25 augustus, 2023

346 - Een Elzeviertje in mijn bibliotheek

Onder boekenverzamelaars hebben de zogenaamde 'Elzeviers' heel lang een bijna mythische status gehad. Er is vrijwel geen boek over boekgeschiedenis of over het verzamelen van boeken waarin niet een passage over Elzeviers, hun betekenis voor de boekgeschiedenis en de verzamelwoede ervan is opgenomen. Dit uitgevershuis moet trouwens niet verward worden met de huidige uitgeverij Elsevier, die op geen enkele manier verbonden is met Elzevier. De Elzeviers waren zó populair, dat sprake was van een heuse Elzevieromanie (inclusief recordprijzen op veilingen). In die lijn publiceerde de Stichting Desiderata al weer twee jaar geleden De bibliomaan van Charles Nodier met daarin ook een uitvoerig betoog van Ed Schilders over o.a. Elzeviers, de Elezevieromanie en het meten van de marges. Er werd dan ook een Elzevierometer bij dit
boek geleverd, die ik helaas niet kon gebruiken bij gebrek aan een eigen Elzevier. Tot overmaat van ramp kocht ik onlangs van Garrelt Verhoeven de gelegenheidsuitgave De vreemde zaak van het quasi onvindbare Elzeviertje. Een bibliografische cold case in tijden van corona. Dit boekje verscheen in 2020 ter gelegenheid van het afscheid van Paul Hoftijzer als hoogleraar boekwetenschap in 600 genummerde exemplaren (ik heb nummer 571) . Het is een verslag van een gelukkige vondst van Verhoeven op een Franse antiekmarkt, waar hij een bij nader inzien zeer zeldzame Elzevieruitgave kocht waarna hij langzaam maar zeker de publicatiegeschiedenis ervan ontsluit. Maar hij vertelt ook uitvoerig over verzamelaars van Elzeviers door de eeuwen heen en de Elzevieromanie die hen in de greep had. Binnenkort verschijnt een nieuwe uitgave van dit werk bij de Walburg Pers, waar eerder ook het mooie boekje Ik zoek geluk in druk te vinden van Verhoeven verscheen, waarin hij meer boekenavonturen beschrijft.

Al dit lezen over Elzeviers heeft het gemis hiervan in mijn kast uiteindelijk onverdraaglijk gemaakt. Gelukkig was er - net zoals ik eerder schreef over uitgave van Elias Luzac - nu ook weer Marktplaats als redder in nood. Voor een luttele 25 euro kocht ik een Elzevier uit 1677, namelijk Opera quaee extant van Claudianus, met een voorwoord van Nicholas Heinsius. Weliswaar wat beschadigd (de eerste pagina's missen) maar goed genoeg voor mij. Eindelijk kon ik mijn Elzevierometer eens echt gebruiken.

Voordat ik jullie meeneem naar een beschrijving van dit boek, eerst iets over Elzeviers en wat daar zoal over geschreven is in diverse boeken over boeken uit mijn eigen kast.

