30 maart, 2023

342 - Elie Luzac's standaardwerk Hollands Rijkdom (1780-1783)

Ik weet niet of mijn blogs elke keer inspiratie zijn voor mijn lezers, maar ik heb voor de gelegenheid met mijn vorige blog in elk geval mijzelf geïnspireerd. In termen van bezoekers van mijn blog scoorde mijn verslag van mijn reis door eeuwen boekgeschiedenis niet meteen heel hoog, wat mij het ergste doet vrezen voor deze aflevering. Want ik ga nog even door op het laatste thema van vorige keer: de boekcultuur in Nederland, en in het bijzonder Leiden, in de 18e eeuw. Centraal staat deze keer een recente aankoop, helemaal in lijn met mijn vorige blog: de vierdelige uitgave van Luzac's Hollands Rijkdom uit 1780-1783. Maar voordat ik op dat boek inga, neem ik eerst nog een lange aanloop om de context te schetsen.

Elie Luzac: 18e-eeuwse veelschrijver, intellectueel, uitgever en netwerker

Het boek van Rietje van Vliet over Elie Luzac (1721-1796) waar ik vorige keer over schreef bleef bij mij hangen. Het mooie van het schrijven van een boek rond één centrale figuur is dat de persoon om wie het gaat diepgang krijgt en dat je niet alleen de feiten over zijn leven hoort, maar ook gevoel krijgt bij hoe iemand als persoon is en functioneert. Met zijn mooie en lelijke kanten. Wyger Velema schrijft in een recensie over dit boek een mooie kenschets van Luzac: 

Deze levendige publicist ontbrak het evident aan de originaliteit van een Hume, een Diderot of een Kant, maar in het intellectueel tamelijk vlakke landschap van de Nederlandse achttiende eeuw (een constatering die ondanks decennia van herwaardering voor dit tijdvak onverminderd van toepassing blijft) behoorde hij zonder twijfel tot de beste geesten. (...) Hij was, zoals E.H. Kossmann in zijn aan Luzac gewijde oratie van 1966 opmerkte, ‘een van die auteurs die sneller schrijven dan God lezen kan.’ Luzac schreef probleemloos over de meest uiteenlopende onderwerpen, maar filosofie, politieke theorie, natuurrecht, politieke economie en politiek waren zijn meest geliefde terreinen. Hij becommentarieerde tal van grote denkers van de Europese Verlichting, van Montesquieu tot Rousseau en van Leibniz tot Wolff. In zijn belangrijkste werken deed hij zich kennen als een aanhanger van een rationalistische, gematigde, tolerante en politiek behoudende Verlichting.

Luzac als de man die sneller schreef dan God kan lezen... Nu is Luzac ook al de Vestdijk van de 18e eeuw. Het is met de persoon van Luzac dus maar net met welke bril je hem bekijkt. Rietje van Vliet koos in haar boek het perspectief van de boekhandelaar/uitgever. De eerdergenoemde Kossmann bekijkt Luzac vanuit het perspectief van politieke geschiedenis. Hij zegt

Ik wil voor Luzac niet meer opeisen dan hij verdient. Hij was noch een groot denker noch een groot schrijver. Toch lijkt me dat hij recht heeft op diepere aandacht dan hem gemeenlijk geschonken wordt. Want hij heeft, naar het mij voorkomt, karakteristieke termen en definities gevonden voor wat men naar analogie van het verlichte despotisme zou kunnen noemen: het verlichte conservatisme. 

Bert Tieben beschouwt Luzac vanuit economisch perspectief en kijkt naar diens bijdrage aan de ontwikkeling van het economisch denken in Nederland. Hij vergelijkt het denken van Luzac met Adam Smith. Tieben zegt:

Wat was er verlicht aan de denkbeelden van deze conservatief? Het is de rationele benadering van maatschappelijke vraagstukken. (...) Een rode draad bij Luzac is de constatering dat niemand arbeid verricht uit oogpunt van het algemeen belang, maar louter om het eigenbelang te dienen. (...) Luzac begreep terecht dat de marktprijs een relatieve prijs is. (...) Had de economische professie maar naar Luzac geluisterd, dan hadden we ons de omweg via de arbeidswaardeleer kunnen besparen.

En over zijn boek Hollands Rijkdom

De kern van het boek is dat vrijheid noodzakelijk is om de koophandel en dus de welvaart van een land te doen bloeien. Het begrijpen van dit proces is wat Luzac koophandelskunde noemt. (...) Keer op keer stelt Luzac dat alleen de centrale overheid kan optreden in het algemeen belang. Voor de bescherming van de handel en andere algemene belangen was de zichtbare hand nodig van de stadhouder: een positie die hem in zijn eigen tijd op veel kritiek en zelfs molest kwam te staan. Het beginsel dat voor goed werkende markten een sterke overheid vereist is, wordt in onze tijd juist steeds beter begrepen. 

