooggeachte mevrouw Zéguers. De brief verscheen ter gelegenheid van de 80e verjaardag van Margriet Zéguers in een passende oplage van 80 exemplaren.

Mijn exemplaar bevat onder het colofon een opdracht door Margriet Zéguers: “Voor Piet en Lies van Druenen, dit “souvenir” uit een goede tijd van vriendschappelijke collegialiteit”. Vermoedelijk had zij zelf een stapel van deze uitgave gekregen, en gedeeld met bekenden.

Op DBNL staat een in memoriam van Margriet Zéguers, die in 2002 op 87-jarige leeftijd overleed. Zij was de spil in het Maastrichtse literaire leven en eigenaresse van boekhandel La Joie des Livres aan het Vrijthof. Ooit begon zij bij uitgeverij-drukkerij Leiter-Nypels in Maastricht. La Joie des Livres was later de enige niet-katholieke boekhandel van Maastricht. Bij die boekhandel was Pierre Kemp kind aan huis. Al in 1959 schreef hij een gedicht voor haar en in hetzelfde jaar ook de brief die later door Ser Prop is gepubliceerd. Via de Universiteit van Maastricht zijn honderden brieven van Pierre Kemp aan Harry Prick online te lezen; hierin wordt ook aan Margriet Zéguers gerefereerd. Wie Piet en Lies van Druenen waren heb ik niet kunnen achterhalen, maar gelet op het woord “collegialiteit” vermoed ik dat het Maastrichtse ondernemers waren, of wellicht collega’s uit het boekenvak van buiten Maastricht.

Nog een leestip: in NRC verscheen in 1987 een mooie bijdrage van Max Paumen over Margriet Zéguers en haar boekhandel, die uiteindelijk tot 1970 heeft bestaan. 

De schilder Pierre Kemp

Ik bleek in mijn bibliotheek nog een laatste Kemp-gerelateerde uitgave te hebben, wederom in beperkte oplage. Van Marianne van der Elsen verscheen in 1988 bij Kunstzaal de Reiger een beschrijving van Pierre Kemp als schilder. Voordat hij bekend werd als dichter, schilderde Pierre Kemp. Kunstzaal de Reiger was gevestigd in de Burgemeester de Reigerstraat in Utrecht en publiceerde eind jaren ‘80 samen met Uitgeverij Kwadraat een serie “Reiger-cahiers”, waarvan dit aflevering 6 is. De uitgave verscheen in oplage van 250 genummerde exemplaren, waarvan ik nummer 146 heb.

Marianne van der Elsen gaat in op de thematiek van de schilderijen van Kemp, die zijn werkzame leven begon als plateelschilder (beschilderen van keramiek) en die zijn hele leven een verdienstelijk kunstschilder bleef.

Met deze drie uitgaven ontstaat toch al een redelijk beeld van de mens en kunstenaar Pierre Kemp. Wederom een fijne aanvulling op mijn collectie vanuit dit ruimhartige veilingkavel!

21 januari, 2025

357: Veilingvondst: bijzondere opdrachtexemplaren

Zoals zo vaak in de afgelopen jaren sloeg ik mijn slag op de veiling van Bubb Kuyper, altijd speurend naar pareltjes van aanwinsten voor mijn bibliotheek. Eén van de kavels waar ik dit keer mijn hand op legde, bestond uit een grote hoeveelheid uitgaven van 'private presses', waarvan er een aantal werden beschreven maar veel ook niet. Wat mij vooral triggerde was de vermelding dat het kavel ook nieuwjaarswensen van Chris Leeflang en Stichting de Roos bevatte, zoals bekend een verzamelgebied van mij. Dit kavel bood mij dus niet alleen de kans om mijn collectie nieuwjaarsuitgaven van De Roos compleet te  maken, maar had ongetwijfeld ook nog verschillende mooie bibliofiele verrassingen in petto.


En inderdaad, dat was ook zo. Ik kan nog wel een paar blogs wijden aan de leuke vondsten die ik deed. Zo zijn er nu nog maar weinig gaten in mijn collecte nieuwjaarsgeschenken van De Roos. Slechts de nieuwjaarswens voor 1989 mis ik nog. Wie die heeft liggen, kan zich bij mij melden. 
Voor wat betreft de andere vondsten begin ik met twee bijzondere opdrachtexemplaren. Ik hou sowieso van gesigneerde werken zoals de lezer van dit blog weet, en dan zijn opdrachtexemplaren natuurlijk helemaal leuk. Als de auteur niet alleen willekeurig signeert, maar ook nog een extra tekst schrijft, is dat bijzonder. Die opdrachten kunnen trouwens evengoed aan een willekeurige liefhebber zijn gericht, bijvoorbeeld doordat de auteur tijdens een signeersessie net wat meer moeite doet dan alleen een krabbel zetten. Daar heb ik ook verschillende voorbeelden van. Maar soms is de opdracht van de auteur gericht aan iemand die van betekenis was voor de auteur of het werk, of die anderszins een bijzondere relatie had met de auteur. Dan schijnt het werk met opdracht ineens een bijzonder licht op deze auteur en de relatie met die ander. Dit soort exemplaren wordt in biografieën nogal eens gebruikt om het netwerk rond een bepaalde auteur te reconstrueren, of met wie hij relaties onderhield. Zo schrijft Bart Slijper (zie hieronder): "Een biograaf moet zijn verhaal zien te bouwen van wat snippers papier, die maar min of meer toevallig bewaard zijn gebleven. Het is niet gek dat hij soms niets te weten komt over zaken die toch heel belangrijk kunnen zijn geweest." Dat maakt het boek met een betekenisvolle opdracht extra bijzonder. De volgende twee werken laten dit zien.

