29 augustus, 2022

335 - Oogsten op de Deventer boekenmarkt 2022 - deel 2: boeken over boeken

In mijn vorige bericht over het bezoek aan de Deventer boekenmarkt liet ik een aantal fraaie bibliofiele werkjes zien. Deze keer staan de gevonden ‘boeken over boeken’ centraal. Die scheiding tussen de twee berichten is volkomen willekeurig, al was het maar omdat ik in mijn vorige bericht al twee van de aangeschafte ‘boeken over boeken’ heb genoemd: de bibliofiele uitgave van Piet Buijnsters en het boek van Edward Wilson-Lee dat ik dankzij een genereuze mede-bezoeker heb kunnen kopen. In dit overzicht ga ik nog wat dieper op deze categorie in.

De bibliotheek van Philips van Leyden

Met heel veel plezier heb ik de studie van Robert Feenstra over de 14e-eeuwse bibliotheek van Philips van Leyden gelezen. Niet toevallig is dit het onderwerp van de eerste publicatie in de reeks “In den houttuyn” die werd uitgegeven door het Leidse veilinghuis Burgersdijk & Niermans. Is de achternaam van Philips al een signaal van zijn verbondenheid met Leiden, al lezende kwam ik er achter dat Burgersdijk & Niermans is gevestigd in het voormalige woonhuis van Philips van Leyden naast de Pieterskerk, tevens de plaats waar bijna twee eeuwen de - inmiddels verloren gegane - bibliotheek van Van Leyden werd bewaard.

Het mooie van de studie van Feenstra is dat hij het leven van Van Leyden en de vorming van zijn bibliotheek plaatst in het Europa van de 14e eeuw. Het feit dat Van Leyden belangrijke kerkelijke en maatschappelijke functies vervulde en ook studeerde en doceerde aan verschillende universiteiten (zoals in Orleans) maakt dat zijn leven en werk in grote delen te reconstrueren is. Daardoor gaat de figuur Van Leyden echt leven en is ook te volgen hoe en waarom hij zijn bibliotheek samenstelde.

Als het woord “bibliotheek” valt is het verleidelijk te denken aan een grote verzameling boeken, bijeengebracht in verschillende zalen en gesorteerd in fraaie hoge boekenkasten. Maar niets van dat alles is waar: de meest realistische schatting is dat zijn bibliotheek uit enkele tientallen banden bestond (met soms meerdere titels per band). Feenstra laat zien dat desondanks een dergelijke bibliotheek in onze streken in die tijd ongeëvenaard was en van internationale allure. We hebben het immers over de tijd ver voor de uitvinding van de boekdrukkunst, de tijd van de handschriften toen het bezit van een boek - laat staan enkele tientallen - voor vrijwel iedere particulier onbereikbaar was.

Philips van Leyden heeft in zijn testament vrij precies beschreven wat er met zijn boeken moest gebeuren en wie er toegang toe mocht hebben. Boeken mochten alleen ingezien worden, nauwelijks geleend, en er moesten waarborgsommen betaald worden als dat toch gebeurde. In het testament worden zijn boeken uitvoerig beschreven waardoor bekend is waaruit de bibliotheek bestond. Op dit moment is er echter nog maar één boek uit die bibliotheek bekend, dat gelukkig wel in de Leidse universiteitsbibliotheek wordt bewaard.

Gedenkplaat Philips van Leyden, aangebracht
door het dispuut dat zijn naam draagt
Dat juist Robert Feenstra over Philips van Leyden schreef is niet onlogisch. Feenstra was hoogleraar Romeins recht aan de Universiteit en ook Van Leyden heeft rechten gestudeerd. Feenstra is expert in het recht dat Van Leyden studeerde en doceerde in zijn tijd. Van mijn tijd aan de RUL herinner ik mij dat ik ook het vak Romeins recht volgde en volgens mij aan de hand van een boek van Feenstra. Of ik college bij hem heb gevolgd weet ik niet meer, maar ik weet wel dat ik Romeins recht met voorsprong het saaiste en onbegrijpelijkste vak van mijn studie vond. Nu ik dit werk over Philips van Leyden heb gelezen heb ik daar met terugwerkende kracht spijt van: Feenstra weet boeiend te vertellen en maakt nieuwsgierig naar de inhoud van de boeken van Van Leyden.

De bibliotheek van Columbus’ zoon


Een ander boek dat een bibliotheek en diens eigenaar op een fascinerende manier plaatst in de tijd, is het eerder genoemde boek van Edward Wilson-Lee, The catalogue of shipwrecked books. Het gaat hier over de boeken van Hernando Colon, oftewel Ferdinand Columbus (1488-1539). Deze tweede zoon van Christoffel Columbus vergezelde zijn vader op enkele reizen naar de nieuwe wereld, het recent ontdekte Amerikaanse continent, maar zocht zijn toekomst uiteindelijk op ander vlak: als intellectueel, bibliofiel en speler in de Spaanse en Europese politiek. In het boek worden de reizen van Columbus naar de nieuwe wereld, de verwikkelingen rondom zijn persoon, het leven van Hernando en de relaties met het Spaanse koningshuis en de machtsstructuren van die tijd uitvoerig beschreven. Mooie en interessante context, maar het duurt dan wel een tijd voordat we eindelijk bij de boeken aankomen. Desondanks is de aanloop relevant, omdat de belangrijkste biograaf van Columbus diezelfde Hernando is en duidelijk wordt dat hij een zorgvuldig gecreëerd beeld van zijn vader heeft willen neerzetten. Veel van het leven van Christoffel Columbus is onbekend, mede door toedoen van Hernando. In de visie van vader en zoon was de ontdekking van het nieuwe continent een teken dat aan Spanje de wereldmacht was gegeven en dat het bijna een Bijbelse opdracht was om die te vervullen. Bovendien moesten de rechten van de familie Columbus op de rijkdommen uit “de West” veiliggesteld worden. Om die reden was de bibliotheek die Hernando bijeen bracht van essentieel belang. Deze moest immers die almacht van Spanje weerspiegelen en onderbouwen dat Christoffel Columbus de ontdekker van het nieuwe continent en niet de concurrerende aanspraakmakers. Daarnaast was het bewijsmateriaal in de diplomatieke strijd tussen Spanje en Portugal die de toen bekende wereld wilden verdelen, en de vraag was waar de Spaanse helft eindigde en de Portugese begon. De eeuw van grote ontdekkingen, opkomende boekcultuur, grote politieke en religieuze ontwikkelingen in Europa: in dit boek wordt de onderlinge samenhang mooi beschreven. Vanwege zijn relaties met het Spaanse hof reisde Hernando door grote delen van Europa ten tijde van de grote ontwikkelingen die zich voordeden: hij was tijdgenoot van Erasmus en Luther, bracht tijd door in Venetië en Rome maar reisde ook naar onder meer Antwerpen en Maastricht. En overal kocht hij ladingen boeken, soms honderd op een dag. Door zijn verblijf in de belangrijkste centra van boekproductie in Europa en zijn financiële middelen, kon hij zijn droom verwezenlijken. De 1600 boeken die hij kocht in Venetië gingen helaas verloren en dat zijn de gezonken boeken waar de titel van het boek naar verwijst.

Net als bij Philips van Leyden is de bibliotheek van Hernando Colon te reconstrueren door de uitgebreide beschrijving ervan die is teruggevonden. Hij vond dat een bibliotheek zonder goede beschrijving dood was. De bibliotheek van Colon was echter van een totaal andere orde dan die van Van Leyden; deze bestond naar schatting uit 15.000-20.000 banden. Ongeveer een kwart daarvan is nog over en deze boeken worden sinds 1552 bewaard in de kathedraal van Sevilla. De grote hoeveelheid boeken maakte dat Hernando ook een systeem moest uitdenken om de bibliotheek toegankelijk te maken en dus was een andere ordening nodig dan tot nu toe in Europese bibliotheken gebruikelijk was. Immers, was het leeuwedeel van de boeken tot die tijd vooral religieus van inhoud (en dan is de categorisering eenvoudiger), nu ontstonden separate collecties op het gebied van natuurwetenschappen, medische werken, geografie, etc. Ook daarin heeft Hernando baanbrekend werk verricht.

Voor mij was hij tot nu toe een totaal onbekende figuur maar door dit boek is duidelijk geworden dat hij op verschillende gebieden een belangrijke rol heeft gespeeld in de tijd van de reformatie en renaissance en geprobeerd heeft om zoveel mogelijk van die kennis te verzamelen in een universele bibliotheek.


Drie oraties van boekwetenschappers


Waar het boek van Wilson-Lee mij in de zestiende eeuw bracht, zorgde Herman de la Fontaine Verwey ervoor dat ik daar nog even bleef. Ik kocht in Deventer namelijk drie oraties (of eigenlijk tweeënhalf, maar daarover later meer) waarvan de eerste die van De la Fontaine Verwey was. Zijn oratie uit 1954 heeft de titel De wereld van het boek en is een pleidooi voor een brede opvatting van de wetenschap van het boek. Hij bepleit dat deze wetenschap verschillende perspectieven moet omvatten: de bibliografie van het boek, papier, lettertypen, versiering en illustratie, de boekband. Veel aandacht gaat uit naar incunabelen (gedrukte boeken voor 1500) maar De la Fontaine Verwey benoemt de zestiende eeuw als essentiële periode in de ontwikkeling van het boek. Ik kocht in Deventer een ander boekje van hem uit 1954 waarin hij dit verder uitwerkt. Onder de titel De geboorte van het moderne boek in de XVIe eeuw verschenen twee voordrachten die hij hield in de universiteitsbibliotheek in Amsterdam in mei 1954. 

Fontaine Verwey argumenteert dat als het gaat om de typografie in het algemeen in 16e eeuwse boeken, er veel aspecten aan te wijzen zijn die kunnen gelden als modern (d.i. modern als in de jaren ‘50 van de vorige eeuw). Hij stelt dat lettertypes in die tijd verwant zijn aan die van de 16e eeuw. Dat de opvattingen over boekillustratie vergelijkbaar zijn met die van de 16e eeuw (waarbij in de tussenliggende eeuwen boekillustraties een heel andere rol speelde in relatie tot de tekst). Ook als het gaat om decoratie, dan is juist de soberheid die toen zichtbaar was vergelijkbaar met die van 16e eeuw, waarbij bijvoorbeeld de boeken van William Morris ten onder gaan aan een teveel aan decoratie. Met instemming haalt hij dan ook Jan van Krimpen aan, die het had over “het ondogmatische en het transparante van 16e-eeuws drukwerk”. Ik heb een keer op de Tefaf in Maastricht een exemplaar van de Kelmscott Chaucer aangeboden gezien. Het is dat ik circa 1,5 ton euro tekort kwam, anders had ik ‘m - ondanks de opvattingen van Fontaine Verwey en Van Krimpen - op dat moment zeker meegenomen.

De tweede oratie die ik kocht stamt uit 1966 en is uitgesproken door Ernesto Peternolli toen hij bijzonder hoogleraar werd in de Italiaanse taal- en letterkunde in Groningen. De titel van zijn oratie: Enige beschouwingen over het werk van Italo Svevo. Ik sprong een gat in de lucht want Italo Svevo is al heel lang een van mijn favoriete auteurs. Ik herinner mij nog goed dat ruim 25 jaar geleden een collega mij het boek Bekentenissen van Zeno aanbeval en dat was zo’n boek dat een onuitwisbare indruk maakt. Daarna heb ik alles gelezen wat er van Svevo vertaald beschikbaar was. Dat is niet per se heel veel, want lange tijd had Svevo weinig succes met zijn werk. Dat veranderde pas toen James Joyce een pleitbezorger van zijn werk werd. Joyce en Svevo waren al langer bevriend en Joyce bleef Svevo stimuleren om te schrijven. Ook bracht Joyce Svevo’s werk onder de aandacht van buitenlandse uitgevers. Helaas heeft Svevo niet lang van zijn uiteindelijke succes mogen genieten. Hij stierf in 1928 door een auto-ongeluk. Het reisverhaal Een korte romaneske reis van Svevo eindigt midden in een zin. Boeken die middenin in een zin eindigen, onvoltooide werken, hebben mij altijd wel geïntrigeerd. Het komt natuurlijk vaker voor dat schrijvers overlijden tijdens het schrijven van een boek. Maar in de lijstjes met bekende onvoltooide werken - met daarin titels van Dickens, Camus en Kafka - komt Svevo wat mij betreft ten onrechte niet voor.

Peternolli beschrijft het werk van Svevo aan de hand van zijn belangrijkste romans. Mooi om zijn analyse te lezen en ik had meteen zin om weer eens een boek van Svevo te pakken, want het is alweer te lang geleden dat ik dat deed. In elk geval is dit een mooie toevoeging aan de rij Svevo’s in mijn kast.

De laatste oratie die ik dacht te kopen was van Frans A. Janssen, Auteur en drukker in de geschiedenis van de typografische vormgeving. Maar ik had niet goed gekeken: dit was slechts de losse bijlage bij deze rede waarin de illustraties zijn opgenomen. Ik moet dus nog even verder zoeken naar de rede zelf.

Overige boeken


Tot slot nog twee laatste aardige vondsten in Deventer. Allereerst de door Paul Arnoldussen geschreven kleine geschiedenis van boekhandel De oude mol in Nijmegen (tegenwoordig boekhandel Roelants). Gestart als boekhandel van en voor de linkse studentenbeweging heeft deze boekhandel zich ontwikkeld tot een fraaie algemene boekhandel die gelukkig nog steeds bestaat. Arnoldussen beschrijft het moeizame bestaan van de boekhandel in Nijmegen vanaf de jaren ‘70 tot het faillissement in 1994, waarna het werd overgenomen door Wouter Roelants. 

De laatste uitgave is een overdruk van een artikel van J.F. van Royen met de titel Driewerf lelijk. Deze overdruk verscheen in 1994 ter gelegenheid van de opening van de grafische opstelling in het koetshuis van museum Meermanno-Westreenianum. Deze uitgave van De Uitvreter verscheen in een oplage van 170, waarvan er 50 ingenaaid werden. Mijn exemplaar is een van de 120 overige exemplaren. In dit artikel beklaagt Van Royen zich over het Rijksdrukwerk. Hij zegt: “Want laten wij het in drie woorden zeggen: het Rijksdrukwerk is leelijk, leelijk, leelijk, d.i. driewerf leelijk in lettervorm, in zetwerk en in papier, die drie hoofdelementen, waaruit het druk-karakter is saamgesteld.”

Zoals gezegd, niet al te veel en niet al te grote publicaties dit keer. Maar wat mij betreft weer een aantal heel waardevolle aanvullingen voor mijn deelverzameling boeken over boeken. Waarmee de teller van het aantal boeken in deze collectie inmiddels op 415 staat.

Geen opmerkingen: