09 augustus, 2024

353 - Grote vondst op Deventer-boekenmarkt: omvangrijke Corvey collectie (Corvey deel 3)

Ik had een heel ander stukje in gedachten, maar de gezellige, sfeervolle en vooral succesvolle boekenmarkt in Deventer leidde tot een derde bijdrage over Corvey-modellen (en ik verwacht voorlopig de laatste, alhoewel niets zeker is in het leven van een verzamelaar).

Ik toog net als duizenden andere verzamelaars in alle vroegte naar Deventer (de markt begon officieel om 09.30, maar daar lachen we allemaal om natuurlijk - tegen die tijd had ik mijn grootste oogst al binnen). Een inventarisatie op Twitter wees uit dat ook een groep bibliofiele Twittervrienden aanwezig zou zijn. Met enige moeite vond ik Perkamentus op de markt (en dat moest ook want hij had een mooi boek voor mij meegenomen. Perkamentus kocht die dag één boek en schreef een eigen bijdrage over zijn bezoek aan Deventer), maar de overige vrienden heb ik gemist. Vermoedelijk omdat we allemaal met onze neuzen in de dozen stonden in plaats van naar de omstanders te kijken. Dat moeten we volgende keer dus beter doen - ik kijk uit naar een borrel op een Deventer terras, waar we tegen elkaar opscheppen over de mooie vondsten die we hebben gedaan zodat we allemaal stinkend jaloers op elkaar naar huis kunnen gaan.

Ik ging naar Deventer met de hoop dat ik onverwachte vondsten zou doen, maar vooral met de hoop dat ik weer een paar Corvey-modellen zou kunnen toevoegen aan mijn gestaag groeiende collectie. En daarin ben ik boven verwachting geslaagd.

De grootste vangst deed ik in de stand van Molenaar boeken. Deze stand staat vrij vooraan op de markt, en gelukkig ook maar. Het blijkt dat ik hier twee jaar geleden ook al direct bij de start van een dag Deventer mooie vondsten bij Molenaar deed. Ook dit keer stonden er verschillende dozen met boeken over boeken en over typografie, gelegenheidsuitgaven en dergelijke. Terwijl ik door de dozen groef vroeg ik mij af waar toch de Corvey-modellen zouden zijn. Ik vond het typisch dozen waarin je de Corvey modellen zou kunnen vinden, maar ze waren er niet. Totdat ik een doos apart zag staan waarop “Corvey-modellen en Proost Prikkels” stond. Ik kon mijn geluk niet op en viste de ene na de andere mooie verrassing uit de doos. Als een volleerde boekenmarktbezoeker blokkeerde ik de toegang tot de doos en de stapel met aankopen werd steeds hoger.

Uiteindelijk viste ik tientallen Modellen voor de uitgever uit die doos, en dat voor de bodemprijs van 4 exemplaren voor een tientje. Ik mocht de stapel voor 150 euro meenemen. De stapel met al deze Modellen heb ik vervolgens 6 uur lang meegesjouwd terwijl ik over de markt heen en weer sjokte. En ik voegde er nog aan toe: bij Hinderickx & Winderickx kocht ik er een paar, en zo bij nog enkele stands. Al met al bijna een verdubbeling van mijn collectie. Toen ik thuis kwam bleek ik toch een paar duplicaten te hebben gekocht - het was ook niet meer bij te houden voor mij en de nieuwe titels stonden natuurlijk ook nog niet in mijn LibraryThing app. Ook zaten er per ongeluk een paar Proost Prikkels tussen. Maar ook die krijgen een mooi plekje in mijn kast - een mooie Proost Prikkel is in elke verzameling een aanwinst.

De vooroorlogse oogst

In mijn eerste stukje over de Corvey-modellen verzuchtte ik nog dat het een mooie uitdaging was om op jacht te gaan naar de Modellen, maar dat het vast heel moeilijk zou zijn om vooroorlogse exemplaren te pakken te krijgen. In mijn tweede stukje vertelde ik vol trots dat ik er inmiddels drie had, waarvan de oudste uit maart 1939 kwam. Na ‘Deventer’ kan ik maar liefst vijf vooroorlogse exemplaren aan mijn collectie toevoegen, en enkele uit de oorlogsjaren zelf. 

Het oudste exemplaar dat ik nu heb stamt uit 1937 en is een fragment uit Vondel’s Gysbreght van Aemstel. In de lijst met modellen telt het nummer 8. Of meer specifiek 8A, want kennelijk zijn er twee varianten van. Het werd meegezonden als bijlage aan het Kerstnummer van het Drukkersweekblad in 1937. Vol trots wordt in het werkje nog gemeld dat de toen nog vaste drukker van de Modellen, G.J. van Amerongen uit Amersfoort werd bekroond met de 1e prijs op de Grato, de Grafische Tentoonstelling waar ik vorige keer overschreef. Het velletje geschept papier van de Grato 1934 is trouwens nog steeds mijn oudste Corvey-gerelateerde object, maar ook in latere jaren bleek de Grato nog steeds belangwekkend genoeg om te melden. 

Vervolgens vond ik nummer 12, een tekst van Dirk Coster met de titel Wat zegt een boek ons? Dit is de eerste Corvey-uitgave die ter gelegenheid van een Boekenweek verscheen. In de jaren ‘50 en ‘60 werd het een traditie dat Corvey ter gelegenheid van de Boekenweek of het Boekenbal een speciale uitgave publiceerde. Ook hiervan vond ik er verschillende. Maar in 1938 was de Boekenweek inmiddels een gevestigd instituut, zoals ook Dirk Coster in deze uitgave vermeldt: “… de boekenweek, die een vaste Nederlandsche instelling geworden is”. Overigens, ook deze uitgave vermeldt dat er prijzen zijn gewonnen op de Grato door drukkerij G.J. van Amerongen uit Amersfoort. Dit keer won men een 1e prijs voor de typografie van hun drukwerk. In het colofon van de uitgave zelf staat trouwens dat dit Model 6 is, dit wijkt dus af van de nummering die Van Krimpen in 1983 in zijn overzichtswerk over de Modellen hanteerde. Model nummer 8 in de lijst van Van Krimpen, die ik hierboven beschrijf, is volgens Corvey zelf het tweede Model dat verschenen is. Ik hou echter voor de duidelijkheid gewoon de telling van Van Krimpen aan.

Nummer 16, mijn derde vondst, is weer een bijlage geweest bij het Kerstnummer van het Drukkersweekblad. Zo’n Kerstnummer bevatte trouwens meerdere bijlagen, waaronder in dit geval een Corvey-model. Maar het was voor meer partijen een interessante manier om aandacht voor uitgaven te krijgen. Een andere bijlage in 1938 was bijvoorbeeld een Indisch Tuinboek. Corvey koos dit keer voor een tekst van Henry van Dyke met de titel Op naar Bethlehem. Het bevat een fraaie linosnede, helaas ongesigneerd en ook zonder naamsvermelding in het colofon. Het verhaal van Van Dijke komt ook voor in de bundel Kerstsproken uit 1930, verzameld door N. Basenau-Goemans. Daarin staan talloze afbeeldingen van de hand van Henri Pieck, de broer van Anton Pieck. Mogelijk is ook de linosnede uit dit Model dan van zijn hand.

Model nummer 21 (volgens het colofon het achtste Model) is een fragment uit de veroordeling van Jeanne d’ Arc, uit het toneelstuk van Bernard Shaw. Later komen we nog meer teksten van Shaw tegen bij de Modellen: de nummers 108 en 110 zijn ook van zijn hand. Vervolgens heb ik ook de hand kunnen leggen op de nummers 24 en 26. De vooroorlogse reeks stopt bij nummer 38 uit september 1941 ("Na dit eerste nummer van de zesde serie van Het Model voor den Uitgever zullen er geen verdere meer verschijnen in verband met de verbodsbepaling voor huisorganen. Wij hadden gehoopt U met enige waardevolle aanwijzingen van dienst te kunnen zijn voor de verzorging van het boek in deze tijden van beperking, maar dat plan moeten wij opgeven."). Van deze 38 nummers heb ik er nu 8.