De vos opgemerkt

In 1933 verscheen Het verhaal van den vos van Martinus Nijhoff, “een vroolijke vertooning met zang en dans”. Dit libretto was gebaseerd op het werk Renard van Igor Stravinsky. Stravinsky (1882-1971) was een in Rusland geboren componist en dirigent, die in 1934 Frans en in 1945 Amerikaans staatsburger werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde hij in Zwitserland, waar hij zich wijdde aan het schrijven van Renard, een op het verhaal van Van den vos Reynaerde gebaseerde burlesque. In het werk van Stravinsky neemt de vos tot twee keer toe de haan te pakken, die wordt gered door zijn vrienden de kat en de ram. Het werd in 1922 voor het eerst opgevoerd.
Nijhoff vertaalde dit libretto in het Nederlands. Het was niet de eerste vertaling door Nijhoff van Stravinsky’s werk. Eerder vertaalde hij De geschiedenis van de soldaat dat oorspronkelijk in 1918 verscheen (en waarvan ik een door Nijhoff vertaalde versie uit 1954 heb die verschenen is als een Model voor den uitgever van Corvey). In een artikel uit 2022 van Mathijs Sanders wordt betoogd dat dit werk van Stravinsky een belangrijke invloed had op Nijhoff:
Stravinsky, de apollinische avantgardist, had Nijhoff ontbolsterd. Nu durfde hij de spreektaal in zijn poëzie te brengen (Awater, Het uur u, de bijbelse spelen, zijn psalmberijmingen), in een voortdurende dialectiek van traditie en vernieuwing. Als vertaler droeg hij bij aan het overdragen van het waardevolle uit het verleden.
Ook in de mooie biografie over Nijhoff van Bart Slijper wordt benoemd hoe belangrijk Stravinsky en het modernisme in Parijs voor Nijhoff was. Slijper vertelt nog veel uitgebreider over de de vertaling van De geschiedenis van de soldaat en hoe Nijhoff het werk vertaalde. En Nijhoff vertaalde vervolgens dus ook Renard
Nijhoff was een bekwaam vertaler, niet voor niets is de bekendste Nederlandse vertaalprijs naar hem genoemd. Nijhoffs vertalingen zijn dan ook veelal bewerkingen, hij zet de tekst naar zijn hand. Dat geldt ook voor Renard dat Het verhaal van den vos werd.
Het is niet de eerste bijzondere Nijhoff die ik kocht. Eerder kocht ik een titel uit de bibliotheek van de Nijhoffs. Nijhoff leverde ook de tekst voor drie nieuwjaarsgeschenken van de De Roos waar ik zojuist over schreef, en hij vertaalde een tekst van T.S. Eliot dat ook nieuwjaarsgeschenk werd. 
Het boek dat ik nu heb gekocht kent zoals gezegd een bijzondere opdracht. Nijhoff schreef het aan de danser en regisseur Abraham van der Vies (1899-1961), die hij bedankte omdat deze hem voor het eerst opmerkzaam had gemaakt op dit werk van Stravinsky. Wanneer dat was weten we niet, maar wellicht was dit al gebeurd toen Nijhoff De geschiedenis van de soldaat vertaalde. Die vertaling verscheen in 1930. Nijhoff zal bij het vertalen van De geschiedenis van de soldaat toch ook al op Renard zijn gestuit, via Van der Vies dan kennelijk? In zijn biografie wordt aannemelijk gemaakt dat hij beide stukken goed kende uit zijn Parijse tijd, maar de naam Abraham van der Vies komt in de hele biografie niet voor. Is deze opdracht wellicht één van "de snippers papier" die Slijper nog miste bij het schrijven van de biografie? Of is de opdracht van veel minder belang en zei Nijhoff dit uit beleefdheid tegen Van der Vies terwijl hij Stravinsky's werk allang kende?
Van der Vies was mede-oprichter van de Stichting de Vijf Kunsten, een groep kunstenaars die onder meer aan de wieg stond van het Scapino ballet (Van der Vies bedacht ook de naam Scapino voor dit gezelschap). De opzet van De Vijf Kunsten was om met een groep jonge kunstenaars uit diverse disciplines ongewone, moderne of nieuw te maken theater-, dans- of operawerken te laten opvoeren. Dit alles had een sterk experimenteel karakter. Toneel, dans, muziek, literatuur en beeldende kunsten zouden moeten samengaan. Dat experimentele en modernistische zal Nijhoff aangesproken hebben, maar al ruim voor de oorlog en voor het ontstaan van De Vijf Kunsten had hij dus al contact met Van der Vies, zo blijkt uit deze opdracht. Heel kort door de bocht en zonder enige feitelijk grond geformuleerd: zonder Van der Vies geen Stravinsky voor Nijhoff, en zonder Stravinsky misschien dus een andere ontwikkeling van het dichterschap van Nijhoff. Het zou allemaal vast wel goed gekomen zijn met Nijhoff, maar dit opdrachtexemplaar toont ons wellicht even hoe belangrijke inspiratie in Nijhoffs leven tot stand kwam.