Werken over Elzevier uit mijn eigen bibliotheek

Voor mijn vorige post sneupte ik in mijn eigen bibliotheek op zoek naar Laurens Janszoon Coster. Dit keer gaat het mij om informatie over Elzeviers. Ik mis in mijn bibliotheek de echte standaardwerken over de Elzeviers, zoals de Elzevier-bibliografie van Alphonse Willems waar Garrelt Verhoeven veel uit put  (Les Elzevier: histoire et annales typographiques, 1880) of het boek van Paul Hoftijzer Boekverkopers van Europa. Het Nederlandse zeventiende-eeuwse uitgevershuis Elzevier (2000). Ik moet het doen met wat meer algemene beschrijvingen over de Elzeviers.
  • In het klassieke werk van Piet Buijnsters, Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie (2010) staat een heel hoofdstuk over Elzeviers (en een heel hoofdstuk over Laurens Janszoon Coster trouwens). Buijnsters grijpt vrijwel meteen terug op Rimmert van der Meulen (zie hieronder) en diens melding van "elsevier-maatstokjes" die werden gebruikt om de marges te meten (hoe meer marges, hoe beter en hoe waardevoller). Daar is de Elzevierometer van Stichting Desiderata dan ook op geïnspireerd. Buijnsters stelt dat deze maatstokjes nooit zijn aangetroffen en hij vraagt zich af of deze überhaupt hebben bestaan. Buijnsters geeft verder een schets van het uitgevershuis Elzevier, de vertakkingen in Den Haag, Utrecht, Amsterdam en Leiden en de gezichtsbepalende familieleden daaruit. Het hoogtepunt van de uitgaven kwam rond en net voor 1650 op de markt. Elzeviers werden in een handig klein formaat geproduceerd, in hoge oplagen en met goede kwaliteit papier en letters. En ze hadden de beste auteurs uit een breed scala aan vakgebieden in hun fonds. Met als gevolg dat Elzevier-uitgaven bij alle grote geleerden in heel Europa op de plank stonden en dientengevolge gezocht én verzameld werden.
    Maar er waren ook heel veel "valse" Elzeviers op de markt, en het kwam er op aan de valse van de echte te onderscheiden. Het boekje van Garrelt Verhoeven gaat hier ook over. Er verschenen verschillende standaardwerken met uitgebreide commentaren op de vraag of bepaalde uitgaven vals of echt waren. Dit waren de handboeken die verzamelaars gebruikten in hun speurtocht naar Elzeviers. Buijnsters beschouwt J.J.W.R. van Dijck als de laatste Nederlandse Elzevier-verzamelaars. Zijn imposante collectie werd in 2005 in 685 kavels bij Bubb Kuyper geveild. Buijnsters constateert: "voor het overige lijkt het Elzeviervirus onder de Nederlandse particuliere verzamelaars voorgoed te zijn verdwenen."
  • Ik noemde al de Stichting Desiderata-uitgave van Charles Nodier's verhaal De bibliomaan (2021). Het gaat hier om een door het Elzevier-virus aangetaste verzamelaar die ontdekt dat een concurrent  een Elzeviereditie met bredere marges dan zijn exemplaar bezit, en vervolgens overlijdt door de schok:
    "'U ziet nu,' zei hij tegen mij, 'de ongelukkigste aller mensen! Dat boek is de Vergilius van 1676, op grootformaat papier, waarvan ik dacht het reuzenexemplaar te bezitten, het overtreft het mijne met een derde linie. (...)  Een derde linie! Ach! Bagatelliseert u een derde linie van de priem die uw haart doorboort?' Zijn lichaam sloeg geheel achterover, zijn armen verstijfden en zijn benen kwamen in de greep van een spijkerharde kramp."
    In de uitgebreide toelichting van Ed Schilders komen al de elementen die Buijnsters noemt terug, waarbij Schilders toch een aantal vraagtekens zet bij de stelligheid dat de zogenaamde maatstokjes nooit bestaan zouden hebben.
  • Het boek van Rimmert van der Meulen, Over de liefhebberij voor boeken (1893) werd door Buijnsters al aangehaald. Van der Meulen schrijft over de verzameldrift van Elzeviers, maar constateert ook dat de inventarisatielijsten van bestaande Elzeviers de verzamelwoede wat temperden (en de prijzen ook) omdat bleek dat veel titels helemaal niet zo zeldzaam waren. Veel Elzeviers werden namelijk in zeer hoge oplagen geproduceerd. Mede hierdoor doofde de Elzevieromanie in de vroege twintigste eeuw wat uit.
  • De memoires van Leona Rostenberg en Madeleine Stern heb ik al vaker aangehaald. In verschillende uitgaven vertellen zij hoe zij hun antiquariaat hebben opgebouwd en hoe zij tal van bijzondere boeken vonden in hun speurtochten door Europa en Noord-Amerika. In Old books, rare friends (1997) vertellen zij hoe Leona Rostenberg startte met het verkopen van oude boeken en dat hun tweede catalogus uit 1947 volledig was gewijd aan "The house of Elzevier". Deze catalogus staat integraal afgedrukt in Bookman's quintet. Five catalogues about books (1980). Ik heb nog even gecheckt: mijn Claudianus stond niet tussen de 165 nummers, die overigens in no-time waren uitverkocht. Rostenberg vertelt de anekdote dat deze tweede catalogus was voorbereid, maar twee weken lang bij het postkantoor was blijven liggen terwijl de dames zich afvroegen waarom niemand een bestelling uit deze catalogus deed... Toen de catalogus alsnog werd verzonden was deze in no-time uitverkocht, wat het bedrijf van de dames een welkome boost gaf. Deze zelfde anekdote werd trouwens al eerder verteld in Old and rare. Thirty years in the book business (1974)
  • John Herbert Slater (1854-1921) was een Engelse bibliofiel en auteur van verschillende boeken over boekenverzamelen. In Book collecting (1892, in een genummerde oplage van 500 waarvan ik nr. 437 heb) staat een apart hoofdstuk voer "The Elzevir Press". In How to collect books (1905) staat een verkorte versie van dit hoofdstuk. De beschrijving van de Elzeviers is onderdeel van zijn beschouwing over "celebrated presses". Eerst schrijft Slater in dat verband over Aldus en daarna over Elzevier. Hij zegt:
    "Compared to this grim old editor-printer of a bygone age, the Elzevirs one and all were literary children, playing with ther master's text - children, who never grew old, and whose many liberties were not only endured, but excused out of consideration for their engaging ways. They were pirates too, without exception, but they turned you out well. If they mutilated your text, they at any rate supplied you with the best of paper, ornaments and type: from their hands you emerged a well-dressed gentleman, a little ignorant perhaps, but decidedly aristocratic."
    Slater geeft een stukje van de genealogie van Elzevier en beschrijft dan kort de hoogtepunten van de persen. Hij gaat uit van 1608 verschillende titels, waarvan 1213 de naam of het merk van de firma dragen. De meeste in Latijn, een flink aantal Frans en dan nog wat publicaties in Grieks, Duits, Italiaans, Hebreeuws en Nederlands. En eentje in het Engels.
    Ook Slater noemt trouwens het meetstokje als een gegeven:
    "The enthousiastic collector carries with him an ivory rule on which the French measures are marked. (...) Anything below 125 millimetres is hardly worth loooking at.".
    Vervolgens beschrijft Slater hoe twee exemplaren van Le Pastissier Francois werden verkocht: eentje van 128 millimeter hoog voor 6o pond en een onafgesneden exemplaar voor 400 pond. Waarbij het verschil 2, maximaal 3 millimeter was. Deze specifieke uitgave werd vanwege de schaarste overigens wel als de kroon op elke Elzevier-collectie beschouwd. Ook vertelt Slater over Charles Nodier, die zijn hele leven zocht naar een eerste druk van de door Elzevier gedrukte Vergilius uit 1636 ondanks dat dit een slecht geproduceerd exemplaar was dat vol met fouten stond. Toen hij het boek vond, paste het precies in de ruimte die hij al die tijd in zijn boekenkast ervoor had vrijgehouden. Drie jaar geleden werd overigens een exemplaar van geveild voor $600.

