En inderdaad, dat was ook zo. Ik kan nog wel een paar blogs wijden aan de leuke vondsten die ik deed. Zo zijn er nu nog maar weinig gaten in mijn collecte nieuwjaarsgeschenken van De Roos. Slechts de nieuwjaarswens voor 1989 mis ik nog. Wie die heeft liggen, kan zich bij mij melden.
Voor wat betreft de andere vondsten begin ik met twee bijzondere opdrachtexemplaren. Ik hou sowieso van gesigneerde werken zoals de lezer van dit blog weet, en dan zijn opdrachtexemplaren natuurlijk helemaal leuk. Als de auteur niet alleen willekeurig signeert, maar ook nog een extra tekst schrijft, is dat bijzonder. Die opdrachten kunnen trouwens evengoed aan een willekeurige liefhebber zijn gericht, bijvoorbeeld doordat de auteur tijdens een signeersessie net wat meer moeite doet dan alleen een krabbel zetten. Daar heb ik ook verschillende voorbeelden van. Maar soms is de opdracht van de auteur gericht aan iemand die van betekenis was voor de auteur of het werk, of die anderszins een bijzondere relatie had met de auteur. Dan schijnt het werk met opdracht ineens een bijzonder licht op deze auteur en de relatie met die ander. Dit soort exemplaren wordt in biografieën nogal eens gebruikt om het netwerk rond een bepaalde auteur te reconstrueren, of met wie hij relaties onderhield. Zo schrijft Bart Slijper (zie hieronder): "Een biograaf moet zijn verhaal zien te bouwen van wat snippers papier, die maar min of meer toevallig bewaard zijn gebleven. Het is niet gek dat hij soms niets te weten komt over zaken die toch heel belangrijk kunnen zijn geweest." Dat maakt het boek met een betekenisvolle opdracht extra bijzonder. De volgende twee werken laten dit zien.
De vos opgemerkt
In 1933 verscheen Het verhaal van den vos van Martinus Nijhoff, “een vroolijke vertooning met zang en dans”. Dit libretto was gebaseerd op het werk Renard van Igor Stravinsky. Stravinsky (1882-1971) was een in Rusland geboren componist en dirigent, die in 1934 Frans en in 1945 Amerikaans staatsburger werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog woonde hij in Zwitserland, waar hij zich wijdde aan het schrijven van Renard, een op het verhaal van Van den vos Reynaerde gebaseerde burlesque. In het werk van Stravinsky neemt de vos tot twee keer toe de haan te pakken, die wordt gered door zijn vrienden de kat en de ram. Het werd in 1922 voor het eerst opgevoerd.
Nijhoff vertaalde dit libretto in het Nederlands. Het was niet de eerste vertaling door Nijhoff van Stravinsky’s werk. Eerder vertaalde hij De geschiedenis van de soldaat dat oorspronkelijk in 1918 verscheen (en waarvan ik een door Nijhoff vertaalde versie uit 1954 heb die verschenen is als een Model voor den uitgever van Corvey). In een artikel uit 2022 van Mathijs Sanders wordt betoogd dat dit werk van Stravinsky een belangrijke invloed had op Nijhoff:
Stravinsky, de apollinische avantgardist, had Nijhoff ontbolsterd. Nu durfde hij de spreektaal in zijn poëzie te brengen (Awater, Het uur u, de bijbelse spelen, zijn psalmberijmingen), in een voortdurende dialectiek van traditie en vernieuwing. Als vertaler droeg hij bij aan het overdragen van het waardevolle uit het verleden.
Ook in de mooie biografie over Nijhoff van Bart Slijper wordt benoemd hoe belangrijk Stravinsky en het modernisme in Parijs voor Nijhoff was. Slijper vertelt nog veel uitgebreider over de de vertaling van De geschiedenis van de soldaat en hoe Nijhoff het werk vertaalde. En Nijhoff vertaalde vervolgens dus ook Renard.
Nijhoff was een bekwaam vertaler, niet voor niets is de bekendste Nederlandse vertaalprijs naar hem genoemd. Nijhoffs vertalingen zijn dan ook veelal bewerkingen, hij zet de tekst naar zijn hand. Dat geldt ook voor Renard dat Het verhaal van den vos werd.
Het is niet de eerste bijzondere Nijhoff die ik kocht. Eerder kocht ik een titel uit de bibliotheek van de Nijhoffs. Nijhoff leverde ook de tekst voor drie nieuwjaarsgeschenken van de De Roos waar ik zojuist over schreef, en hij vertaalde een tekst van T.S. Eliot dat ook nieuwjaarsgeschenk werd.
Het boek dat ik nu heb gekocht kent zoals gezegd een bijzondere opdracht. Nijhoff schreef het aan de danser en regisseur Abraham van der Vies (1899-1961), die hij bedankte omdat deze hem voor het eerst opmerkzaam had gemaakt op dit werk van Stravinsky. Wanneer dat was weten we niet, maar wellicht was dit al gebeurd toen Nijhoff De geschiedenis van de soldaat vertaalde. Die vertaling verscheen in 1930. Nijhoff zal bij het vertalen van De geschiedenis van de soldaat toch ook al op Renard zijn gestuit, via Van der Vies dan kennelijk? In zijn biografie wordt aannemelijk gemaakt dat hij beide stukken goed kende uit zijn Parijse tijd, maar de naam Abraham van der Vies komt in de hele biografie niet voor. Is deze opdracht wellicht een van "de snippers papier" die Slijper nog miste bij het schrijven van de biografie? Of is de opdracht van veel minder belang en zei Nijhoff dit uit beleefdheid tegen Van der Vies terwijl hij Stravinsky allang kende?