Over het Vlaams genie

In 1946 verscheen bij uitgeversmaatschappij Standaard Over het Vlaamsch genie van J.A. Goris (1899-1984), oftewel Jan-Albert Goris, beter bekend onder zijn literair pseudoniem Marnix Gijsen. Goris was in het dagelijks leven ambtenaar en universitair docent. Hij schopte het onder meer tot kabinetschef van verschillende ministers en ook was hij oorlogspropagandist voor België tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten. Hij zou tot 1963 in de VS blijven. Maar hij was ook poëziecriticus en wilde na de oorlog als Marnix Gijsen weer deel uitmaken van het culturele leven. Sindsdien schreef hij een grote hoeveelheid romans. Zie voor een uitvoerig levensbericht hier
Tijdens de oorlog hield Goris verschillende lezingen, waaronder één met de titel Du génie Flamand, dat na de oorlog verscheen onder de titel Het Vlaamsch genie. In het werkje gaat Goris in op de Vlaamse volksaard en hij is daarin niet per se positief. Dat vond ook mede-Vlaming Ivo Michiels (1923-2012), die eveneens in 1946 in het tijdschrift Golfslag inging op de tekst. Hij noemde het "de grofste, de wansmakelijkste caricatuur die ooit door een Vlaming over zijn volk werd geschreven". 
Wat ik grappig vind is dat Goris zijn vertaalde lezing vooraf laat gaan door een citaat van… Marnix Gijsen, namelijk uit zijn gedicht Het onbegrepen gesprek. Goris die Goris citeert in zijn eigen werk dus…
Dit exemplaar is afkomstig uit het bezit van Firmijn van der Loo, zo blijkt uit het ingeplakte ex-libris. De Antwerpenaar Firmijn van der Loo (1913-1997) was schilder, pianoleraar en dichter en publiceerde onder meer een bibliografie over de Vlaamse auteur Maurice Gilliams. Als schilder vereeuwigde hij het huis waar Gilliams zijn jeugd doorbracht. Een groot deel van zijn collectie boeken werd in 1983 geveild bij Beijers in Utrecht, waaronder vele met het karakteristieke ex-libris dat ook in mijn exemplaar zit. Grappig genoeg vond ik dat waarschijnlijk exact dit exemplaar in oktober 2022 als onderdeel van kavel 365 in de veiling van Van der Wiele is verkocht. Als één van de zes boeken in dat kavel staat namelijk dit boek, inclusief de opdracht van de auteur aan Van der Loo. De koper heeft er kort plezier van gehad, want in het najaar van 2024 is het dus alweer geveild bij Bubb Kuyper en door mij gekocht. Zou dit exemplaar destijds ook in de veiling van Beijers hebben gezeten? Ik bezit die catalogus niet (in tegenstelling tot de Beijers-catalogus Johan Polak) dus ik kan het niet nazoeken.
De opdracht van Goris (als Marnix Gijsen) spreekt van “oprechte hulde” aan Van der Loo. De opdracht is niet gedateerd, de hulde hoeft dus niet in 1946 gebracht te zijn maar kan ook van later datum zijn. Er is weinig online te vinden over het leven van Van der Loo en ik kan dan ook niet duiden wanneer hij eventueel gehuldigd is (Als schilder? Als dichter?). Maar wellicht gaf Goris/Gijsen hem dit werkje in 1976, toen Van der Loo zijn bibliografie over Gilliams publiceerde, en had de titel daar betrekking op. Immers, Gilliams kan als Vlaams genie worden beschouwd en Goris heeft zich altijd ingezet voor Vlaamse cultuur en literatuur - en was mogelijk heel blij dat Van der Loo zich zo voor Gilliams  had ingezet. Maar het kan net zo goed iets anders zijn geweest. Waarschijnlijk zullen we het nooit weten.