Luzac was een veelzijdig man, iemand die zich actief bewoog in / kennis had over een Europees netwerk van verlichtingsdenkers. En als schrijver en uitgever daarin een voorname rol speelde, hoewel ook hij in de snel veranderende tijden aan het einde van de 18e eeuw met tegenslag te maken kreeg. Zo werd hij al eens getrakteerd op een paar klappen vanwege zijn politieke opvattingen en ook als uitgever / boekhandelaar betaalde hij de prijs voor zijn vasthoudende "verlicht conservatieve" koers in tijden van revolutie: zijn klanten bleven weg. Maar ook al eerder in zijn carrière ging hij confrontaties niet uit de weg: welbewust publiceerde hij het toen uiterst controversiële boek L'Homme machine van La Mettrie omdat hij de vrije uitwisseling van ideeën, de vrijheid van meningsuiting, een belangrijke waarde vond. Van Vliet laat overigens mooi zien hoe op basis van zijn ervaringen Luzac later in zijn leven desondanks pleitte voor een begrenzing van die vrijheid, want ongelimiteerde vrijheid kan volgens hem uiteindelijk leiden tot bewuste kwaadsprekerij en destabilisering van de samenleving.

Enkele kernpublicaties van Luzac

Luzac schreef veel en gaf veel van zijn eigen publicaties ook uit. Een paar van die uitgaven springen er uit. Een ervan is Reinier Vryaarts Openhartige Brieven een kwartaalschrift dat Luzac zelf volschreef en uitgaf. Weliswaar onder pseudoniem, maar iedereen wist dat het Luzac was van wie de Brieven afkomstig waren. In de verschillende uitgaven becommentarieerde Luzac de maatschappelijke ontwikkelingen van zijn tijd. Hij nam daarin ook duidelijk stelling als orangist tegenover de patriottische overtuigingen in het land. 

Een andere belangwekkende uitgave van Luzac, volgens sommigen zelfs zijn bekendste werk, is Hollands Rijkdom. Of meer precies de vierdelige uitgave Hollands rijkdom, behelzende den oorsprong van den koophandel, en van de magt van dezen Staat; de toeneemende vermeerdering van deszelfs koophandel en scheepvaart; de oorzaaken, welke tot derzelver aanwas medegewerkt hebben; die, welke tegenwoordig tot derzelver verval strekken; mitsgaders de middelen, welke dezelven wederom zouden kunnen opbeuren, en tot hunnen voorigen bloei brengen die tussen 1780 en 1783 verscheen. Hollands rijkdom, een vertaling en uitbreiding van een oorspronkelijk Frans werk, kan worden beschouwd als de eerste volledige handelsgeschiedenis van Nederland. Daartoe werd het oorspronkelijke werk waar Luzac zich op baseerde, La richesse de la Hollande (1778) van Jacques Accarias de Sérionne, "merkelijk veranderd, vermeerderd, en van verscheiden misslagen gezuiverd", aldus de titelpagina. De omvang van de Nederlandse uitgave is met zijn ruim 2400 pagina’s dan ook meer dan driemaal die van de Franse.

Mijn exemplaar van Hollands Rijkdom 

Ik ging na lezing van het boek Van Vliet om mij heen kijken om te zien of ik een betaalbaar werk van Luzac kon vinden. Liefst een van zijn meer significante werken. Tot mijn grote plezier werd een complete serie van Hollands Rijkdom op Marktplaats aangeboden, en voor een mooi bedrag van 30 euro mocht ik het hebben. Het exemplaar heeft wel wat werk en liefde nodig: van deel 4 ontbreekt de rug helemaal, van deel 1 is de rug los en verscheidene voor- en achterplatten zijn los. Maar de boeken zijn compleet en de boekblokken in goede staat, dus sowieso een hele fijne aankoop.

Bij het bestuderen van de staat van de boeken vielen mij nog een paar dingen op. Allereerst dat in één van de delen een klein briefje zat met het nummer "187" erop. Dit is een papiertje wat naar mijn ervaring door veilinghuizen wordt gebruikt om kavels te nummeren. Mijn setje is kennelijk eerder in een veiling als kavel 187 verkocht. Ik heb geen idee wanneer of waar en kon ook niet in catalogi van een aantal recente boekenveilingen deze set boeken bij dit kavelnummer terugvinden. 

De uitsnede uit de pagina die op mijn
boekband is te zien

Het tweede is dat bij de twee delen waar de rug van mist, te zien is dat de ruggen zijn verstevigd met bedrukt papier, mogelijk van andere boeken. Op basis van de paar leesbare woorden kon ik terugvinden wat het was: de ruggen van in elk geval twee boeken blijken verstevigd met delen van het voorblad van de uitgave La régence: journal des échecs, Volume 1, een schaakboek uit... 1849. Het lijkt er op dat mijn set boeken bijna vijftig jaar na verschijning is ingebonden of opnieuw is ingebonden. Op zich was het niet ongebruikelijk dat je oningebonden boeken kocht en dat je die naar eigen smaak kon laten inbinden. Alleen het feit dat dit zo lang na verschijnen gebeurde vind ik wel bijzonder. Ook omdat het een redelijk doorsnee band is waar ze nu in zitten, en niet een of andere fraaie privéband voor een persoonlijke bibliotheek. Maar wellicht waren de oorspronkelijke banden beschadigd en hechtte de toenmalige eigenaar aan goede nieuwe banden zonder daar veel voor te willen uitgeven.Wat ook kan is dat het boek überhaupt pas veel later door iemand is gekocht. Uit de boedelbeschrijving van Luzac na zijn overlijden blijkt dat er begin 19e eeuw nog 212 exemplaren van het werk op voorraad waren, en via Delpher vond ik advertenties van boekhandels die het werk midden 19e eeuw ook nog aanbieden. Zoals de Haagse antiquaar J.L.C. Jacob die in 1844 een set aanbiedt voor 9 gulden (en vervolgens in 1851 een advertentie plaatst waarin hij het eerste deel zoekt). In 1847 plaatst de Haagse boekhandelaar Van Stockum ook een advertentie met gezochte titels, waaronder Luzac’s Hollands Rijkdom. Het boek was in die tijd nog gewild, en goed verhandelbaar.

Over de productie van Hollands Rijkdom

Hierboven is al iets gezegd over de betekenis van Hollands Rijkdom en het economisch denken dat daarin is neergelegd. Rietje van Vliet beschrijft in haar boek uitvoerig de context van deze publicatie. Luzac had in de jaren daarvoor al meerdere uitgaven rond het thema koophandel op de markt gebracht. Het was een tijd van extreme rijkdom van de Republiek, maar alom werd ook geschreven over de signalen van achteruitgang, zowel in tijdschriften als in boeken, die in diverse landen verschenen. Adam Smith’s Wealth of nations uit 1776 past in dat discours, maar hij was lang niet de enige die over dit thema publiceerde. Van De Sérionne publiceerde Luzca bijvoorbeeld in 1766 al een werk over commercie in Europa. Dit werk werd een kassucces. Na een paar andere werken over koophandel publiceerde Luzac in 1778 dan ook La richesse de la Hollande van De Sérionne en ook dat werk verkocht goed. Maar omdat er een aantal kritische recensies over het boek waren verschenen en ook Luzac zelf het werk langdradig en onvolledig vond, besloot hij een eigen bewerking te maken en die op de markt te brengen. Ook zijn kritiek op Jan Wagenaar, die hij verweet in zijn standaardwerk Vaderlandsche historie te weinig aandacht te hebben voor de economische geschiedenis van de Republiek, inspireerde hem. Hij bracht daarom een prospectus uit voor het standaardwerk dat hem voor ogen stond, met een intekenprijs van 9 gulden voor de hele set. Het liep storm met de intekeningen (390 exemplaren werden op voorhand verkocht) en een jaar later verscheen het eerste deel van Hollands Rijkdom. Hoewel in de prospectus was beloofd dat de vier delen binnen 16 maanden zouden verschijnen, duurde het uiteindelijk drie jaar voordat het werk af was. Uiteindelijk had Luzac er een mengeling van economische en politieke opvattingen van gemaakt, wat hem op veel kritiek kwam te staan. Met grote stelligheid betoogde hij immers het nut van het stadhouderschap voor de bloei van de natie, en dat in een tijd dat de tegenstellingen tussen patriotten en prinsgezinden steeds scherper werd. Maar Luzac koos duidelijk partij, ook tegen Wagenaar en ook dat dat laatste werd hem aangerekend. In het vierde deel reageerde hij dan ook scherp op de kritiek op de eerste drie delen. Vanuit het patriottische kamp was men niet mals voor Luzac: “Dus is de schrijver van Hollands Rijkdom slechts een verachtelijke vleier van het Huis van Oranje, een vijand der nationale vrijheid”. Aldus de door Rietje van Vliet aangehaalde Leidse publicist François Bernard. Er werden overigens ook Duitse vertalingen van Luzac’s werk voorbereid, met de aankondiging dat (net als Luzac deed bij De Sérionne) het werk aangepast en verbeterd moest worden. Ondanks alle kritiek werd het werk een bestseller, en na Luzac’s dood werd in 1801 nog een tweede druk op de markt gebracht. Zie overigens voor een interessant artikel over de verschillen tussen de Franse en Nederlandse uitgave deze link.