Van der Vies was mede-oprichter van de Stichting de Vijf Kunsten, een groep kunstenaars die onder meer aan de wieg stond van het Scapino ballet (Van der Vies bedacht ook de naam Scapino voor dit gezelschap). De opzet van De Vijf Kunsten was om met een groep jonge kunstenaars uit diverse disciplines ongewone, moderne of nieuw te maken theater-, dans- of operawerken te laten opvoeren. Dit alles had een sterk experimenteel karakter. Toneel, dans, muziek, literatuur en beeldende kunsten zouden moeten samengaan. Dat experimentele en modernistische zal Nijhoff aangesproken hebben, maar al ruim voor de oorlog en voor het ontstaan van De Vijf Kunsten had hij dus al contact met Van der Vies, zo blijkt uit deze opdracht. Heel kort door de bocht en zonder enige feitelijk grond geformuleerd: zonder Van der Vies geen Stravinsky voor Nijhoff, en zonder Stravinsky misschien dus een andere ontwikkeling van het dichterschap van Nijhoff. Het zou allemaal vast wel goed gekomen zijn met Nijhoff, maar dit opdrachtexemplaar toont ons wellicht even hoe belangrijke inspiratie in Nijhoffs leven tot stand kwam.
Over het Vlaams genie
In 1946 verscheen bij uitgeversmaatschappij Standaard Over het Vlaamsch genie van J.A. Goris (1899-1984), oftewel Jan-Albert Goris, beter bekend onder zijn literair pseudoniem Marnix Gijsen. Goris was in het dagelijks leven ambtenaar en universitair docent. Hij schopte het onder meer tot kabinetschef van verschillende ministers en ook was hij oorlogspropagandist voor België tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten. Hij zou tot 1963 in de VS blijven. Maar hij was ook poëziecriticus en wilde na de oorlog als Marnix Gijsen weer deel uitmaken van het culturele leven. Sindsdien schreef hij een grote hoeveelheid romans. Zie voor een uitvoerig levensbericht hier.
Tijdens de oorlog hield Goris verschillende lezingen, waaronder één met de titel Du génie Flamand, dat na de oorlog verscheen onder de titel Het Vlaamsch genie. In het werkje gaat Goris in op de Vlaamse volksaard en hij is daarin niet per se positief. Dat vond ook mede-Vlaming Ivo Michiels (1923-2012), die eveneens in 1946 in het tijdschrift Golfslag inging op de tekst. Hij noemde het "de grofste, de wansmakelijkste caricatuur die ooit door een Vlaming over zijn volk werd geschreven".
Wat ik grappig vind is dat Goris zijn vertaalde lezing vooraf laat gaan door een citaat van… Marnix Gijsen, namelijk uit zijn gedicht Het onbegrepen gesprek. Goris die Goris citeert in zijn eigen werk dus…
Dit exemplaar is afkomstig uit het bezit van Firmijn van der Loo, zo blijkt uit het ingeplakte ex-libris. De Antwerpenaar Firmijn van der Loo (1913-1997) was schilder, pianoleraar en dichter en publiceerde onder meer een bibliografie over de Vlaamse auteur Maurice Gilliams. Als schilder vereeuwigde hij het huis waar Gilliams zijn jeugd doorbracht. Een groot deel van zijn collectie boeken werd in 1983 geveild bij Beijers in Utrecht, waaronder vele met het karakteristieke ex-libris dat ook in mijn exemplaar zit. Grappig genoeg vond ik dat waarschijnlijk exact dit exemplaar in oktober 2022 als onderdeel van kavel 365 in de veiling van Van der Wiele is verkocht. Als één van de zes boeken in dat kavel staat namelijk dit boek, inclusief de opdracht van de auteur aan Van der Loo. De koper heeft er kort plezier van gehad, want in het najaar van 2024 is het dus alweer geveild bij Bubb Kuyper en door mij gekocht. Zou dit exemplaar destijds ook in de veiling van Beijers hebben gezeten? Ik bezit die catalogus niet (in tegenstelling tot de Beijers-catalogus Johan Polak) dus ik kan het niet nazoeken.
De opdracht van Goris (als Marnix Gijsen) spreekt van “oprechte hulde” aan Van der Loo. De opdracht is niet gedateerd, de hulde hoeft dus niet in 1946 gebracht te zijn maar kan ook van later datum zijn. Er is weinig online te vinden over het leven van Van der Loo en ik kan dan ook niet duiden wanneer hij eventueel gehuldigd is (Als schilder? Als dichter?). Maar wellicht gaf Goris/Gijsen hem dit werkje in 1976, toen Van der Loo zijn bibliografie over Gilliams publiceerde, en had de titel daar betrekking op. Immers, Gilliams kan als Vlaams genie worden beschouwd en Goris heeft zich altijd ingezet voor Vlaamse cultuur en literatuur - en was mogelijk heel blij dat Van der Loo zich zo voor Gilliams had ingezet. Maar het kan net zo goed iets anders zijn geweest. Waarschijnlijk zullen we het nooit weten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten