Ik toog net als duizenden andere verzamelaars in alle vroegte naar Deventer (de markt begon officieel om 09.30, maar daar lachen we allemaal om natuurlijk - tegen die tijd had ik mijn grootste oogst al binnen). Een inventarisatie op Twitter wees uit dat ook een groep bibliofiele Twittervrienden aanwezig zou zijn. Met enige moeite vond ik Perkamentus op de markt (en dat moest ook want hij had een mooi boek voor mij meegenomen. Perkamentus kocht die dag één boek en schreef een eigen bijdrage over zijn bezoek aan Deventer), maar de overige vrienden heb ik gemist. Vermoedelijk omdat we allemaal met onze neuzen in de dozen stonden in plaats van naar de omstanders te kijken. Dat moeten we volgende keer dus beter doen - ik kijk uit naar een borrel op een Deventer terras, waar we tegen elkaar opscheppen over de mooie vondsten die we hebben gedaan zodat we allemaal stinkend jaloers op elkaar naar huis kunnen gaan.
Ik ging naar Deventer met de hoop dat ik onverwachte vondsten zou doen, maar vooral met de hoop dat ik weer een paar Corvey-modellen zou kunnen toevoegen aan mijn gestaag groeiende collectie. En daarin ben ik boven verwachting geslaagd.
De grootste vangst deed ik in de stand van Molenaar boeken. Deze stand staat vrij vooraan op de markt, en gelukkig ook maar. Het blijkt dat ik hier twee jaar geleden ook al direct bij de start van een dag Deventer mooie vondsten bij Molenaar deed. Ook dit keer stonden er verschillende dozen met boeken over boeken en over typografie, gelegenheidsuitgaven en dergelijke. Terwijl ik door de dozen groef vroeg ik mij af waar toch de Corvey-modellen zouden zijn. Ik vond het typisch dozen waarin je de Corvey modellen zou kunnen vinden, maar ze waren er niet. Totdat ik een doos apart zag staan waarop “Corvey-modellen en Proost Prikkels” stond. Ik kon mijn geluk niet op en viste de ene na de andere mooie verrassing uit de doos. Als een volleerde boekenmarktbezoeker blokkeerde ik de toegang tot de doos en de stapel met aankopen werd steeds hoger.
Uiteindelijk viste ik tientallen Modellen voor de uitgever uit die doos, en dat voor de bodemprijs van 4 exemplaren voor een tientje. Ik mocht de stapel voor 150 euro meenemen. De stapel met al deze Modellen heb ik vervolgens 6 uur lang meegesjouwd terwijl ik over de markt heen en weer sjokte. En ik voegde er nog aan toe: bij Hinderickx & Winderickx kocht ik er een paar, en zo bij nog enkele stands. Al met al bijna een verdubbeling van mijn collectie. Toen ik thuis kwam bleek ik toch een paar duplicaten te hebben gekocht - het was ook niet meer bij te houden voor mij en de nieuwe titels stonden natuurlijk ook nog niet in mijn LibraryThing app. Ook zaten er per ongeluk een paar Proost Prikkels tussen. Maar ook die krijgen een mooi plekje in mijn kast - een mooie Proost Prikkel is in elke verzameling een aanwinst.
De vooroorlogse oogst
In mijn eerste stukje over de Corvey-modellen verzuchtte ik nog dat het een mooie uitdaging was om op jacht te gaan naar de Modellen, maar dat het vast heel moeilijk zou zijn om vooroorlogse exemplaren te pakken te krijgen. In mijn tweede stukje vertelde ik vol trots dat ik er inmiddels drie had, waarvan de oudste uit maart 1939 kwam. Na ‘Deventer’ kan ik maar liefst vijf vooroorlogse exemplaren aan mijn collectie toevoegen, en enkele uit de oorlogsjaren zelf. Het oudste exemplaar dat ik nu heb stamt uit 1937 en is een fragment uit Vondel’s Gysbreght van Aemstel. In de lijst met modellen telt het nummer 8. Of meer specifiek 8A, want kennelijk zijn er twee varianten van. Het werd meegezonden als bijlage aan het Kerstnummer van het Drukkersweekblad in 1937. Vol trots wordt in het werkje nog gemeld dat de toen nog vaste drukker van de Modellen, G.J. van Amerongen uit Amersfoort werd bekroond met de 1e prijs op de Grato, de Grafische Tentoonstelling waar ik vorige keer overschreef. Het velletje geschept papier van de Grato 1934 is trouwens nog steeds mijn oudste Corvey-gerelateerde object, maar ook in latere jaren bleek de Grato nog steeds belangwekkend genoeg om te melden. Vervolgens vond ik nummer 12, een tekst van Dirk Coster met de titel Wat zegt een boek ons? Dit is de eerste Corvey-uitgave die ter gelegenheid van een Boekenweek verscheen. In de jaren ‘50 en ‘60 werd het een traditie dat Corvey ter gelegenheid van de Boekenweek of het Boekenbal een speciale uitgave publiceerde. Ook hiervan vond ik er verschillende. Maar in 1938 was de Boekenweek inmiddels een gevestigd instituut, zoals ook Dirk Coster in deze uitgave vermeldt: “… de boekenweek, die een vaste Nederlandsche instelling geworden is”. Overigens, ook deze uitgave vermeldt dat er prijzen zijn gewonnen op de Grato door drukkerij G.J. van Amerongen uit Amersfoort. Dit keer won men een 1e prijs voor de typografie van hun drukwerk. In het colofon van de uitgave zelf staat trouwens dat dit Model 6 is, dit wijkt dus af van de nummering die Van Krimpen in 1983 in zijn overzichtswerk over de Modellen hanteerde. Model nummer 8 in de lijst van Van Krimpen, die ik hierboven beschrijf, is volgens Corvey zelf het tweede Model dat verschenen is. Ik hou echter voor de duidelijkheid gewoon de telling van Van Krimpen aan.Nummer 16, mijn derde vondst, is weer een bijlage geweest bij het Kerstnummer van het Drukkersweekblad. Zo’n Kerstnummer bevatte trouwens meerdere bijlagen, waaronder in dit geval een Corvey-model. Maar het was voor meer partijen een interessante manier om aandacht voor uitgaven te krijgen. Een andere bijlage in 1938 was bijvoorbeeld een Indisch Tuinboek. Corvey koos dit keer voor een tekst van Henry van Dyke met de titel Op naar Bethlehem. Het bevat een fraaie linosnede, helaas ongesigneerd en ook zonder naamsvermelding in het colofon. Het verhaal van Van Dijke komt ook voor in de bundel Kerstsproken uit 1930, verzameld door N. Basenau-Goemans. Daarin staan talloze afbeeldingen van de hand van Henri Pieck, de broer van Anton Pieck. Mogelijk is ook de linosnede uit dit Model dan van zijn hand.Model nummer 21 (volgens het colofon het achtste Model) is een fragment uit de veroordeling van Jeanne d’ Arc, uit het toneelstuk van Bernard Shaw. Later komen we nog meer teksten van Shaw tegen bij de Modellen: de nummers 108 en 110 zijn ook van zijn hand. Vervolgens heb ik ook de hand kunnen leggen op de nummers 24 en 26. De vooroorlogse reeks stopt bij nummer 38 uit september 1941 ("Na dit eerste nummer van de zesde serie van Het Model voor den Uitgever zullen er geen verdere meer verschijnen in verband met de verbodsbepaling voor huisorganen. Wij hadden gehoopt U met enige waardevolle aanwijzingen van dienst te kunnen zijn voor de verzorging van het boek in deze tijden van beperking, maar dat plan moeten wij opgeven."). Van deze 38 nummers heb ik er nu 8.
- 38a is een herdruk van een postincunabel, verschenen in september 1941 in 300 exemplaren: Den Sack der Consten, Wten Latine, Italiaensche, Fransche, duytsche ghecopuleert Om te vermaken die beswaerde sinnen. Ende voor hem dye gheerne wat nyeus hooren. Inclusief een los kaartje met kerstwens.
- 38d is een fragment van Erasmus uit zijn werk Oorloghs Vervloeckinge, met de titel Het gvlden boecsken genaemt Belli Detestatio ofte Oorloghs Vervloeckinge. Deze verscheen eind 1945 in een oplage van 500 exemplaren.
Beide hebben een nadrukkelijk ander formaat dan de reguliere Modellen. Ook staat er niets in vermeld over het gebruikte papier en de typografie van deze uitgaven.
De naoorlogse oogst
Het overgrote deel van de door mij gevonden Modellen is uiteraard naoorlogs. De eerste is dan meteen weer bijzonder, want op het omslag staat vermeld “Het herrezen Model voor den Uitgever”. De uitgave heeft als titel Van het papieren zwaard en het moordend zetlood en is van de hand van Johan van Eikeren zelf. Hierin reflecteert hij op hoe ook drukkers een bijdrage hebben geleverd aan de strijd in de oorlog: "toegerust met een wapen dat dodelijker blijken zou en waarmee wij het onze aan het uitbannen van het ten hemel schreeuwend onrecht hebben mogen bijdragen." En verder: "Het papieren blad was de drager van troostrijke gedachten en met vaste, onwrikbare letter stond het daar dat achter inktzwarte wolken de gouden zon der victorie gloorde." Vervolgens zijn verschillende gedichten opgenomen met betrekking tot de oorlogsjaren.