Elsevier en Elzevier

Ik zei al dat het huidige uitgevershuis Elsevier en de 16e/17e-eeuwse Elzevierfamilie niets met elkaar te maken hebben, behalve dat de oprichters van Elsevier de naam eraan ontleenden. Maar er is meer dan alleen de naam geleend: in de loop van de tijd is binnen het tegenwoordige Elsevier een collectie van uitgaven opgebouwd van het originele uitgevershuis. Deze collectie staat inmiddels bekend als "The Elsevier Heritage Collection" en bestaat uit circa 1000 titels in zo'n 2000 delen. 

Uitsnede uit het schilderij "Een promotie bij de universiteit"
ca. 1650 geschilderd door Hendrick van der Burgh.
Rechts van de poort van het Leidse Academiegebouw had
de firma Elzevier haar boekwinkel en drukkerij /
uitgeverij. Vermoedelijk zijn daar wat aankondigingen
van nieuwe boeken te zien.
(afbeelding: Stedelijk Museum De Lakenhal).
In het Jaarboek 2014 van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen schrijft Sjors de Heuvel een bijdrage over de herkomst van een deel van de Elzeviers in the Collection: "De Elzevier-bibliotheek van de hertog van Chartres. Een negentiende-eeuwse bibliofiel in de Elsevier Heritage Collection". Na een algemene beschrijving van de Elzevier-familie en de Elzevieromanie vanaf de 17e eeuw gaat De Heuvel in op Robert d'Orleans, de hertog van Chartres, en diens bibliofilie. Een deel van zijn collectie Elzeviers - ongeveer 700 stuks - werd in 1952 door Elsevier aangekocht. Samen met andere aankopen maakte dit The Heritage Collection tot wat het nu is.
Eerder schreef De Heuvel al een artikel in De Boekenwereld (2015, te lezen via DBNL), waarin hij de bredere historie van de EHC schetst én beschrijft waar de collectie zoal vandaan kwam en welke bijzondere exemplaren erin te vinden zijn.

Overigens schreef Jan Paul Bresser ooit in een tijdschrift van Elsevier een artikel over Elzevier, waarin de historie van de historische uitgeverij wordt beschreven. Hij haalt daarbij het schilderij van Van der Burgh hier rechts aan.

Mijn Claudianus uit 1677

Na de ontvangst van mijn Elzevier heb ik als eerste daad mijn Elzevierometer langs Claudianus gelegd. Uitslag: 114 millimeter. Volgens het criterium van Slater dus een exemplaar "hardly worth looking at". Ook omdat het boekje niet compleet is: de titelpagina en de eerste drie bladen ontbreken. Daardoor is het ook lastig om te bepalen van welke pers het boekje is gekomen. Gelukkig zijn er meerdere exemplaren digitaal beschikbaar, en daaruit wordt duidelijk dat mijn boekje is gedrukt in Amsterdam door Daniel Elzevier (1626-1680). Daniel behoorde tot de tweede generatie drukkers. Hij opende in 1638 een drukkerij in Amsterdam, waar hij volgens Slater 260 titels produceerde (en na zijn dood zijn weduwe nog 7).
Als ik kijk naar complete exemplaren van deze Claudianus dan worden daar geen absurde prijzen voor gevraagd, zij het wel veel meer dan de 25 euro die het mij kostte. Echt zeldzaam is deze titel niet.
 
Het boekje is gebonden in een beschadigd perkamenten bandje. Het is duidelijk intensief gebruikt / gelezen. De laatste paar pagina's hebben in het midden van de zijkant een beschadiging, het lijkt alsof door het bladeren met een natte vinger er uiteindelijk een halfrond stukje uit het papier is gesleten. Overigens zijn er verder geen aantekeningen in het boekje gemaakt (gelet op de afgesneden marges was daar ook geen plek voor), wel zijn er hier en daar ezelsoren in pagina's aangebracht. Dat lijkt erop te wijzen dat het vooral intensief gelezen is. En dat het veel is meegedragen, want aan de randen van de pagina's zijn butsen en vochtplekken te zien. Alsof deze Elsevier mee op reis is geweest - precies de reden waarom dit soort boekjes in een dergelijk klein formaat werden gemaakt.

Afbeelding uit het boek van Buijnsters (p. 75)
Je kan je afvragen waarom ik toch zo tevreden ben met deze beschadigde, ondermaatse, niet al te zeldzame Elzevier in mijn bibliotheek. Voor mij is het de iconische waarde van het boek, of liever: waar het symbool voor staat. Elzeviers zullen nooit mijn verzamelgebied worden; het ontbreekt mij simpelweg aan de middelen. Maar ik vind dat in mijn bibliotheek een aantal iconische boeken thuishoren. Zoals een Elzevier, net zoals ik een incunabel wilde hebben. Ik probeer nog mijn hand te leggen op een Aldus-uitgave en ik wil ook nog een Leidse Plantijn-uitgave. Als eerbetoon aan al die drukkers van vroeger, die hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het boek. Natuurlijk zal ik toekomstige veilingen in de gaten houden: ik wil zeker nog wel een paar Elzeviers erbij, liefst van verschillende persen. Ik heb er nu één uit Amsterdam, ik wil nu ook Elzeviers uit Leiden, Den Haag en Utrecht. Die zal ik dan naast deze eersteling zetten. Hopelijk heb ik over een tijd een mooi rijtje Elzeviers staan. Het aantal zal waarschijnlijk echter nooit ook maar in de buurt komen van die van Van Dijck (zie afbeelding hiernaast).