29 januari, 2021

313 - Nescio's hoofdpersonen verbeeld

De schrijver Nescio heeft verschillende kunstenaars geïnspireerd. De Titaantjes als groep, de figuur Japi de Uitvreter, de schilder Bavink.. zij zijn de verhalen van Nescio ontstegen. Natuurlijk kennen we allemaal het nummer Nescio van de Nits, waarin een alternatief einde op het verhaal van de Uitvreter wordt bezongen: Japi maakt  in het nummer geen eind aan zijn leven als hij van de Waalbrug springt, maar zwemt de rivier af en zet zijn leven elders voort. Bekend zijn ook het beeld van Hans Bayens van de Titaantjes in het Oosterpark in Amsterdam, de plek waar een deel van het verhaal is gesitueerd, en het beeld van Ronald Tolman in Ubbergen dat is geïnspireerd op het verhaal Dichtertje. En uiteraard de illustraties van Joost Swarte bij de verschillende heruitgaven van het werk van Nescio. Overigens is hij niet de enige illustrator die zich aan het werk van Nescio heeft gewaagd: in 2011 verscheen de facsimile van de tweede druk van Nescio's werk met tekeningen van de schilder Johan Eshuis, in de uitgave van De Roos uit 1970 staan illustraties van Pieter Groot en Jaap Vegter illustreerde de uitgave De X geboden uit 1971.

Er is gelukkig nog steeds belangstelling voor de schrijver Nescio, die dit jaar al 60 jaar is overleden, en er verschijnen nog geregeld aan Nescio gerelateerde uitgaven. Voor een Nescio-verzamelaar zoals ik is het nog wel eens lastig het overzicht te behouden, en daarom ontgaat mij nogal eens dat er iets is verschenen. Ik klaag daar dan ook regelmatig over op dit blog en het houdt mijn verlanglijst actueel. Het probleem is dat veel Nescio-uitgaven in kleine opgaves verschijnen en er meer Nescio-liefhebbers zijn dan de oplages toelaten, met als gevolg dat de uitgaven die ik zoek zelden op de markt komen, of tegen hoge prijzen.

Recent heb ik toch nog twee mooie en schaarse uitgaven aan mijn Nescio-collectie mogen toevoegen. Voor de verandering was ik net iets oplettender dan andere verzamelaars (of bereid dieper in de buidel te tasten)

Johannes Zwolsman

De eerste uitgave is van Arno Kramer met de titel Weemoed en verlangen - over Nescio, Bavink en Johannes Zwolsman. Het verscheen in 1984 bij gelegenheid van de expositie "Tekeningen van Johannes Zwolsman (Nescio's Bavink)" in Deventer. De schilder Bavink uit de verhalen van Nescio is onder meer gebaseerd op Johannes Zwolsman, een jeugdvriend van Grönloh. Over welke schilder in Bavink is te herkennen, is al meer geschreven: Ype Koopmans schreef het boek. Japi en Bavink en de doorbraak van de moderne kunst, waarin de verwantschap tussen Bavink en Emanuel van Beever wordt beschreven. 

In zijn verhalen gaat Nescio in op verschillende aspecten van het werk van Bavink, maar het meest in het oog springend is de frustratie van Bavink als hij zich realiseert dat het onmogelijk is om een zonsondergang te schilderen. Nescio beschrijft zijn laatste ontmoeting met Bavink in Amsterdam. Bavink is dronken, en verliest langzaam zijn verstand:

Wij stonden stil buiten de kap en keken naar de zon. „Zie je die zon, Koekebakker?” De zon was bijzonder duidelijk, hij stond recht voor ons uit en dicht bij, zoo groot en zoo rood was-i nog nooit geweest. Hij raakte bijna de rails van den spoorweg, hij maakte geen flikkeringen meer op de dingen, en alleen in de matglazen ruiten van den locomotievenstal, rechts van den spoorweg, was een dof schijnsel.
‘Je denkt dat ik dronken ben?’ Dat dacht ik inderdaad. ‘Het maakt geen verschil, Koekebakker, als ik nuchter ben, begrijp ik er toch ook niks van.’ ‘Begrijp jij wat die zon van mij wil? Vier-en dertig ondergaande zonnen heb ik tegen de muur staan, achter elkaar, omgekeerd. En toch staat-i daar weer iederen avond.’ (...)
Op een morgen zat-i wezenloos te staren voor z'n laatste zonsondergang. Ik kwam op z'n hok met Hoyer. Hij herkende ons niet. Hij leek maar naar die zon, een groote, koude, roode zon, die in wolken onderging. ‘Hij kijkt me maar aan, wij begrijpen geen van beiden wat we van elkaar moeten.’ Verder kwam-i niet.