Ik ben inmiddels gestaag bezig met het zorgvuldig catalogiseren van alle vondsten. Ik heb mijn aanwinsten eerst chronologisch gesorteerd en ben ze nu aan het invoeren in LibraryThing. Ik doe dat grondig: elk exemplaar wordt bekeken en doorbladerd en alle gegeven vastgelegd, inclusief het gewicht van elk boek en de exacte maten. Dat gaat allemaal niet zo snel en ik ben op dit moment gevorderd tot 1949, het merendeel van de aanwinsten ligt daarom nog op mij te wachten. Ik ben benieuwd wat ik allemaal nog ga aantreffen in de latere nummers en dan weet ik ook pas hoe compleet ik eigenlijk ben als het gaat om de serie Modellen. Tot nu mis ik van de eerste 30 naoorlogse nummers er nog 10. Ik heb dus ruwweg tweederde van de serie, maar ik verwacht dat ik van de latere nummers er beduidend minder zal missen. Al met al begint de serie al behoorlijk compleet te worden op deze manier!
Nog twee bijzonderheden
Naast alle weelde van de daadwerkelijke Modellen, vond ik op de boekenmarkt ook nog twee bijzondere en relevante publicaties.
De eerste is een werkje dat strikt genomen niet tot de serie behoort (het kreeg dan ook nummer 58A, omdat het in 1949 verscheen als bijlage van het februarinummer 58. De Modellen bestonden toen inmiddels 12,5 jaar maar daar had de firma Corvey verder geen aandacht aan besteed. Ik schreef er in mijn eerste blog over Corvey-modellen al over. Een vaste ontvanger schreef daarop een brief aan Corvey dat dit onterecht was, vervolgens verscheen dit werkje van de hand van Johan van Eikeren met de titel Van een niet zo belangrijk jubileum, een brief en een klein misverstand over het woordje: Het. Hierin wordt de hele kwestie uit de doeken gedaan in een wat koddige tekst. Het misverstand ging erover dat de briefschrijver in kwestie vond dat door de serie Het Model voor de Uitgever te noemen, gesuggereerd werd dat andere typografische producten er niet toe doen, dus dat de serie beter Ons Model voor de Uitgever kan heten. Vervolgens wordt beschreven tot welke bespiegelingen dit bij Corvey leidde: "Hadden wij twaalfeneenhalfjaar lang - in argeloosheid dan - in blinde hoogmoed met gezwollen borst rondgelopen? (...) Als men op uw verjaardag geen presentje meebrengt is dat tot daaraan toe, maar u moet toch wel even iets wegslikken als u na de felicitatie te horen krijgt dat u er slecht manieren opnahoudt en dat u maar een erg pedant ventje bent." Maar alle bespiegelingen leidden ertoe dat de naam niet wordt veranderd, want er waren geen kwade bedoelingen geweest en je moet er niet meer in lezen dan noodzakelijk. Alhoewel, vanaf 1963 ging de serie uiteindelijk Een Corvey model heten, dus die naamswijziging kwam er tochDe tweede bijzonderheid is een miniatuuruitgave waarin de door Huib van Krimpen uitgesproken tekst is opgenomen, die hij uitsprak bij de feestelijke aanbieding van het boekje Over boekverzorging van Johan van Eikeren eind 1984. Dit boekje van Van Eikeren was al eerder verschenen in 1955, als Model nr. 97, maar werd 30 jaar later opnieuw uitgegeven. Van Eikeren schreef de tekst ooit als prijswinnende inzending voor een prijsvraag van het Gerrit Jan Thiemefonds, en vervolgens werd het met steun van het fonds uitgegeven in de Corvey reeks. De opdracht van de prijsvraag was destijds een beschouwing te schrijven waarin "in beknopte vorm, de essentiële voorwaarden waaraan een goed boek dient te voldoen" worden samengebracht. De beschouwing moest dan, "zonder een opsomming van technische details te zijn, voor makers en gebruikers van boeken de verschillende aspekten en problemen die zich telkens weer voordoen" belichten. Twee inzendingen wonnen een prijs, die van Van Eikeren en een beschouwing van Klaas Woudt (1923-2012), een Zaanse drukker en auteur die verder vooral veel publiceerde over taal en cultuur van de Zaanstreek.
Bij de heruitgave van Van Eikerens tekst in 1984 werd geconstateerd dat hoewel de oorspronkelijke uitgave "op vrij ruime schaal gratis is verspreid, het in de bijna dertig jaar sinds zijn verschijnen zo goed als onvindbaar geworden is en in brede kringen geheel onbekend." En men vond dat dit onterecht was, omdat de ideeën van Van Eikeren nog behoorlijk actueel waren. Dus was de heruitgave zowel nuttig voor de hedendaagse boektypograaf, als een kleine hulde aan Van Eikeren.