Inhoud van de vier boeken

Zoals gezegd is deze uitgave een uitbreiding van de oorspronkelijke Franse uitgave. Voor Luzac veel werk om het om te schrijven voor het beoogde publiek en ook de nodige bronnen er bij te zoeken. Hij verontschuldigt zich steeds voor de beperkte kwaliteit en late verschijning: "Het zelve zoude veel eerder te voorschijn gekomen zijn, had ik 'er minder tijd en moeite aan besteed." Maar ook: "echter zoude het eerder, en ook wat minder gebreklyk, van de pers zyn afgekomen, was ik minder met andere bezigheden bezet geweest."
  • Het eerste deel begint met een uitgebreid voorwoord waarin Luzac de algemene thematiek van zijn boek neerzet en daarna nog een inleiding ("de koophandel ten gelijke tijde met de vrijheid in Holland is opgekomen, en er, als 't ware, te gelijk met dezelve is geboren"). Het eerste deel kent verder drie hoofdstukken waarin vooral de opkomst van de verschillende hoofdthema's in zijn boek wordt beschreven: opkomst van de scheepvaart vanaf oude tijden en idem over de opkomst van de koophandel. Hij begint bij Julius Caesar en de Batavieren en komt via de Noormannen uit bij de glorietijd van de vaderlandse handel in de 16e en 17e eeuw. In het derde hoofdstuk beschrijft hij de scheepvaart en koophandel sinds de opkomst van de vrije staat, volgens Luzac te markeren vanaf 1566, het moment van verzet tegen Filips II. Hij gaat dieper in op de Oost- en West-Indische maatschappijen, de handel op verschillende landen en de visserij. Het eerste deel sluit af met een lange reeks bijlagen, meestal verschillende documenten die zijn betoog moeten ondersteunen: een brief, een verdrag, octrooien, vergunningen, een plakkaat, enz. Sowieso onderbouwt Luzac zijn verhaal grondig maar mooi is dat hij ook verschillende historische documenten opneemt, soms integraal en soms samengevat.  
  • Het tweede deel begint ook met een voorwoord en daarna een lijst met intekenaren op deze uitgave. Hieruit blijkt dat voor de bibliotheek van de Prins van Oranje 2 exemplaren waren bestemd. Voor het overige staan er veel boekverkopers op de lijst, verder diverse leesgezelschappen, advocaten, schepenen, notarissen, predikanten en kooplieden. Maar ook de burgemeester van Monnickendam, een kostschoolhouder in Noordwijk, een chirurgijn uit Maassluis en een huisman (?) uit Garnweert. 
    In dit deel staan de hoofdstukken 4 en 5. Hoofdstuk 4 gaat over de oorsprong en oprichting van de admiraliteiten. Hoofdstuk 5 heet geen hoofdstuk maar “hoofddeel” en gaat over de "staat der verenigde gewesten", met in paragrafen speciale aandacht voor de VOC en WIC algemeen, vervolgens specifiek aandacht voor Suriname (zie uitgebreider hier), Berbice, Essequebo en Demerari, Curacao, St. Eustatius en overige gewesten. Dan gaat Luzac in op haringvangst, walvisvangst, kabeljauwvangst om vervolgens nog in te gaan op koophandel in Europa, handel in effecten en de staat van fabrieken en manufacturen. Ook hier aan het slot weer een lijst met bijlagen, nog langer dan in het eerste deel, met wederom tal van officiële documenten die zijn betoog onderbouwen. Zoals de "memorien van de vrije planters in de colonie de Berbice, aan de directeuren van gemelde colonie, met de antwoorden op dezelven". Maar ook een rapport over de toestand in Oost-Indië, uit 1664.
  • Het derde deel begint wederom met een bericht aan de lezer, waarin Luzac verzucht dat hij zich niet had gerealiseerd dat hij zoveel te veranderen, verhelpen en vermeerderen zou hebben aan de oorspronkelijke Franse uitgave. Verder herhaalt hij daar met nadruk het belang van vrijheid voor de koophandel: "Niemant is meer dan ik overtuigd, dat de koophandel zonder vrijheid niet bestaan kan; de vrijheid is de ziel van alle koopmanschap: ik beken 't."
    Dit deel bevat de hoofdstukken 6 en 7 en in deze hoofdstukken staat de opkomst en bloei van de koophandel echt centraal. Hoofdstuk 6 beschrijft de opkomst daarvan sinds de "vereenigden staat", en hoofdstuk 7 gaat in op de verdere bloei daarvan. In hoofdstuk 7 is dan specifiek aandacht voor de staatsgeschiedenis, de burgerlijke vrijheid, de voortreffelijkheid van de stadhouderlijke staatsregering (hier zie je wel heel nadrukkelijk de orangistische kant van Luzac) en van verbonden, verdragen en reglementen. Uiteraard wederom met een lijst met bijlagen waarin die verschillende aangehaalde verdragen en verbonden worden gereproduceerd.
  • Het vierde deel focust meer op het verval van de periode van rijkdom van Nederland. Het telt ook veel meer hoofdstukken, genummerd 8-21. De hoofdstukken gaan in op de oorzaken van dit verval. Luzac gaat in op de schadelijke invloed van belastingen, van de "staatsgesteltenis", van het gebrek van verbintenissen met vreemde mogendheden, het gebrek aan een goede krijgsmacht en van het geven van krediet. Ook gaat hij in op het verval van Oost- en West-Indische bezittingen en van "onzer Colonien" in het algemeen. Vanaf hoofdstuk 17 doet Luzac suggesties voor een hernieuwde opleving van de koophandel, zowel als het gaat om de binnenlandse koophandel als om scheepvaart en fabrieken. Het boek sluit af met een lijst van 15 punten waarin Luzac nog eens samenvat hoe hij er over denkt. Niet verbazend is het eerste punt "het handhaaven der tegenwoordige regeeringsvorm onzes vaderlands", maar al twee jaar na publicatie van dit boek ontstond helaas voor hem de Bataafse Republiek. Die wens van Luzac is daarmee niet uitgekomen. Verder pleitte hij oa voor belastingen op voorwerpen "van pracht en weelde", maar expliciet niet op de koophandel. Ook "het vermijden van oorlog" is een belangrijk punt. Na deze hoofdstukken volgt nog een narede waarin Luzac verantwoording aflegt over zijn keuzes. Zo zegt hij: "Ik weet wel, en ik hebbe het vooruitgezien, dat 'er velen zouden vallen over mijne overweegingen raakende de constitutie van ons gemenebest, en de noodwendigheid der stadhouderlijke regeeringe" en dat dit niet hielp bij de verkoop. Verder gaat hij uitgebreid in op de kritiek dat hij de historicus Jan Wagenaar te weinig prijst. Hij vindt het allemaal prima wat men van Wagenaar vindt, "al wilde men hem een goud standbeeld in zijne vaderlijke stad oprichten, hem vergoden", maar Luzac vindt dat Wagenaar veel te weinig aandacht schenkt aan onderwerpen die in Hollands Rijkdom wel worden benoemd. 
    Ook dit vierde deel kent een aantal bijlagen, waaronder een groot vel met een overzicht van de goederen die zijn ingeklaard bij de Waag, rond 1610. 
Daarmee sluit Luzac zijn werk af. Het is fijn om deze historische uitgave zelf in bezit te hebben. De vier delen krijgen een mooi plekje in mijn bibliotheek, in afwachting van de noodzakelijke reparaties. Ik hou daarnaast mijn ogen open voor nieuwe aanwinsten van Luzac, hopelijk lukt het om ook nog een complete set van Reinier Vryaart op de kop te tikken. 

01 maart, 2023

341 - Vier eeuwen boekgeschiedenis in drie vuistdikke boeken

De afgelopen weken heb ik mij ondergedompeld in een paar dikke pillen waarin de rol van het boek in de Westerse samenleving uitvoerig aan de orde komt. En dat vanuit het perspectief van (soms individuele) drukkers en boekhandelaars, maar met uitgebreide vertakkingen naar de ontwikkeling van ideeën over de moderne samenleving en de politieke en maatschappelijke ontwikkelingen door de eeuwen heenb. Onbewust werd ik zo meegenomen langs een cultuurgeschiedenis van vier eeuwen - maar met tal van parallellen met de hedendaagse samenleving. Dat is het mooie van geschiedenis, het leert ons uiteindelijk iets over ons leven vandaag. Een mooie opfrisser kortom, niet alleen leerzaam als het gaat om de geschiedenis van de rol van het boek zelf maar vooral de ontwikkeling van de moderne samenleving zoals we die nu kennen. Waarbij de focus bij het lezen verschoof van Zuid-Europa naar het noorden, en uiteindelijk inzoomde op Leiden. Hieronder ga ik in op de drie boeken die ik las. Aanraders zijn het alledrie, maar de lezer moet wél van details houden. In elk van de boeken passeren bijvoorbeeld letterlijk honderden titels de revue, maar ook talloze namen van schrijvers, drukkers en hun tijdgenoten en en passant worden tal van historische feiten aangehaald (en meestal toegelicht). Een aantal van de genoemde titels heb ik nog nagezocht, maar daar ben ik uiteindelijk mee gestopt. Tenzij de aangehaalde titel om een of andere reden historisch interessant was, dan natuurlijk wel. Zoals deze of deze.

15e/16e eeuw

Het boek van King, met op het
omslag iemand die niet
Vespasiano is
Ik trapte af met het recente boek van Ross King, De boekhandelaar van Florence. De boekhandelaar uit de titel is de Florentijn Vespasiano da Bisticci (1421-1498) die uitgroeide tot één van de belangrijkste boekhandelaren uit de 15e eeuw. Hij opereerde op het snijvlak van de belangrijkste ontwikkeling van zijn tijd, de uitvinding van de boekdrukkunst met losse letters. Tot zijn dood bleef hij voorvechter van het maken van manuscripten, met de hand geschreven boeken, die wat hem betreft niet alleen mooiere maar ook inhoudelijk betere boeken opleverde dan boeken die met een drukpers werden geproduceerd. Maar Vespasiano was ook een man die een voorname rol speelde in het ontsluiten van werken van klassieke auteurs, uit de Griekse en Romeinse tijd dus. Hij had contacten met tal van vooraanstaande wetenschappers en machthebbers uit het Italië van die tijd en uit grote delen van Europa, die allemaal de weg naar zijn boekhandel wisten te vinden. Daardoor wist hij waar zich specifieke manuscripten bevonden en kon hij die laten reproduceren voor zijn klanten. Zoals werken van Cicero, Vergilius, Lucanus, Plinius (de Oude en de Jongere), Seneca, Plato of Aristoteles. Het was ook de tijd dat er in heel Europa actief werd gezocht naar verloren gewaande manuscripten omdat de lezers in de renaissance behoefte hadden aan die kennis  - en er werden er aardig wat teruggevonden in kloosters. Deze moesten vervolgens natuurlijk beschikbaar gemaakt worden voor lezers. Vespasiano had een heel bestand aan kopiisten beschikbaar en het proces van het maken van zo'n manuscript, inclusief het vinden van de juiste versie en het corrigeren van fouten, wordt door King uitvoerig uit de doeken gedaan. King maakt vele uitstapjes naar persoons- en plaatsbeschrijvingen, achterhaalt hoe Vespasiano zich staande hield in allerlei politieke intriges door machthebbers uit verschillende kampen te vriend te houden. Tegelijkertijd wordt ook het dagelijks leven in al zijn gruwelijkheid beschreven, waaronder moordpartijen in de openbare ruimte wanneer een machtsgreep faalt. Inclusief triomfantelijk rondgedragen hoofden. Om nog maar te zwijgen over de gevolgen van de pest. Maar ook de val van Constantinopel en de korte aanwezigheid van veroveraar Mehmet II op het Italiaanse vasteland worden uitvoerig besproken. Die Mehmet II blijkt trouwens een verzamelaar van manuscripten te zijn geweest, die niet toeliet dat waardevolle manuscripten werden vernietigd. Mooi is de beschrijving van Vespasiano's betrokkenheid bij het vullen van de bibliotheek die door Cosimo de' Medici werd gesticht: hij zou hiervoor ruim 200 (handgeschreven)  werken leveren. Dit was overigens slechts één van de prestigieuze opdrachten die hij uitvoerde, omdat hij bekend stond om de kwaliteit die hij leverde en dat was voor hooggeplaatste opdrachtgevers van essentieel belang wanneer ze een vooraanstaande bibliotheek wilden opbouwen. King schetst dat als er dan al gedrukte boeken bijkwamen, deze in een aparte ruimte werden bewaard (want minder van kwaliteit).

Wat ik leerde uit dit boek is dat er in de late middeleeuwen in Europa veel en veel meer manuscripten werden gepubliceerd (=geschreven) dan gedacht. Van de meer dan 10 miljoen exemplaren die tijdens de jaren 500-1500 werden geproduceerd, werden bijna de helft tijdens de vijftiende eeuw geschreven. Tussen 1400 en 1470 liet elk decennium een exponentiële stijging van geschreven manuscripten noteren (dus ook nog na Gutenbergs doorbraak). En ook dat het met de geletterdheid in de late middeleeuwen op zich wel meeviel, hoewel het opbouwen van een bibliotheek naast leesvaardigheid behoorlijk wat kapitaal vroeg. Duidelijk is ook dat het even duurde voordat de drukpers echt een succes werd en zich wijd verspreidde over Europa, ondanks dat boeken goedkoper werden. De techniek was nog jong en complex en de investeringen hoog. Het snijden van de matrijzen, het gieten van de letters en het vastzetten ervan in een raam – telkens rekening houdend met het spiegelschrift – vergden nauwkeurigheid en oplettendheid. Om twee à drie pagina’s te zetten rekende men op een werkdag van veertien uur. Het is dus niet verwonderlijk dat er na 1500 nog steeds boeken werden (over)geschreven. Pas vanaf het einde van de eeuw begon de boekdrukkunst het volledig over te nemen. Maar zelfs toen was het nog zo dat (over)schrijvers en illuminatoren nog steeds voldoende werk hadden omdat ze de gedrukte boeken nog altijd rubriceerden en verfraaiden met verluchte beginletters. Wat King ook schetst is dat veel van de eerste drukkers failliet gingen omdat het toch moeilijk was een winstgevend bedrijf op te zetten. In mijn beleving was het met manuscripten vrij snel afgelopen, maar het duurde dus enige decennia voordat het gedrukte boek het pleit won. Talloze titels die in de tweede helft van de 15e eeuw van de drukpers rolden bestaan overigens niet meer. De titels zijn te herleiden uit drukkerscatalogi en andere geschriften, maar de boeken zelf zijn er niet meer. De oplagen waren vaak ook laag: een oplage van 300 was al heel wat in die tijd. Eeuwen van oorlog en conflict hebben helaas tot grote verliezen van dit culturele erfgoed geleid, ook al was het bezit van zo'n gedrukt boek destijds best bijzonder. Niet zozeer voor de rijke bovenlaag (die zagen immers meer in manuscripten) maar vooral voor burgers die nu wellicht voor het eerst toegang kregen tot geschreven boeken. 

Natuurlijk besteed King vooral aandacht aan de situatie in Florence en daardoor komen de ontwikkelingen in andere steden - zoals Venetië, waar iemand als Aldus Manutius uiteindelijk een voorname rol speelde - maar beperkt in beeld. Desondanks is juist de keuze voor Florence en Vespasiano in het bijzonder goed te volgen. Vespasiano bevond zich op het kantelpunt van een historische ontwikkeling, op de plek waar de renaissance volop bloeide. Daardoor kan zowel gedetailleerd het komen en gaan van bezoekers in een boekwinkel worden geschetst, en tegelijkertijd het verhaal van de renaissance als geheel worden verteld. Ook wordt duidelijk dat Florence achterbleef op de ontwikkeling, en misschien kwam dat ook wel door Vespasiano. Waar in andere steden al snel drukkers hun plaats innamen (steden als Venetië, maar ook Bologna en Padua) was dat in Florence anders. Misschien wel omdat Vespasiano als geen ander in staat was zijn klanten te bedienen met de juiste boeken, van de juiste kwaliteit op het juiste moment. Ook al kostte het gedrukte boek 80% minder dan een manuscript, de belangrijkste afnemers van boeken waren kennelijk zo tevreden dat er nauwelijks prikkel was om over te stappen op het gedrukte boek. Maar uiteindelijk werd ook Vespasiano ingehaald door de tijd en toen de eerste drukkerij vanuit klooster San Jacopo di Ripoli voet aan de grond kreeg en succesvol werd, trok hij zich terug op het platteland om van zijn oude dag en zijn geschreven boeken te genieten.

Dit is niet het eerste non-fictie boek van Ross King over de renaissance. Hij schreef ook al boeken over Leonardo da Vinci en Michelangelo. Duidelijk is dat hij goed in de materie zit en hij is in staat het tijdperk levendig te beschrijven en tegelijkertijd is duidelijk dat hij grondig onderzoek heeft gedaan. Van de 525 pagina’s in het boek zijn er 74 gewijd aan eindnoten, bibliografie en index. Een fraaie bespreking van het boek van de hand Patrick Praet vind je hier.

16e/17e eeuw

Daarna last ik het boek van Andrew Pettegree en Arthur der Weduwen, De boekhandel van de wereld. Met dit boek richten zij de schijnwerper op de Gouden Eeuw in Nederland en proberen zij te achterhalen hoe groot de productie van de drukkers was in die tijd en wat de invloed was van deze productie in andere landen. Mede door dit boek werd Pettegree de winnaar van de Menno Hertzbergerprijs 2023. In het boek van King ging het ook al af en toe over de ontwikkelingen in het gebied dat we nu kennen als Nederland, maar nog wel in de zijlijn. De focus lag daar, naast Italië, meer op Duitstalige landen omdat daar de eerste ontwikkelingen op het gebied van drukpersen plaatsvonden. In dit boek wordt echter ingezoomd op de productie van boeken vanuit het Nederlands grondgebied. Niet alleen als het ging om de fraaie folio-uitgaven die we vandaag nog in allerlei bibliotheken vinden, maar vooral met het oog op al het inmiddels verdwenen drukwerk: schoolboeken, almanakken, schotschriften, pamfletten, aanplakbiljetten, religieuze literatuur en al dat soort producties. Hoeveel verschillende uitgaven werden gedrukt in welke oplages? Waarom werden deze gedrukt? Hoeveel was dit in totaal? Hoe verdienden drukkers hun geld en waar kwam dat geld vandaan? Wat had de gemiddelde burger op de plank staan en hoeveel werd besteed aan lectuur? Het levert een fascinerend inzicht op als het gaat om de publicaties die in de 17e eeuw het daglicht zagen. De auteurs komen tot duizelingwekkende getallen als het gaat om gepubliceerde titels, en de overgrote meerderheid daarvan is inmiddels verloren gegaan. Want heel veel van wat gedrukt werd, was bedoeld om intensief en kortstondig gebruikt te worden. Zoals schoolboeken en almanakken, maar ook de vele pamfletten in het politieke debat van die tijd. Het werd daarom niet bewaard en niet verzameld en is - uitzonderingen daargelaten - verdwenen. Toch weten de auteurs uit allerlei bronnen te herleiden wat er zoal gepubliceerd werd, en wat het effect daarvan was op de samenleving. De titel verwijst naar de unieke positie van drukkers en boekverkopers in de 16e eeuw in heel Europa, maar ook tot in het net veroverde Amerikaanse vasteland.


Wat ik leerde uit dit boek was veel. Bijvoorbeeld dat het karakter van Nederlanders - en dan vooral als het gaat om de twistzieke kant ervan en de neiging tot polariseren - weinig is veranderd. De auteurs laten zien hoe er diverse pamflettenoorlogen woedden waarbij, soms ook tot verbazing van buitenlandse bezoekers, iedereen met een mening deze meende te moeten publiceren in allerhande publicaties. Daarbij werden opruiing, fake-news en complottheorieën niet geschuwd, met soms desastreuze gevolgen (denk aan de dood van de gebroeders De Witt en Van Oldenbarnevelt). Het was het Twitter van de 17e eeuw, net zo grimmig en net zo anoniem als in de 21e eeuw. Wat ik ook leerde was hoe het systeem van stadsdrukkers functioneerde, wat de rol van de stadsaanplakker was (zoals de verplichte dagelijkse rondjes en hoe lang een biljet moest hangen - en hoe hoog de boete is als je een locatie overslaat) en hoe boekproductie in het algemeen plaatsvond. Of welke verplichte boeken aan boord van VOC-schepen waren, zoals die Willem Barentsz bij zich had tijdens zijn overwintering op Nova Zembla. Maar ook het boekenplankje van Rembrandt komt aan bod. De auteurs hebben gemeentelijke archieven, krantenadvertenties, veilingcatalogi, bibliotheken en andere bronnen doorzocht om een zo goed mogelijk inzicht te krijgen. Duidelijk is dat de Republiek in die tijd niet alleen  hyperkapitalistisch was maar ook tamelijk corrupt en in elk geval zonder al te veel scrupules handel dreef. De vaderlandse drukkers en boekverkopers vonden het geen probleem om met gerichte acties Engelse en Franse vakbroeders het faillissement in te jagen en bepaalde vakgebieden internationaal te domineren. Zo zijn er fascinerende inkijkjes in de rol van de beroemde firma Elzevier en wat zij zoal op voorraad hadden - en waarom. Ondertussen krijgt de lezer ook nog wat achtergronden mee over de verschillende oorlogen met Engeland, de politieke, religieuze en economische ontwikkelingen in de Republiek en korte biografieën over de hoofdpersonen. Een schat aan informatie over de periode waarin het Nederland zoals we dat nu kennen gevormd werd.

Dit boek was iets dikker dan de vorige (608 pagina’s), waarvan 506 pagina’s tekst en 102 pagina’s afbeeldingen, eindnoten, bibliografie en namenregister. 

18e eeuw

Het laatste boek dat ik las was Elie Luzac. Boekverkoper van de Verlichting. Dit is al een wat ouder boek, uit 2005, en het was de dissertatie van Rietje van Vliet. Waarschijnlijk is om die reden dit het boek met de meeste bronvermeldingen: behalve 472 pagina’s met de eigenlijke tekst, zijn er maar liefst 226 pagina’s met noten, 9 bijlagen, namenregister en bibliografie. In dit boek ligt de focus bijna geheel op Leiden. Natuurlijk gaat het ook om de ontwikkelingen in en rond Nederland in breder perspectief, maar het focuspunt is het effect op de Leidse samenleving, Leidse boekhandelaars en in het bijzonder het leven van deze boekverkoper en politiek activist Elie Luzac. Die trouwens - net als bijvoorbeeld Vespasiano een paar eeuwen daarvoor - deel uitmaakte van een internationaal netwerk wetenschappers en invloedrijke personen, die er aan bijdroegen dat hij de status en positie kreeg als vooraanstaande boekverkoper. Ook in dit boek wordt via de beschrijving van het leven en het werk van een concrete persoon een mooie beschrijving gegeven van de maatschappelijke context waarin Luzac leefde en werkte, de spanningen op dat moment en hoe het boek als verspreider van ideeën een functie had in die samenleving. Luzac was een slimme man die een goede neus had voor wat zijn lezerspubliek zocht. Hij beperkte zich tot wetenschappelijke werken, maar wist tal van auteurs aan zich te binden waar hij goed aan verdiende. Tegelijkertijd was zijn invloed op zijn eigen fonds groot: hij gaf veel van zijn eigen werk uit, of hij redigeerde teksten van auteurs in zijn fonds. 

Een publicatie van Luzac
Ook van dit boek leerde ik weer heel veel. Ik merkte dat ik nog redelijk kon aanhaken bij de beschreven historische gebeurtenissen in de eerste twee boeken, van de 15e tot de 17e eeuw. Maar de 18e eeuw bleek bij mij een behoorlijk blinde vlek. Van Vliet gaat gedetailleerd in op de rol van Luzac in de voortwoekerende strijd tussen patriotten en orangisten. Zij beschrijft de effecten van de stadhouderloze tijdperken op de boekverkoop en -productie. Maar ik moest echt even opzoeken hoe dat nou zat met de Oostenrijkse Nederlanden, de Pruisische inval, de rol van Frankrijk (en de Franse revolutie) versus Engeland en natuurlijk de burgeroorlog die in die tijd in Nederland uitbrak. Of wie Christiaan Wolff ook al weer was en wat de Wolffianen nu precies voorstonden. De parallel met de eeuw hiervoor was voor mij toch wel de onvoorstelbare publicatiedrift via pamfletten, plakkaten en boeken van een brede groep in de samenleving. Net als in de Gouden Eeuw bestookten individuen en groepen elkaar met grote hoeveelheden teksten, waarbij het waarheidsgehalte niet altijd relevant was. Het leerde mij dat die pennenstrijd in de samenleving niet iets geïsoleerds was in de tijd van het ontstaan van de Republiek, maar dat dit eeuwenlang doorging en kennelijk dus in de Nederlandse volksaard zit. Zoals eerder geconstateerd: tot op de dag van van vandaag. De rol van de Staten bij het geven van toestemming voor publicaties (het kopijrecht), hoe dat recht verhandeld werd en hoe daar in de praktijk mee werd omgegaan was ook een boeiend aspect in dit boek. Verschillende hoofdpersonen uit de 18e eeuw ken ik wel, maar nu kreeg ik meer context. Zo wist ik bijvoorbeeld niet dat de Amsterdamse historicus Jan Wagenaar zo’n felle tegenstander van Luzac was en dat ze elkaar voortdurend schriftelijk onder vuur namen.

Van Vliet schetst de economisch neergang van de Republiek in die periode, wat natuurlijk ook effect had op de boekhandel. Het contrast met de Gouden Eeuw was groot: niet alleen verloor de boekensector haar positie in Europa, maar de veelgeroemde vrijheid van denken en drukpers in de Republiek werd ook steeds minder. Sterker nog: omwille van politieke allianties (Frankrijk respectievelijk Engeland niet boos maken) werden tal van publicaties verboden en werden boekhandelaren actief vervolgd als zij verboden lectuur verhandelden. Maar afhankelijk van wie er aan de macht was (orangist of patriot), werden de publicaties van de andere partij verboden. Luzac, als overtuigd orangist, had in de patriottentijd veel last van zijn overtuigingen. Hij is zelfs een keer mishandeld voor zijn overtuigingen, maar ook klanten meden zijn winkel tegen het einde van de 18e eeuw. Zelf was hij een groot pleitbezorger van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van drukpers, totdat ook hij zag dat er soms grenzen werden overschreden. Waar Pettegree en Der Weduwen tegen het einde van hun boek al laten zien dat de Gouden Eeuw daadwerkelijk op zijn eind loopt, wordt in het boek van Van Vliet de neergang (als het gaat om de rol van de Republiek op de Europese boekenmarkt) uitvoerig beschreven.

Tot slot

Het was grotendeels toeval dat ik deze boeken in deze volgorde las. Ze lagen op mijn stapel te lezen boeken en ik vond dat het er tijd voor was. Maar uiteindelijk was het een fascinerende leeservaring en een mooie reis door de geschiedenis. Elk van de boeken heeft als belangrijke waarde dat de ontwikkeling van de boekcultuur in de bredere historische context wordt geplaatst en verlevendigd wordt met fascinerende portretten van personen uit die tijd. Mijn hoofd zit nu vol met nieuwe feiten en inzichten. Maar ook met verlangen naar boeken die ik nooit zal bezitten, omdat ze simpelweg niet meer bestaan of onbetaalbaar zijn.