Arno Kramer geeft aan dat verschillende aspecten van Bavink terugkomen in het werk van Zwolsman, maar de zonsondergangen nu juist niet. Voor zover bekend heeft Zwolsman zich niet aan zonsondergangen gewaagd. Ype Koopmans plaatst de zonsondergangen dan ook in een ander perspectief, namelijk in de kunststroming luminisme. De luministen stelden tentoon in 1908 in het Stedelijk en dat kan heel goed tot inspiratie bij Grönloh hebben geleid. Van alle luministen gingen Mondriaan, Leo Gestel en Jan Sluijters in hun stralend kleurgebruik het verst. Grönloh was redelijk goed bekend met kunstenaarskringen in Amsterdam in het begin van de 20e eeuw en modelleerde zijn hoofdpersonen naar verschillende kunstenaars uit die tijd. In het Avondlog wordt het mooi geduid:

Koekebakker, de kantoorbediende, de verteller, die met open mond volgt wat de bohémiens uithaalden op de Jan Steenzolder – aan de ‘Avenue Jean Brique’, waar ook Bavink woonde - of in het 'hol' van schilder Jopie Breemer. Japi's en Bavinks bij de vleet. Zo droomde Grönloh het zich ook, daar op kantoor bij de Holland-Bombay Trading Company aan de Keizersgracht, in 'het dal der plichten'. Aan die conclusie ontkom je niet.

Verschillende aspecten van kunstenaars waar de kantoorklerk Nescio met open mond naar keek zijn dus verenigd in onder andere Bavink, maar zeker ook de Uitvreter. Bavink is een beetje Zwolsman, een beetje  Van Beeven, een beetje Jopie Breemer en - wie weet - een beetje Mondriaan. Deze uitgave uit 1984 bevat in elk geval enkele tekeningen van Zwolsman die de sfeer van de verhalen van Nescio goed weten te vatten.

Ik kocht dit boek bij een inboedelveiling, waar het onderdeel was van een kavel met meerdere literaire uitgaven. Voor de meeste had ik geen belangstelling en die heb ik dan ook subiet doorverkocht. Ik heb al vaker gezegd dat bibliofilie niet duur hoeft te zijn, en dat geldt ook hier: uiteindelijk heb ik de rest van de boeken voor het vijfvoudige doorverkocht dan wat ik zelf voor het kavel had betaald (!!). Daarmee kwam deze Nescio voor 0 euro in mijn bezit en kreeg ik in feite zelfs nog geld toe. Het publiek bij inboedelveilingen is uiteraard heel anders dan die bij gespecialiseerde boekenveilingen. Een dergelijke grote winst heb ik maar zelden meegemaakt. En het kwam goed uit, want ik had mijn oog inmiddels laten vallen op de volgende Nescio-uitgave, die heel wat duurder was.

Ronald Tolman

De tweede uitgave was heel wat kostbaarder. Het is de gezamenlijke uitgave van Phoenix en Galerie de Verbeelding uit 1990. De titel is een citaat uit de Uitvreter: Op een zomermorgen om half vijf, toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug gestapt.  

In een oplage van 40 exemplaren bevat het 3 genummerde en gesigneerde etsen van Tolman, in een prachtige cassette. Dit is nummer 7 van de 40 exemplaren.


Deze uitgave stond al heel lang op mijn verlanglijstje. Ik wist van het bestaan ervan omdat het werk in verschillende uitgaven over Nescio wordt aangehaald. Ik wist ook dat ik geduld moest hebben: dit werk komt niet vaak op de markt en is dan zeer gewild. Ik sprong dan ook op toen ik het plotseling in de najaarscatalogus van Bubb Kuyper zag, en voor € 230 (exclusief veilingkosten) was het van mij. Het boek werd in de zomer van 2020 ook door Fokas Holthuis aangeboden in de nieuwsbrief met het thema Phoenix. Dat exemplaar was bijzonderder dan het mijne, omdat het nummer 1 van de oplage was én de originele prospectus was bijgevoegd. Uit de nieuwsbrief  van Fokas leer ik dat volgens de prospectus de originele prijs van dit werk destijds 875 gulden was. Ik herinner mij dat ik de uitgave in de nieuwsbrief had zien staan, maar te duur vond. Wat het moest kosten weet ik niet meer, maar het was volgens mij meer dan wat ik er bij Bubb Kuyper voor betaalde. Maar als ik toen al de goede deal had gemakat met de doorverkoop van het kavel uit de inboedelveiling, had ik zeker ook bij Fokas toegeslagen.

Zoals ik hiervoor al aanhaalde, is Ronald Tolman niet alleen de maker van deze etsen, maar ook van het beeld dat een hommage is aan Nescio, in Beek bij Nijmegen, met de titel: Een groot dichter zijn, en dan te vallen. De titel van dat beeld is een verwijzing naar het verhaal Dichtertje, waar die woorden uit komen. In het verhaal gaat het als volgt verder:

Maar er kwam nooit wat van, want als je een dichtertje bent, dan loopen de mooiste meisjes altijd aan den overkant van de gracht. En zoo werd z'n heele leven één gedicht, wat ook vervelend wordt.

De  melancholie van Nescio, maar ook zijn treffende manier van formuleren en zijn fijne ironie blijven talloze kunstenaars inspireren. Bavink, de Uitvreter, Dichtertje en de anderen: ze zijn niet meer weg te denken uit onze cultuur.

11 januari, 2021

312 - Uit de nalatenschap van Adri Offenberg (5): Koppermaandag

In deze vijfde en laatste aflevering van vondsten in de bibliotheek van Adri Offenberg richt ik de schijnwerper op weer een ander type uitgaven. Ik merk bij mijzelf hoe leuk het is om in de verschillende soorten uitgaven te duiken en met achtergrondinformatie te presenteren. Zo blijkt maar weer dat over elk boek een mooi verhaal te vertellen is, en dat dit losstaat van de waarde van het boek. Voor mij is de waarde van een boek niet wat het op een veiling of bij een antiquariaat opbrengt, maar vanuit welke achtergrond het gemaakt is en wat het ons leert. Natuurlijk is over een kostbaar boek ook veel te vertellen, maar ik hou er nu eenmaal van om op onverwachte plekken betaalbare boeken te vinden en die in de spotlights te zetten.

Koppermaandaguitgaven

Deze keer staat een handvol koppermaandaguitgaven centraal. Koppermaandag is de eerste maandag na driekoningen en van oudsher een feestdag voor gilden, waarop de drank rijkelijk vloeide. De naam stamt waarschijnlijk van kopperen dat "feestvieren" of "smullen" betekent, via kop dat staat voor "beker". De enige gilde bij wie koppermaandag als speciale dag intact is gebleven, is het drukkersgilde. En bij dit blog, want deze bijdrage verschijnt op Koppermaandag 2021. Koppermaandaguitgaven zijn dan ook uitgaven met een lange historie: drukkers produceerden al in de 18e eeuw dergelijke uitgaven. Wikipedia verwoordt het als volgt: 

De gezellen van de drukkers drukten als proeve van vakbekwaamheid een speciale prent met een heilwens erop, de Koppermaandagprent, die zij op Koppermaandag aan de meesterdrukkers en de eigenaar van de drukkerij overhandigden. In de 19e eeuw werden koppermaandagprenten aan relaties gestuurd, als geschenk. In de loop van de 20e eeuw ging het ritueel vrijwel verloren, doordat men in plaats van Koppermaandagprenten, Kerst- en Nieuwjaarskaarten ging versturen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het gebruik deels weer in ere hersteld. In 1948 gebeurde dat in Haarlem, de stad van Laurens Janszoon Coster, en in 's-Hertogenbosch, Arnhem en Gouda, daarna vanaf 1949 in Drenthe [door Henk Prakke], en later ook in Noord-Brabant, Zeeland en in Groningen. Verscheidene contribuanten van de Stichting Drukwerk in de Marge vervaardigen Kopperuitgaven. 

Een mooie studie van Paul Abels over Goudse koppermaandaguitgaven sinds de 19e eeuw staat hier. Abels schrijft: 

Dergelijke prenten waren oorspronkelijk bedoeld om bij wijze van Nieuwjaarswens door drukkergezellen te laten afgeven bij voorname burgers in de stad, in ruil waarvoor zij een klein bedrag kregen ten behoeve van een te organiseren feest. Een dergelijk gebruik was eind achttiende eeuw populair in veel bredere kring. In Gouda liet de schutterij rond de jaarwisseling bijvoorbeeld ook voor een soortgelijk doel steevast een fraaie prent met gedicht drukken, die langs de deuren verkocht werd.

Een overzicht van 421 koppermaandagprenten uit de periode 1700-1989, voorzien van een historische inleiding, geeft de publicatie van J. de Zoete & M. Versteeg: Koppermaandagprenten. Verkenning van een Nederlandse grafische traditie (1991).

De vijf koppermaandaguitgaven

Ik vond een vijftal koppermaandaguitgaven, alle geproduceerd door Uitgeverij de Buitenkant. Deze kleine collectie laat direct al mooi de diversiteit zien van dergelijke uitgaven. In het verleden hadden koppermaandaguitgaven al uiteenlopende verschijningsvormen: prenten, wandkalenders, kleine boekjes. maar ook deze vijf recente koppermaandaguitgaven van Uitgeverij de Buitenkant zijn heel verschillend.

De uitgave uit januari 2017 is een klein boekje met de titel Nou al uitgecopperd? waarin de koppermaandaguitgaven zelf het centrale thema vormen. Het is dan ook geschreven door Johan de Zoete, dezelfde als die ik hiervoor aanhaalde als auteur van het standaardwerk over koppermaandaguitgaven uit 1991. In dit werkje schrijft hij niet alleen over de geschiedenis van koppermaandaguitgaven, maar beschrijft hij ook zijn frustratie toen hij net na het verschijnen van zijn boek in de kelder van het Koninklijk Verbond van Grafische Ondernemingen (KVGO) een map vol onbekende koppermaandagprenten vond. De uitgave is voorzien van afbeeldingen van talloze koppermaandaguitgaven. De Zoete schrijft:

Het boek [de hiervoor genoemde uitgave uit 1991], met een opsomming van al die drukkerijen, was net uit, het KVGO zelf was medefinancier en -uitgever en nu kwamen deze prenten tevoorschijn! Voor een deel ook nog eens van andere drukkerijen dan we tijdens ons onderzoek hadden kunnen vinden. Het spreekt vanzelf dat ik 'not amused' was om het voorzichtig te zeggen. In het door mij aan het KVGO uitgebrachte rapport kon ik weinig anders dan voorstellen deze prenten onmiddellijk aan de UBA te schenken, maar dat vond men iets te kort door de bocht. Ze zouden ter veiling worden gebracht. Ik vond het een schande. (...) Het lukte de UBA gelukkig om op de veiling alle prenten die we nog niet hadden aan te kopen.

En even verder:

Maar ook het Drukkerijmuseum Meppel had nog een partijtje oude koppermaandagprenten liggen, zo bleek. Dat soort dingen blijkt altijd nadat er een boek over uitgekomen is, nooit daarvóór.

Al deze nieuwe vondsten werden toegevoegd aan de collectie in de UBA, dat daarmee de grootste collectie koppermaandaguitgaven in Nederland bezit. Met enige zelfspot haalt de auteur tot slot naar aanleiding van deze ervaringen zijn eigen standaardwerk aan:

En antiquaren: pas op! U kunt wel zeggen 'not in De Zoete/Versteeg', maar dat wil nog niet zeggen dat die ene prent niet toch al in de collectie van de UBA aanwezig is..

Ik heb deze aanduiding opgezocht en deze wordt inderdaad letterlijk een keer gebruikt door Bubb Kuyper, bij kavel 57 van de najaarsveiling 2018. En de waarschuwing van Johan de Zoete blijkt terecht, want de uitgave waar het over gaat (Hulde aan Laurens Jansz. Koster. Opgedragen aan de instellers van dit Eeuwfeest uit 1823) staat kennelijk niet in het boek van De Zoete, maar is wel degelijk aanwezig in de UBA en wellicht dus door De Zoete kort na publicatie opgevist uit de kelder van het KVGO of bij het Drukkerijmuseum.

De tweede koppermaandaguitgave is uit 2003 en heeft een hele andere vorm: het is de herdruk van het diploma van Lion Cachet uit 1892 op ware grootte. De achtergrond hiervan is de volgende. In 1892 was er een tentoonstelling voor het boekenvak in Amsterdam en aan Lion Cachet, Gerrit Dijsselhoff en Theo Nieuwenhuis was gevraagd een diploma in hout te snijden. De opdrachtgevers waren niet blij met het resultaat. "Alle nieuwe kunst wordt eerst niet begrepen", werd toen gezegd en dat is dan ook de titel van het boek dat Ernst Braches over deze diploma's schreef en dat in 2003 bij Uitgeverij de Buitenkant is verschenen. De titel verwijst naar de Nieuwe Kunst, oftewel de Nederlandse Art Nouveau, waarvan deze diploma's zo ongeveer aan de basis stonden. Deze koppermaanaguitgave schetst de achtergrond van het verschijnen van het boek van Braches op een vouwblad, en voegt daarbij dus de facsimile van het diploma van Cachet.

De derde uitgave is uit 2016 en ook deze is weer heel anders van opzet. Het is een hommage aan de typograaf en letterontwerper Bram de Does, die eind 2015 overleed. Op bijna transparant papier is een fraai ontwerp van Bram de Does gedrukt, vergezeld van een aanbiedingskaartje. Over Bram de Does is veel meer te vertellen dan ik in een paar terloopse zinnen zou kunnen doen. Belangrijk om te vermelden is dat hij de ontwerper is van de bekende letters Trinité (1982) en Lexicon (1992) die veelvuldig worden gebruikt in boeken, tijdschriften en kranten en geroemd worden om de gedetailleerde uitvoering. De Lexicon is bijvoorbeeld gebruikt als letter voor Van Dale's Groot woordenboek uit 1992.

Ook de vierde uitgave is gerelateerd aan Bram de Does. De uitgave Kaba-ornament uit 2005 is wederom een voorproefje van een later te verschijnen werk over het Kaba-ornament, waar De Does drie decennia mee had geëxperimenteerd. Deze uitgave bestaat grotendeels uit reproducties van de schetsen van experimenten van Bram de Does met één asymmetrisch ornament en zijn spiegelbeeld. De tekst in het boekje is uiteraard gezet in de door De Does ontwerpen letter Trinité.
De vijfde koppermaandaguitgave heeft ook typografie als onderwerp en bevat wederom een tekst van Johan de Zoete, net zoals de eerste uitgave die ik noemde. Deze tekst, uit 2014, is de inleiding op een herdruk van een aantal pagina's uit een letterproef van Frederic Nelson Phillips uit 1929. Dit boek (dat hier integraal door te bladeren is), toont niet alleen verschillende lettertypen van de drukkerij van Phillips maar ook de toepassing ervan in diverse teksten, advertenties, etc.. Het boek kwam in 2013 in het bezit van De Zoete. Het enthousiasme voor de kwaliteit van die uitgave leidde tot deze koppermaandaguitgave, waarbij vervolgens de lezer werd uitgedaagd om een eigen letterproef te maken van een favoriete letter. De Zoete schrijft:
Van de tien mooiste inzendingen maken wij de Koppermaandaguitgave 2015. Sluiting voor de inzending is 1 december 2014. De mooiste inzending komt in aanmerking voor de eerste Nelson Phillips Bokaal, die uiteraard uitgereikt zal worden op Koppermaandag 2015.
Het is mij niet bekend of deze bokaal ooit is uitgereikt. Naast deze vijf koppermaandaguitgaven vond ik geen andere bij Adri Offenberg dus helaas mis ik de uitgave van 2015. Ook online is hier geen vermelding van te vinden. 

Ik vind het mooi om te zien hoe de verschillende koppermaandaguitgaven van De Buitenkant het drukkersvak en typografie centraal zetten. Helemaal volgens de traditie van dergelijke uitgaven. 

Tot slot

Het was leuk om door het stapeltje boeken heen te graven dat ik mocht meenemen uit de nalatenschap van Adri Offenberg en de achtergrond ervan uit te lichten. Het is daarmee een kleine hommage geworden aan iemand die ik nooit persoonlijk heb gekend, maar van grote betekenis is geweest voor het boekenvak en een boekenverzameling achterliet die de oogst was van een leven lang verzamelen. Natuurlijk zijn deze uitgaven die ik in de afgelopen vijf blogs heb uitgelicht in het geheel niet representatief voor de bibliotheek zoals die oorspronkelijk was of voor de kwaliteit van boeken die er in stonden. Maar deze kleine selectie maakt wel duidelijk dat het een veelzijdige bibliotheek was. En voor mij vormen deze boeken hoe dan ook een waardevolle aanwinst van mijn bibliotheek. En ik hoop te hebben laten zien dat over werkelijk elk boek een verhaal te vertellen is omdat even graven tal van interessante feiten blootlegt over herkomst, context of betekenis van de boeken. En dat is wat verzamelen van boeken zo boeiend maakt.