Zoals ik vorige keer al schreef, werkte Van Eikeren tijdens de oorlog mee aan verscheidene illegale uitgaven, waarover hij in 1945 een apart boekje schreef. Maar er verschenen ook nog enkele uitgaven namens Corvey, veelal in beperkte oplage. Twee ervan zijn nu de mijne, zij tellen de nummers 38a en 38d (omdat zij vooraf gaan aan het eerste naoorlogse nummer 39):

  • 38a is een herdruk van een postincunabel, verschenen in september 1941 in 300 exemplaren: Den Sack der Consten, Wten Latine, Italiaensche, Fransche, duytsche ghecopuleert Om te vermaken die beswaerde sinnen. Ende voor hem dye gheerne wat nyeus hooren. Inclusief een los kaartje met kerstwens.
  • 38d is een fragment van Erasmus uit zijn werk Oorloghs Vervloeckinge, met de titel Het gvlden boecsken genaemt Belli Detestatio ofte Oorloghs Vervloeckinge. Deze verscheen eind 1945 in een oplage van 500 exemplaren.

Beide hebben een nadrukkelijk ander formaat dan de reguliere Modellen. Ook staat er niets in vermeld over het gebruikte papier en de typografie van deze uitgaven.

De naoorlogse oogst

Het overgrote deel van de door mij gevonden Modellen is uiteraard naoorlogs. De eerste is dan meteen weer bijzonder, want op het omslag staat vermeld “Het herrezen Model voor den Uitgever”. De uitgave heeft als titel Van het papieren zwaard en het moordend zetlood en is van de hand van Johan van Eikeren zelf. Hierin reflecteert hij op hoe ook drukkers een bijdrage hebben geleverd aan de strijd in de oorlog: "toegerust met een wapen dat dodelijker blijken zou en waarmee wij het onze aan het uitbannen van het ten hemel schreeuwend onrecht hebben mogen bijdragen." En verder: "Het papieren blad was de drager van troostrijke gedachten en met vaste, onwrikbare letter stond het daar dat achter inktzwarte wolken de gouden zon der victorie gloorde." Vervolgens zijn verschillende gedichten opgenomen met betrekking tot de oorlogsjaren.

Ik ben inmiddels gestaag bezig met het zorgvuldig catalogiseren van alle vondsten. Ik heb mijn aanwinsten eerst chronologisch gesorteerd en ben ze nu aan het invoeren in LibraryThing. Ik doe dat grondig: elk exemplaar wordt bekeken en doorbladerd en alle gegeven vastgelegd, inclusief het gewicht van elk boek en de exacte maten. Dat gaat allemaal niet zo snel en ik ben op dit moment gevorderd tot 1949, het merendeel van de aanwinsten ligt daarom nog op mij te wachten. Ik ben benieuwd wat ik allemaal nog ga aantreffen in de latere nummers en dan weet ik ook pas hoe compleet ik eigenlijk ben als het gaat om de serie Modellen. Tot nu mis ik van de eerste 30 naoorlogse nummers er nog 10. Ik heb dus ruwweg tweederde van de serie, maar ik verwacht dat ik van de latere nummers er beduidend minder zal missen. Al met al begint de serie al behoorlijk compleet te worden op deze manier!

Nog twee bijzonderheden

Naast alle weelde van de daadwerkelijke Modellen, vond ik op de boekenmarkt ook nog twee bijzondere en relevante publicaties.

De eerste is een werkje dat strikt genomen niet tot de serie behoort (het kreeg dan ook nummer 58A, omdat het in 1949 verscheen als bijlage van het februarinummer 58. De Modellen bestonden toen inmiddels 12,5 jaar maar daar had de firma Corvey verder geen aandacht aan besteed. Ik schreef er in mijn eerste blog over Corvey-modellen al over. Een vaste ontvanger schreef daarop een brief aan Corvey dat dit onterecht was, vervolgens verscheen dit werkje van de hand van Johan van Eikeren met de titel Van een niet zo belangrijk jubileum, een brief en een klein misverstand over het woordje: Het. Hierin wordt de hele kwestie uit de doeken gedaan in een wat koddige tekst. Het misverstand ging erover dat de briefschrijver in kwestie vond dat door de serie Het Model voor de Uitgever te noemen, gesuggereerd werd dat andere typografische producten er niet toe doen, dus dat de serie beter Ons Model voor de Uitgever kan heten. Vervolgens wordt beschreven tot welke bespiegelingen dit bij Corvey leidde: "Hadden wij twaalfeneenhalfjaar lang - in argeloosheid dan - in blinde hoogmoed met gezwollen borst rondgelopen? (...) Als men op uw verjaardag geen presentje meebrengt is dat tot daaraan toe, maar u moet toch wel even iets wegslikken als u na de felicitatie te horen krijgt dat u er slecht manieren opnahoudt en dat u maar een erg pedant ventje bent." Maar alle bespiegelingen leidden ertoe dat de naam niet wordt veranderd, want er waren geen kwade bedoelingen geweest en je moet er niet meer in lezen dan noodzakelijk. Alhoewel, vanaf 1963 ging de serie uiteindelijk Een Corvey model heten, dus die naamswijziging kwam er toch
Interessant is dat Van Eikeren verderop in het jubileumboekje nog iets over de motivatie voor deze reeks zegt: "Wij houden van blanco papier, maar niet minder van papier als het bedrukt is en ons is het niet onverschillig wat er met het artikel dat wij verhandelen gebeurt. Wij stellen niet alleen belang in onze kopers omdat zij ons papier kopen en ervoor betalen, maar wij stellen ook belang in hun werk. Onze uitgave is er niet alleen om zoveel mogelijk papier kwijt te raken; in alle bescheidenheid proberen wij te laten zien hoe het er uit kan zien als het bedrukt is en hoe goed de Nederlandse drukker, clichémaker en tekenaar zijn werk doet. Wij hebben nooit nagecijferd of en hoeveel baten onze uitgave ons wel inbrengt; wij hebben er plezier in en met voldoening mogen we zeggen dat velen dit genoegen met ons delen." En die laatste woorden van Van Eikeren zijn 75 jaar later nog steeds waar, want ook ik deel dit genoegen met hem, zoals ik al drie stukjes lang probeer uit te drukken.

De tweede bijzonderheid is een miniatuuruitgave waarin de door Huib van Krimpen uitgesproken tekst is opgenomen, die hij uitsprak bij de feestelijke aanbieding van het boekje Over boekverzorging van Johan van Eikeren eind 1984. Dit boekje van Van Eikeren was al eerder verschenen in 1955, als Model nr. 97, maar werd 30 jaar later opnieuw uitgegeven. Van Eikeren schreef de tekst ooit als prijswinnende inzending voor een prijsvraag van het Gerrit Jan Thiemefonds, en vervolgens werd het met steun van het fonds uitgegeven in de Corvey reeks. De opdracht van de prijsvraag was destijds een beschouwing te schrijven waarin "in beknopte vorm, de essentiële voorwaarden waaraan een goed boek dient te voldoen" worden samengebracht. De beschouwing moest dan, "zonder een opsomming van technische details te zijn, voor makers en gebruikers van boeken de verschillende aspekten en problemen die zich telkens weer voordoen" belichten. Twee inzendingen wonnen een prijs, die van Van Eikeren en een beschouwing van Klaas Woudt (1923-2012), een Zaanse drukker en auteur die verder vooral veel publiceerde over taal en cultuur van de Zaanstreek. 

Bij de heruitgave van Van Eikerens tekst in 1984 werd geconstateerd dat hoewel de oorspronkelijke uitgave "op vrij ruime schaal gratis is verspreid, het in de bijna dertig jaar sinds zijn verschijnen zo goed als onvindbaar geworden is en in brede kringen geheel onbekend." En men vond dat dit onterecht was, omdat de ideeën van Van Eikeren nog behoorlijk actueel waren. Dus was de heruitgave zowel nuttig voor de hedendaagse boektypograaf, als een kleine hulde aan Van Eikeren.

En nu leer ik dat die heruitgave feestelijk is gelanceerd in boekhandel G. Postma in de Spuistraat in Amsterdam op 17 december 1984. En wie anders dan Huib van Krimpen spraak daarbij een tekst uit, waarin hij dieper inging op Van Eikeren en zijn betekenis als typograaf en verzorger van de reeks Modellen. Pas anderhalf jaar daarvoor was van de hand van Van Krimpen de beredeneerde catalogus van alle Modellen verschenen, bij gelegenheid van een tentoonstelling van de complete reeks in Museum Meermanno, dus hij zat goed in de materie. In die catalogus deed Van Krimpen de uitspraak dat deze tekst van Van Eikeren zo slecht vindbaar was, als gevolg waarvan Jan de Jong van Uitgeverij de Buitenkant geïnspireerd werd tot de heruitgave. De Buitenkant gaf ook deze gesproken tekst vervolgens uit in dit kleine, dunne werkje. Het formaat van het boekje is slechts 10x7 cm en het telt 8 pagina's tekst. Ik kwam het stomtoevallig tegen in een of andere willekeurige bak met kleinere uitgaven en wist überhaupt niet dat het bestond. Een mooie en voor mij waardevolle vondst die een belangrijke toevoeging is aan de Corvey-collectie.

Tot slot

De komende weken ben ik zoals gezegd druk met het invoeren van alle gekochten Modellen. En daarna moet ik de stapel overige boeken catalogiseren die ik ook nog kocht in Deventer - ik zou bijna vergeten dat ik veel meer dan Corvey Modellen heb gekocht. Interessante ontdekkingen over de Modellen zal ik toevoegen aan dit stukje. Ik ben daarnaast bezig met een volgend stukje waarin ik wat algemene aanwinsten presenteer van de afgelopen maanden. Daar zullen aankopen uit Deventer tussenstaan, maar bijvoorbeeld ook uit Maastricht toen ik een tijdje zoet was in de Boekenkelder en daar mooie vondsten deed. Stay tuned!

15 juli, 2024

352 - Het Corvey model voor de uitgever deel 2 - aanvullende vondsten

In mijn vorige bijdrage schreef ik hoe ik steeds meer vorm aan het geven was aan mijn collectie uitgaven "Het model voor de uitgever" van de Corvey papiergroothandel. Deze Modellen waren bedoeld om de klanten van Corvey te tonen welke mogelijkheden er waren voor gebruik van papier van Corvey. De modellen verschenen van 1936 tot 1970, toen de geestelijk vader van deze uitgaven - Johan van Eikeren - overleed.

Het interessante is dat op het moment dat ik de focus leg op een bepaald verzamelgebied, het lijkt alsof ik direct meer mogelijkheden krijg om het uit te breiden. De Corvey-modellen komen van alle kanten naar mij toe. Ik ben dan ineens slachtoffer van een psychologisch fenomeen dat bekend staat als de frequentie-illusie, of het Baader-meinhof fenomeen. Dit is de illusie dat een onderwerp of woord dat kortgeleden onder je aandacht kwam, de periode erna in een hogere frequentie lijkt voor te komen. Je koopt een bepaalde auto, en plotseling zie je die overal. Of iemand die je kent gaat bij een bedrijf werken dat je niet kende, en plotseling zie je de naam van dit bedrijf overal. Of ik schrijf een stukje over Corvey-modellen en ineens zie ik overal Corvey-modellen in boekwinkels en online. Die informatie was er altijd al, maar mijn hersenen negeerden dat omdat het niet belangrijk was. Maar nu is het wel belangrijk geworden. Dit fenomeen heeft dus te maken met de neiging van de hersenen om patronen te creëren. Daardoor zie je ineens wat er altijd was, maar wat je niet als zodanig registreerde.

Tot zover het psychologische uitstapje, terug naar de modellen nu.

In mijn vorige stukje betwijfelde ik of het heel makkelijk zou zijn om vooroorlogse Corvey-modellen te vinden. Dat bleek nogal mee te vallen. Ik heb intussen drie vooroorlogse uitgaven in mijn collectie. Het zijn respectievelijk de nummers 20, 24 en 25. Alledrie uit 1939.
- Nummer 20 is een fragment van 7 bladzijden uit De legende van Uilenspiegel en Lamme Goedzak, geschreven door Charles de Coster. Dit verscheen in maart 1939
- Nummer 24 is Parijs. Uit de serie steden van Europa. Wederom een fragment, dit keer van 9 bladzijden. Op de titelpagina wordt vermeld "Uitgeverij van de Hollandse Reisvereniging Utrecht", maar daar heb ik niks over kunnen vinden. De tekst is van A. Nonymus (=uiteraard Johan van Eikeren). Dit Model verscheen in november 1939.
- Nummer 25 is Des soudaens dochterken, een middeleeuws gedicht in 16 pagina's. Het boekje is prachtig gebonden in een zilveren omslag, en toegevoegd is een kerstwens van de firma Corvey want het werkje verscheen in december 1939.

Een andere vooroorlogse uitgave is wat mij betreft wel heel bijzonder. Het is niet echt een publicatie van Corvey, maar wel een vorm van publiciteit om de Corvey papier bekend te maken. Maar eerst wat context:  in 1934 vond in de Utrechtse Jaarbeurs de Grafische Tentoonstelling plaats, ook wel Grato ‘34. Deze tentoonstelling was georganiseerd door de Federatie van Werkgeversorganisaties in het Boekdrukkersbedrijf. Het doel was te tonen wat er allemaal mogelijk was met drukwerk, zodat er meer vraag naar drukwerk zou komen en dat is goed voor het drukkersvak - die in die tijd nog in een flinke crisis verkeerde. Het was niet voor het eerst dat een dergelijke tentoonstelling voor het propageren van “mooi en beter drukwerk” werd gehouden, maar wel de grootste tot nu toe. Deze keer was het dan ook ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Federatie.

Op de Grato’34 was ruimte voor verschillende tentoonstellingen en demonstraties uit het drukkersvak. Het doel was natuurlijk te laten zien hoe mooi drukwerk kon zijn, maar op de Grato was ook een zogenaamde “gruwelkamer”, waar drukwerk werd getoond zoals het niet moet. Uit een krantenartikel: “Wat door sommige veelal obscure drukkerijtjes op de markt gebracht werd en wordt, wat zoo nu en dan op onaanzienlijk papier in onze brievenbus geworpen wordt - het is zoo verregaand slecht en belachelijk inferieur, dat het werkelijk moeite kost om te gelooven dat zooiets in dezen tijd nog kan.” En dat lag dus allemaal in de gruwelkamer op de bezoekers te wachten.

Wat ook steeds vermeld werd is dat de firma C.G.A Corvey op deze Grato demonstreerde hoe je met de hand papier kon scheppen. Deze velletjes papier waren voor bezoekers beschikbaar. Ik heb nu één van deze velletjes. Het is geschept papier, met als watermerk de Domtoren en de naam Corvey uiteraard en dat het gemaakt is op de Grato (zie afbeelding bij het begin van dit stukje). Het velletje in een kartonnen omslagmapje waarop staat vermeld dat dit afkomstig is van de Grato 1934 (zie afbeelding). Aan de binnenzijde van het omslagmapje zit een briefje geplakt met instructie: "De bedoeling is dit geschepte vel tusschen glas tegen het licht op te hangen, want als transparant komt het meer tot zijn recht." Met het oog op de kwetsbaarheid laat ik het echter gewoon in het omslagmapje zitten.

Ik schreef vorige keer ook over de 157 officieel genummerde Modellen en de verschillende bijlagen daarbij die soms apart genummerd worden. Een van de meest bijzondere is wat mij betreft nr. 84, een vrij kleine uitgave van Thornton Wilder die als bijlage een nogal fors uitgevallen tekst van G.H.M. van Huet heeft, waarin de door de Italiaanse meesterdrukker Alberto Tallone ontworpen letter Tallone voor het eerst in Nederland werd toegepast. Inmiddels bezit ik ook dit boekje van Van Huet. Deze tekst heeft nummer 84a gekregen, omdat het dus een zelfstandige bijlage is. Maar deze bijlage bevat zelf ooknog  een bijlage, namelijk een vouwblad met daarin een toelichtende tekst over Tallone en zijn typografische uitgangspunten. Een bijlage van een bijlage van een Model dus. 

De demonstratie papier scheppen op de Grato 1934
Een mooie andere vondst was de antwoordkaart op de enquête die ik in mijn vorige stukje aanhaalde. In uitgave 73 zat een kaartje waarin de ontvangers werd gevraagd of zij liever uitgaven in uniform formaat wilden blijven ontvangen (makkelijk in te binden), of in verschillende formaten. Uit de latere uitgaven was wel duidelijk dat de voorstanders voor verschillende formaten hadden gewonnen. Maar nu ben ik het bezit van uitgave 75, uit december 1951 met de uitgebreide titel Iournael ofte Beschrijvinge vande reijse gedean by den Commandeur Dirck Albertsz Raven, na Spitsbergen, inden Jare 1639, ten dienste van de E. Heeren Bewinthebbers vande Groenlantse Compagnie tot Hoorn. In deze uitgave zit het kaartje met de mededeling dat de uitgaven in de toekomst op verschillende formaten zullen verschijnen.

De tussenstand van mijn collectie is nu dat ik 55 Modellen bezit - ruwweg een derde van het totaal. En daarnaast twee bijzondere losse uitgaven, de in dit stukje beschreven Grato-uitgave en de in mijn vorige bijdrage beschreven bevrijdingsboodschap uit mei 1945. Ik hoop deze zomer op boekenmarkten e.d. nog wat aanvullingen te kunnen doen voor mijn collectie. Ik vertrouw er op dat het Baader-Meinhof fenomeen voorlopig zijn werk blijft doen.

24 mei, 2024

351 - Het Corvey model voor de uitgever

Ik kijk altijd graag in de bakken met 'kleine uitgaven' die je in antiquariaten en op boekenmarkten kan vinden. Vaak bakken die wat apart van de rest staan en waar over het algemeen de dunnere, maar toch veelal literaire, publicaties worden aangeboden. De gelegenheidsuitgaven, voorpublicaties, nieuwjaarsgeschenken en wat al niet meer. Vaak voor een vriendelijk prijsje mee te nemen. Er zijn verschillende soorten kleine uitgaven die je meer dan gemiddeld terugvindt in dat soort bakken. Uitgaven van de Wereldbibliotheek-vereniging bijvoorbeeld, waarvan in de loop van de tijd vele premie-uitgaven verschenen, of nieuwjaarsgeschenken van uitgeverijen. Maar ook publicitaire werkjes van diverse bedrijven uit de grafische sector. Denk aan Proost Prikkels (van papierhandel Proost en Brandt), of de serie reclame-uitgaven onder de titel Van Trio aan zijn zakenvrienden (van drukkerij Trio). Het zijn allemaal verzamelwaardige uitgaven en het liefst zou ik complete series van zowel de Wereldbibliotheek, als Proost Prikkels, als Trio in mijn bibliotheek willen hebben. Maar die heb ik niet, ik moet het doen met enkele losse uitgaven van elk. 

Een andere trouwe bewoner van de bakken en planken met 'kleine uitgaven’, en eentje waar ik altijd naar uitkijk, zijn de uitgaven van een serie die bekend staat als Het model voor de uitgever (later ook wel aangeduid als Een Corvey model). Het zijn werkjes van verschillende grootte en uitvoering, maar allemaal hebben ze een gemeenschappelijk doel. Dit onregelmatig verschenen tijdschrift werd uitgegeven door de Amsterdamse papiergroothandel C.G.A. Corvey en was bedoeld om de ontvangers te laten zien wat de mogelijkheden waren van het bij Corvey beschikbare papier. In zoverre verschilt dat doel niet veel van de uitgaven van Trio en Proost en Brandt.

Het Model voor den/de Uitgever

Wat deze serie interessant maakt is dat deze Modellen, zoals Huib van Krimpen zegt in zijn essay dat voorafgaat aan de chronologische bibliografie van deze uitgaven (zie afbeelding),

Een afspiegeling [zijn] geworden van de Nederlandse boektypografie in het midden van de twintigste eeuw in al haar verschillende aspecten.

Shoutout overigens bij deze naar de Maastrichtse boekenkelder, één van de grootste, de best gesorteerde en meest vriendelijke geprijsde tweedehands boekenwinkels waar ik ooit was. En waar ik afgelopen zaterdag deze uitgave vond, naast een Model dat ik nog niet had plus nog meer schatten (waarover een andere keer meer). 
Dat de serie Modellen de genoemde status heeft bereikt is te danken aan één man, Johan van Eikeren, die volgens wederom Van Krimpen kan worden gekenschetst als “een warm-voelend, breed ontwikkeld man van goede smaak.”  Van Eikeren werkte bijna zijn hele werkzame leven bij Corvey en bedacht als reclamechef deze Modellen. Hij was nauw betrokken bij de productie ervan: hij was redacteur van de serie, verzorgde meestal de typografie en was ook als auteur, illustrator  en vertaler nauw betrokken. Onder het pseudoniem A. Nonymus vinden we van Eikeren regelmatig terug in het colofon van de uitgaven. Kortom, Johan van Eikeren wás het Model voor de Uitgever en het was dan ook niet onlogisch dat de serie acuut stopte toen Van Eikeren in 1969 overleed. Overigens was Van Eikeren op meer gebieden actief dan alleen bij Corvey: hij verzorgde de typografie van enkele uitgaven van de Wereldbibliotheek, was betrokken bij kerstnummers van Grafisch Nederland en verzorgde tijdens de Tweede Wereldoorlog enkele clandestiene uitgaven
Foto afkomstig uit
Het model voor de uitgever
van Johan H. Van Eikeren
.

Het overlijden van Van Eikeren en het stoppen van de serie, was tevens het moment dat Corvey opging in Scaldia Papier. Daar is jaren later een soort opvolger van de Modellen ontwikkeld onder de titel Scaldia Model, waarvan slechts vijf nummers zijn verschenen. In de eerste nummer van Scaldia Model heeft Van Krimpen het essay geschreven wat ik hiervoor aanhaalde. Dit Scaldia Model 1 verscheen in 1983, bij gelegenheid van de tentoonstelling in museum Meermanno van de Corvey modellen. In museum Meermanno is een vrijwel complete collectie van de Corvey modellen beschikbaar. Er is ook een uitgebreide Wikipedia-pagina met de lijst van uitgaven, voor een belangrijk deel ontleend aan de lijst in het Scaldia Model.

Maar de toewijding en inzet van Van Eikeren leidden er dus toe dat deze verzameling van 157 Modellen uitgroeide tot een markante en veelzijdige reeks, waaraan tal van auteurs, ontwerpers en illustratoren hun medewerking verleenden. En trouwens ook drukkers, Van Krimpen gaat in zijn essay in op de drukkers die meewerkten aan deze uitgaven. Drukkers wilden graag meewerken omdat het belangrijke opdrachten waren die ook positief op hen afstraalden. Uiteindelijk werden 25 verschillende drukkerijen ingezet.

De uitgaven bestrijken vele onderwerpen, soms is het (vertaald) proza, soms zijn bijdragen over kunstenaars of over boekhistorische onderwerpen. Een interessante subcategorie zijn de uitgaven die ter gelegenheid van de Boekenweek werden gemaakt; jarenlang werd een speciale uitgave van het Model gemaakt passend bij het thema van de boekenweek of waarin bijvoorbeeld een tijdens het boekenbal uitgesproken tekst of gespeelde toneeltekst werd afgedrukt. Kortom, de uitspraak van Van Krimpen dat de Modellen een unieke weergave van een tijdperk zijn is in dat opzicht meer dan terecht. Voor mij betekent deze reeks ook een kennismaking met auteurs waar ik nog nooit van had gehoord. Zoals Luisa Treves, André Kuyten of Piet Apol. Aan de andere kant maken wereldberoemde auteurs deel uit van de serie, zoals Franz Kafka, Oscar Wilde of Truman Capote. En dan natuurlijk een aantal goede bekenden van wie ik al verschillende titels in mijn 'boeken over boeken'-collectie heb: Herman de la Fontaine Verwey, Gerrit Ovink en Wim Simons.   

Mijn collectie

Ik schreef hierboven dat de er 157 Modellen zijn. Dat is niet helemaal correct: de nummering loopt tot 157, maar er zijn tal van 'extra' uitgaven gesignaleerd. In de lijst van Van Krimpen of andere overzichten worden deze dan aangeduid met een extra letter. Soms is er een bijlage bij een Model die is 'gepromoveerd' tot separate uitgave en soms is er een gelegenheidsuitgave gemaakt, die tussendoor aan relaties van Corvey werd gestuurd. Bijvoorbeeld: in februari 1949 verscheen deeltje 58, een heruitgave van een tekst van Justus van Effen. Als 58a staat in de lijst een jubileumuitgave, verschenen bij het 12,5 jaar bestaan van de Modellen, eveneens in februari 1949. Deze was niet gepland door Corvey, maar verscheen op verzoek van een relatie die vond dat er toch aandacht aan zo'n jubileum moest worden besteed. Het ingelaste werkje kreeg de titel Van een niet zo belangrijk jubileum. Vervolgens verscheen in april 1949 deeltje 59. Een andere voorbeeld: deeltje 84 verscheen in juni 1953, een tekst van Thornton Wilder. Als 84a staat de bijlage bij deze uitgave genoemd, een zelfstandige tekst van Alberto Tallone. Deze bijlage bevat vervolgens weer een inlegvel, die niet apart wordt genummerd. Begrijpt u het nog? Al met al moet worden dus uitgegaan van circa 165 separate uitgaven en een onbekend aantal losse bijlagen.

Van de lijst met 157 /165 Modellen bezit ik er momenteel 41, ongeveer een kwart dus. Ik koop ze op boekenmarkten, in antiquariaten, soms in kringloopwinkels en via Marktplaats. De oudste uitgave van de serie in mijn collectie is uit 1946, het is nummer 40 in de reeks. Het is trouwens ook een uitgave met misschien wel de langste titel:

Pleidooi voor het schone boek, mitsgaders een oproep aan de Nederlandse uitgevers jaarlijks de vijftig bestverzorgde boeken weer bijeen te brengen en daarvan tentoonstellingen te doen houden, dit alles ter verbreiding en ter aanmoediging van de boekkunst in Nederland en tot profijt van allen werkzaam in de grafische vakken. Het was het tweede naoorlogse deeltje van “het herrezen model voor de uitgever”. Van Eikeren laat hierin zijn betrokkenheid bij het boekenvak zien en pleit voor hervatting van een jaarlijkse tentoonstelling die voor de oorlog een aantal keer had plaatsgevonden. Uiteindelijk zou vanaf 1949 onder auspiciën van de CPNB jaarlijks een selectie van de vijftig bestverzorgde boeken plaatsvinden (tegenwoordige zijn het er trouwens jaarlijks 33, die door een aparte stichting worden geselecteerd). 

Dit deeltje is dan misschien de oudste in mijn collectie, maar het is niet mijn oudste Corvey-gerelateerde werkje. Ik bezit één van de door Van Eikeren verzorgde clandestiene uitgaven, Het lied der minne van vroeger en nu uit 1944. Een andere Corvey-gerelateerde uitgave vind ik zelf wel heel bijzonder: gedateerd 5 mei 1945 verscheen een ‘bevrijdingsboodschap’, waarin Corvey de hoop uitspreekt dat de lezer “voor de rampen van de oorlog gespaard is gebleven”, en verder:

dat het een vreugde zal het ons zijn weer te mogen bijdragen in het maken van goed drukwerk en wij zien het als een prachtige taak de Hollandse geest, die niet te temmen bleek, in de schoonheid van ons vak tot uitdrukking te brengen

Of deze boodschap van de hand van Van Eikeren is, is niet te zeggen. De bevrijdingsboodschap start met een citaat uit de Nederlandtsche Gedenck-clanck van Adriaen Valerius uit 1626. Dit was niet voor niets gekozen: de Gedenck-clanck is een serie geuzenliederen die tijdens de Tweede Wereldoorlog populair was onder het verzet. Bovendien is de melodie waarop het Wilhelmus vandaag de dag wordt gezongen afkomstig uit dit boek, in plaats van de oorspronkelijke melodie uit 1570. Koningin Wilhelmina besloot in 1932 dat dit voortaan de officiële melodie van het Nederlandse volkslied zou zijn.

Van Krimpen merkt op dat na de oorlog de Modellen echte boekjes zijn geworden, de typografie gedurfder wordt en de Modellen veel meer worden dan de bedrukte papiermonsters die ze voor de oorlog waren. Dat is ook te zien in mijn collectie: er is zeker geen standaarduitvoering van de Modellen. Het presenteren van de mogelijkheden van Corvey-papier veronderstelt immers ook variëteit in de uitgaven. Ik heb dus kleine boekjes gedrukt op bijbelpapier (nr. 84, teksten van Thornton Wilder, 18x11,5cm), grote boekjes (nr. 118, De eerste bloei van de Noord-Nederlandse kunst, 27,5x20 cm), dwarse boekjes (nr. 104, Van de wijs van Remco Campert, 14x20 cm) - kortom, het gaat alle kanten op. 

Geruime tijd werd er echter wel degelijk gekozen voor een standaardformaat. Een antwoordkaartje in nr. 73 uit 1951 (D.H. Couvée, Van couranten en courantiers uit de 17de en 18de eeuw) legt uit hoe het zit. Dit kaartje blijkt een enquête te zijn over het gewenste formaat van de uitgaven.De tekst is namelijk: 

Op veler verzoek hebben wij voor "Het Model voor de Uitgever" tot het uniforme formaat moeten besluiten waarop het de laatste jaren verscheen. Deze voorkeur voor één formaat werd geuit door diegenen die de jaargangen laten binden of de boekjes in een uniforme serie willen verzamelen. Van hier en daar bereikte ons de laatste tijd echter de suggestie variatie in de afmeting te brengen en toepassingen te geven van de bekende boek-formaten.Wij staan hier nu tegenover twee wensen waarbij het ons moeilijk wordt gemaakt de keus te doen. Het lijkt ons daarom het beste dat onze lezers zelf die keuze bepalen en dat wij dan de meeste stemmen laten gelden.

Waarschijnlijk wees de stemming uit dat de lezers meer variëteit wilden, want vanaf 1952 is elk werkje niet alleen typografisch en inhoudelijk verrassend, maar ook voor wat betreft formaat. Naast de apart genummerde bijzonderheden die ik hiervoor noemde, blijkt uit de overzichten ook dat veel uitgaven een losse bijlage bevatten - een antwoordkaart, boekenlegger of andere tekst. Vaak ontbreken die helaas in de Modellen die nu tweedehands verkocht worden.

Ik bezit weliswaar niet de oudste Modellen, maar wel het laatste deeltje in de reeks, nummer 157: Gesprek met Hans de Cocq, grafisch ontwerper van de NOS, uiteraard van de hand A. Nonymus. Hierin zit gelukkig wel het bijbehorende losse briefje, dat in dit geval het einde van de reeks aankondigt: 

Het Corvey 'Model' dat wij U hierbij aanbieden, moet helaas de in een lange reeks van jaren met succes verschenen uitgave besluiten. Dit Laatste 'Model' - dat door allerlei omstandigheden verlaat van de pers is gekomen - bleek vrijwel persklaar te zijn op het moment van overlijden van de geestelijke vader van deze uitgave, Joh. H. van Eikeren. Een ieder, die het 'Model' kent, weet dat dit zo zeer het persoonlijk stempel van wijlen de Heer van Eikeren heeft gedragen, dat wij zeker in zijn geest handelen door niet te trachten op andere wijze het niveau van zijn uitgave te evenaren. Het is als hommage aan de helaas zo plotseling overleden Heer Van Eikeren dat wij U zijn laatste en ook van ons laatste 'Model' uitbrengen. 

De toekomst

Ik hou ervan om series te verzamelen, en langzaam toe te werken naar compleetheid. Of dat nu de Slibreeks is of de Literaire Juweeltjes, het maakt mij niet uit. Mijn collectie uitgaven van Stichting de Roos die inmiddels bijna 200 boeken en talloze efemera telt is een kwarteeuw geleden begonnen met één aankoop (De Joodse cel, van Bordewijk, uit 1981 - De Roos 118). Met deze reeks Modellen zal ik ook nog wel even bezig blijven. Ik verwacht niet dat de vooroorlogse uitgaven makkelijk te krijgen zullen zijn, maar de naoorlogse reeks - de nummers 39 t/m 157 - zou zeker moeten lukken. Nog maar 79 van de 119 te gaan.

15 maart, 2024

350 - Mijn gemiddelde boek deel 2: Hugo Brandt Corstius

Bijna 15 jaar geleden, kort nadat ik alle boeken die ik toen bezat had ingevoerd in mijn catalogus via LibraryThing, heb ik de statistieken van die site gebruikt om mijn "gemiddelde boek" uit te rekenen. LibraryThing houdt namelijk talloze gegevens bij over de ingevoerde boeken, deels op basis van wat je zelf invoert maar deels ook op basis van wat anderen hebben ingevoerd over diezelfde boeken (zoals aantal bladzijden, jaar van publicatie, maar ook gewicht en formaat). 

Zoals ik in mijn vorige post al aangaf worden daar allerlei grappige verbanden mee gelegd - bijvoorbeeld dat ik in 2023 een stapel boeken vergaarde ter hoogte van een struisvogel. Mijn totale opgestapelde boekenbezit heeft overigens nu een lengte die net iets meer is dan de hoogte van de Niagara watervallen (64,31 meter), mijn volgende doel is de hoogte van de Taj Mahal (72,85 meter).

Maar goed, 15 jaar geleden ging ik kijken of ik op basis van verschillende statistische gegevens over mijn collectie een boek kon aanwijzen dat ik als gemiddelde boek in mijn bibliotheek kon beschouwen. Destijds was dit Herinneringen van een engelbewaarder van W.F. Hermans. Maar wat is het gemiddelde boek nu?

Ik zal dezelfde statistieken gebruiken als destijds. Op basis van 4.449 titels heeft het gemiddelde boek in mijn bibliotheek de volgende kenmerken:

  • Taal: De originele taal van 55% van mijn boeken is Nederlands (met 24,5% Engels als goede tweede). Dat percentage origineel Nederlandstalige boeken is sterk gedaald in de afgelopen 15 jaar, toen lag dat op ruim 70%.
  • Geslacht: 65% van de auteurs in mijn bibliotheek is mannelijk. Ook dat is sterk gedaald; dat was bijna 80%.
  • Dood of levend: de meeste van mijn auteurs zijn al overleden, dit aantal is toegenomen. Dat is op zich niet gek, hoe langer ik boeken heb hoe groter de kans dat auteurs overlijden. Aan de andere kant heb ik dus ook niet heel veel instroom van nieuwe, levende auteurs in mijn bibliotheek.
  • Pagina's: in totaal bevat mijn bibliotheek nu 642.277 pagina's. Een gemiddeld boek telt 152 pagina's. De meeste pagina's zijn afkomstig van Multatuli (20.551), wat niet gek is met het 25-delig verzameld werk in dundruk op de plank, aangevuld met andere Multatuliana. Goede tweede is Bordewijk waarvan ik 11.063 pagina's bezit. De rest van de top 5: Adriaan van Dis (8.973), Hugo Brandt Corstius (7.202) en Gerrit Komrij (6.011). Deze statistiek had ik vorige keer nog niet meegenomen.
  • Uitvoering: de paperbacks zijn in de meerderheid (2.142) ten opzichte van de hardbacks (1.567). De andere categorieën zijn veel kleiner: cahiersteek 281, geniet 214.
  • De gemiddelde publicatiedatum van mijn boeken is 1993. Mijn gemiddelde boek is dus 31 jaar oud. Dat was vorige keer 24 jaar (toen was het gemiddelde boek gepubliceerd in 1985). Ook dit is niet onlogisch: ik koop nog steeds oude én nieuwe boeken en ik doe weinig boeken weg, daarmee zullen mijn boeken gemiddeld steeds een beetje ouder worden.
  • Fictie of non-fictie: ik heb twee keer zoveel fictie in mijn bibliotheek als non-fictie. Ik zie dat LibraryThing ook een flink aantal boeken aanduidt met "both", dus zowel fictie als non-fictie. Dat verbaasde mij en dat vereiste nader onderzoek. Als ik die categorie aanklik, zie ik veel boeken over boeken, catalogi en dergelijke. Ik beschouw die als non-fictie. Daarnaar kijkend schat ik in dat het aandeel non-fictie eigenlijk groter is dan uit de getallen blijkt, maar desondanks blijft fictie in de meerderheid.
  • De door het systeem gegenereerde trefwoorden voor mijn collectie (op basis van info van andere LT'ers) zijn achtereenvolgens Nederlandse literatuur / Literatuur / Verhalen / Poëzie / Boeken over boeken. Als ik naar mijn eigen gehanteerde trefwoorden bij mijn boeken kijk dan zijn de belangrijkste Nederlands / roman / verhalen / ULTB / gesigneerd / boeken over boeken. ULTB is jargon en dat staat voor Unique LibraryThing Book, oftewel een boek waarvan er maar één op LibraryThing geregistreerd staat. Hoe meer ULTB's je hebt, hoe unieker je bibliotheek is als het ware. 
  • Doorgaand op de ULTB's: gemiddeld deel ik mijn boeken met 965 andere LT'ers, maar de mediaan is 11. Ik heb ook best veel klassieken die bijna iedereen heeft, en dat trekt het gemiddelde omhoog. Maar ik heb ook best veel boeken die weinig mensen hebben, daarom is de mediaan zo laag.

Met deze gegevens kan ik dus op zoek naar deze kenmerken voor mijn gemiddelde boek: een boek van een Nederlandse auteur, gepubliceerd in 1993, van een overleden mannelijke auteur, het moet bij voorkeur fictie zijn en ongeveer 150 pagina's tellen. En ik moet de paperback bezitten. Ongeveer 11 anderen op LibraryThing moeten het boek ook hebben.

Het was nog best een lastige zoektocht om dit boek te vinden. Om te beginnen heb ik 92 boeken uit 1993 in mijn collectie. Die zijn niet allemaal oorspronkelijk uit 1993 - zo heb ik drie uitgaven van Ambo Klassiek uit 1993 waarvan de inhoud vanzelfsprekend soms een paar duizend jaar ouder is. Maar van de 99 in 1993 gepubliceerde boeken, hebben er 60 een Nederlandse auteur.  Daarvan zijn er 44 van mannelijke auteurs en 28 paperbacks. Dan blijven er boeken over van uiteenlopende dikte. De boeken die qua aantal pagina’s het dichtst bij het gemiddelde in de buurt komen, zijn vier bundels van Hugo Brandt Corstius (1935-2014)  die hij onder verschillende pseudoniemen publiceerde, waaronder zijn bekendste alter ego's Battus en Piet Grijs. Vier bundels die voor wat betreft de uitvoering samen ook weer een eenheid vormen. Er zijn 11 mensen op LibraryThing die de bundel van Piet Grijs ook hebben, ook daarin is het een passende keuze. Aangezien Brandt Corstius ook nog eens de nummer 4 in mijn bibliotheek is gelet op het aantal pagina’s, is het niet raar dat deze naar voren komt. En dan is het feit dat dit de uitkomst is van tamelijk zinloze statistiek met gegevens over boeken die niets te maken heeft met de inhoud iets dat bij nader inzien precies in het straatje van Brandt Corstius past. Denk maar aan zijn taalkundige verzinsels op basis van allerhande statistiek. Alleen de vraag of dit feit of fictie is, is onbeantwoord. Misschien een beetje van allebei.

De bundels van Maaike Helder, Piet Grijs, Battus en Talisman verschenen tegelijkertijd in 1993. Ik herinner mij zelfs nog dat deze verschenen. Ik was toen al fan van Brandt Corstius maar was een arm student. Ik constateerde spijtig dat ik de honderd gulden voor deze vier boeken niet had op dat moment. Gelukkig kon ik ze later in de ramsj alsnog kopen.

Ik heb al vaker over mijn bewondering voor Brandt Corstius geschreven. Ik hou erg van taal, dus zijn Opperlandse taalboeken heb ik vol bewondering gelezen. Volgens de auteur is opperlands "Nederlands op vakantie". Hij zegt, in het voorwoord van Opperlandse Taal- en Letterkunde (1983): "Opperlandse taalkunde is een droom-taalkunde: als iets leuk is, dan is het goed. En wat leuk is, mag iedereen zelf weten. De Opperlandse grondwet luidt: wat kan dat mag, en wat niet kan dat mag helemaal." Maar ook zijn vermogen tot systematisch redeneren, zijn scherpe pen en zijn veelzijdigheid spraken mij erg aan. Ik heb zelden iets van hem gelezen waar ik niet volop van genoot. Ik vond alleen dat hij in de ‘affaire Buikhuisen’ echt fout zat, maar dat is het lot van columnisten en felle polemieken: soms sla je de plank faliekant mis. Aan de andere kant werd hem ook groot onrecht aangedaan toen minister Brinkman in 1985 weigerde de PC Hooftprijs aan Brandt Corstius uit te reiken, kennelijk omdat kwetsen door hem tot instrument was verheven (in de publicatie De kroon op het kwetsen (Nijsen, 1985) worden de persreacties op deze affaire verzameld).  In 1987 kreeg hij de prijs alsnog. Uiteindelijk vond ik toch dat ik alles van de man moest hebben, het resultaat zijn de 67 titels in mijn bibliotheek. Een aantal bijzonderheden daarin zijn publicaties uit de tijd dat hij wetenschappelijk medewerker was bij het Mathematisch Centrum van de Universiteit van Amsterdam, en daar al publiceerde over een prille vorm van computer taalkunde (publicaties van het instituut uit 1965 en 1967), zijn proefschrift uit 1970 en diverse gelegenheidsuitgaven. Brandt Corstius publiceerde nog een handvol andere specifieke studies bij het Mathematisch Centrum, maar die zijn onvindbaar en nergens te koop. Ze bestaan alleen nog in archieven. 

Nieuwe aanwinsten

Doordat ik het meeste werk van Brandt Corstius al heb, schaf ik weinig nieuws van hem aan. Het toeval wilde echter dat terwijl ik bezig was deze vier bundels als gemiddelde boeken van mijn bibliotheek anno 2024 te beschrijven, ik twee bijzonder aanwinsten van deze schrijver voor mijn bibliotheek vond.

De eerste is een boek dat ik al heel lang zocht: een bundel essays over computertaalkunde van Hugo Brandt Corstius en een aantal andere auteurs: Grammars for number names. Dit boek verscheen in 1968, mijn geboortejaar en in de lente van Brandt Corstius’  carrière (hij was pas 33 en moest nog hoogleraar worden). Ondanks dat dit een ouder boek is, is het tweedehands nog relatief prijzig, met prijzen tot 50 euro/dollar (nog exclusief verzendkosten uit de VS). Ik was dan ook erg blij toen ik het voor een tientje bij het Almeerse Klondyke aangeboden zag zodat ik deze lacune eindelijk kon vullen.

Via Marktplaats kocht ik vervolgens de jubileumuitgave die Brandt Corstius in 2002 schreef ter gelegenheid van 60 jaar IBM Nederland. Bijzonder aan deze uitgave is dat het niet alleen een boek is, maar dat er ook een replica in zit van het beroemde ‘ bolletje’, dat typerend was voor IBM schrijfmachines (van Nico Scheepmaker verscheen ooit een bundeling columns onder de titel Het bolletje van IBM. Dit bolletje verving de traditionele hamertjes van een schrijfmachine (die in de war konden raken). Je kon het bolletje verwisselen om verschillende lettertypes te krijgen. Je kon er tot 15 tekens per seconde mee tikken. Dat bolletje dus, niet voor niks siert het deze jubileumcassette. Het boek zelf heeft een gat waar dit bolletje in past. Ik had al een exemplaar van het boek - met gat, maar zonder bolletje - maar ik zocht nog de complete set. Gelukkig gaf de zoekterm op Marktplaats na jaren eindelijk eens een hit en nu kon ik eindelijk de complete cassette aan mijn collectie toevoegen. 


Hugo Brandt Corstius was niet de enige schrijver in het gezin. Zijn dochter Aaf en zoon Jelle hebben ook de nodige titels op hun naam staan, evenals zijn jongere zus, kunsthistorica Liesbeth Brandt Corstius en vader J.C. (Jan) Brandt Corstius die hoogleraar Nederlandse letterkunde was. Ik ben niet van plan de hele familie te verzamelen, alleen van Jelle laat ik zelden een boek liggen omdat hij zo aanstekelijk schrijft, ik hou van zijn ironische taalgebruik en zijn onderwerpkeuze. Afgelopen week kocht ik daarom een mooie eerste druk van BAM, over een reis dwars door Rusland via de spoorlijn met die naam (een euro bij De Arm in Utrecht). 

Over een jaar of 15, in 2039, kunnen jullie een herberekening van mijn gemiddelde boek verwachten. Ik vermoed tegen die tijd een boek uit circa 2000, waarschijnlijk weer van een Nederlandse auteur, mogelijk eindelijk eens een vrouwelijke auteur. Ik nomineer alvast Pauline Slot, met haar jaarwisselingsgeschenk Tand om tand dat werd uitgegeven door de toen nog bestaande keten van Boekhandels met *).

18 januari, 2024

349 - Jaaroverzicht 2023: een struisvogel aan boeken

Zo af en toe geef ik een overzicht van een jaar in boeken. Ik doe dat niet elk jaar, maar soms kijk ik zelf tevreden terug op mijn vondsten en vind ik het leuk de stapel te delen met mijn lezers. De laatste keer was al weer 4 jaar geleden en daarom is het hoog tijd dit weer te doen. Ik werd mede geïnspireerd door de Stichting Desiderata-uitgave die ik net voor het einde van het jaar ontving: Het einde van het boek van Octave Uzanne, zoals altijd fraai vormgegeven en met zorg vertaald door Martin Hulsenboom. Het was de tweede Desiderata-uitgave van dit jaar, eerder verscheen al De pelle humana, over boeken gebonden in mensenhuid. Dat was een uitgebreidere versie van een eerdere uitgave in eigen beheer (die ik uiteraard ook heb). Beide versies van De pelle humana staan  nu trots naast elkaar. En hierbij staat nu ook Het einde van het boek. In dit verhaal van Uzanne worden allerlei veranderingen voorspeld die zich op het terrein van het boek gaan voordoen. Met verrassend veel fantasie wordt gesproken over technologische vernieuwingen die ertoe zullen leiden dat het papieren boek gaat verdwijnen. Veel van die voorspellingen - over luisterboeken en digitale boeken - zijn intussen uitgekomen, maar de meest sombere voorspelling over het verdwijnen van het gedrukte boek is gelukkig (nog) niet bewaarheid. Ook ik heb mij dit jaar weer met verve verzet tegen het verdwijnen van het papieren boek.

De teller van de Bibliotheca Scatebra staat inmiddels in totaal op 4.425 titels. Maar hoeveel is er nu bijgekomen in de laatste twaalf maanden? Mijn online catalogus LibraryThing helpt mij goed op weg voor dit jaaroverzicht doordat ik het overzicht gedetailleerd bijhoud en het systeem dit keer een eigen jaaroverzicht genereerde. Daarin staat wat ik heb gelezen en wat ik heb toegevoegd aan mijn catalogus, gesorteerd op datum, genre, auteur, verschijningsjaar et cetera. Inclusief allemaal staaf- en taartdiagrammen. Het is nuttig om te weten dat alle boeken opgestapeld ongeveer de hoogte van een struisvogel hebben en 0,48 Billy aan ruimte vragen. Mijn jaaroverzicht 2023 staat hier. Maar hoe feilloos het systeem ook is, toch is het niet helemaal compleet - en dat komt door mij. Ik heb namelijk niet alleen nieuwe boeken aan mijn catalogus toegevoegd, maar ook verschillende exemplaren vervangen door betere. Latere drukken voor eerste drukken, of simpelweg een mooiere uitvoering. Die staan hier niet tussen omdat het systeem die niet herkent als 'nieuw' (ik heb alleen de beschrijvingen aangepast). En daarnaast loop ik een beetje achter met invoeren. Ik heb nog wat opbrengsten van de laatste veiling van Bubb Kuyper die ik nog niet ingevoerd heb. Invoeren is nogal wat werk omdat ik echt alle details invoer (afmetingen, gewicht, details over paginering, uitvoering, bijzonderheden, etc.).

Alle omslagen van de nieuwe titels in mijn bibliotheek
 

 

Laten we beginnen met de getallen. Ik heb in 2023 178 nieuwe titels ingevoerd in LibraryThing, en nog 12 die liggen te wachten, dus in totaal 190 nieuwe titels. Gemiddeld ruim 3,5 boek per week dus, oftewel om de dag een nieuwe titel. Was het maar zo dat ik om de dag een nieuw boek kreeg, wat zou dat heerlijk zijn! Maar de boeken komen in golfjes: de ene maand twee dozen van een veiling of een tas vol van een boekenmarkt, de andere maand weer niks. Maar die 190 exemplaren, wat zijn dat voor boeken en waar komen ze vandaan?

Mijn leveranciers

Mijn grootste leveranciers zijn nog altijd de boekenveilingen, zij leverden mij 45 titels, Dit jaar haalde ik 30 titels weg bij Bubb Kuyper, 15 titels bij Burgersdijk & Niermans en eentje bij Catawiki.

Bij de najaarsveiling van Bubb Kuyper won ik een paar kavels Nescio met bijna allemaal titels die ik voor zover ik kon inschatten al had, maar die bij nadere beschouwing toch nog wat verrassingen opleverde.

Ik kocht de Nesciokavels vooral omdat in één ervan een genummerde prent van Joost Swarte zat met een illustratie uit Titaantjes. Deze prent kende ik nog niet. Ik wist van het bestaan van een vergelijkbare prent met een illustratie uit De Uitvreter (die zoek ik nog), maar deze wilde ik natuurlijk niet missen. Ik bood hoog op dit kavel en kreeg 'm voor een lage prijs (is Nescio niet meer in trek?). Naast de prent van Swarte vond ik in deze kavels onder meer een paar verbeterde of mooiere exemplaren zodat ik die kon ruilen met exemplaren in mijn collectie. 

Bij het doorbladeren van de boeken was er nóg een verrassing, uit één ervan rolde een linosnede van de hand van Aline E. Jansma met het hoofd van Nescio. Deze had ik nog nooit gezien en ik vond online wel linosnedes van haar hand van andere schrijvers (Multatuli, Oscar Wilde) maar niet deze. Een mooie vondst, die nu staat te pronken in een lijstje bij mijn Nescio-collectie. Verder zat er nog een mij onbekende uitgave tussen van brieven tussen Chr,J, van Geel en Nescio, en een aantal bijdragen over Nescio in literaire tijdschriften zoals De Parelduiker.
Ik had vervolgens een heleboel dubbele Nescio-uitgaven en die heb ik via Catawiki verkocht, waarbij de opbrengst hoger was dan wat ik bij Bubb moest afrekenen.

Naast deze rijke Nescio-oogst kocht ik bij Bubb een  mooi kavel met uitgaven van Kurt Löb, een tekenaar die ik zeer bewonder, Ik was erg blij met diverse gesigneerde exemplaren, een paar bibliofiele uitgaven en sowieso mooie uitbreiding van mijn Löb-collectie. Zo kon ik eindelijk de paperback van Flauberts verhaal Bibliomanie (De Mandarijn, 1982) vervangen door een gebonden, genummerde en gesigneerde versie waar ik al een tijdje naar zocht. Heel blij was ik ook met een bibliofiele editie van Reidans van Arthur Schitzler, één van de Romeins genummerde en door Löb gesigneerde uitgaven. Verder kocht ik nog een setje nieuwsjaarsgeschenken van Antiquariaat Klikspaan uit Leiden (waarvan één gebonden luxe-exemplaar) en zoals altijd een paar uitgaven van Stichting de Roos.

Ik kocht 15 titels bij Burgersdijk & Niermans, De meeste daarvan komen uit een kaveltje 'boeken over boeken', met werken van onder meer Huib van Krimpen en Herman de la Fontaine Verwey. Maar ook een paar boeken rondom Laurens Janszoon Coster, waar ik dan ook een uitgebreid blog over schreef. 

Het andere kavel bestond uit nieuwjaarsgeschenken van Stichting de Roos, met ook hier weer een prachtige afdruk van Joost Swarte, die inmiddels tot de meest gezochte nieuwjaarsgeschenken van De Roos hoort. Ik scheef een paar jaar geleden al eens een blog over deze nieuwjaarsgeschenken, die vaak verrassend bijzonder zijn qua inhoud of vormgeving en beslist verzamelwaardig.

Mijn tweede grootste leverancier was zoals altijd Marktplaats. Daar kwamen 34 titels vandaan. Over verschillende daarvan heb ik op dit blog geschreven, zo kwam onder meer de vierdelige serie Hollands Rijkdom van Elias Luzac van Marktplaats, evenals het Elzeviertje, Over beide heb ik uitgebreid geschreven. Ik kocht via Marktplaats ook veel CPNB-uitgaven, zo kon ik voor een mooie prijs een setje luxe boekenweekgeschenken kopen (de genummerde uitgaven in beperkte oplage). Maar ook andere boekenweekuitgaven kwamen van Marktplaats (Friese en Vlaamse boekenweekgeschenken), naast diverse losse boeken. Maar de mooiste vondst die ik deed was waarschijnlijk het ultra-zeldzame officieel niet-bestaande Literaire Juweeltje van Joost Zwagerman: Fijne meisjes, waarvan er misschien maar 10 of 20 bestaan.. Uiteraard schreef ik er een blog over.

De derde grootste categorie zijn cadeautjes. Gelukkig kennen veel mensen mijn behoefte, verjaardagen, sinterklaas of tussentijdse cadeautjes leverden 22 titels op. Hieronder valt ook het jaarboek van het Genootschap van Bibliofielen dat ik van Perkamentus kreeg en de speciale nulde druk van Tommy Wieringa's Nirwana die ik bij de Bezige Bij losbietste.

In kringloop-/tweedehandswinkels kocht ik 27 titels, waaronder 8 bij de geweldige Maastrichtse Boekenkelder onder het toeziend oog van Danny Habets bij de ontmoetingsdag voor boekenbloggers. Boekenmarkten leverden mij 15 titels op, waarvan 13 uit Tilburg waar ik Boeken rond het Paleis bezocht.

Verder kocht ik 21 boeken nieuw in de winkel of bij Bol.com, 6 bij Boekwinkeltjes.nl, 2 bij antiquariaten. 

Mijn genres, series en auteurs

Het belangrijkste genre  dat ik dit jaar aan mijn bibliotheek toevoegde is literair proza, ruim 100 titels. Een goede tweede plaats zijn de boeken over boeken, 41 titels in totaal. De rest bestaat uit boeken over historie, filosofie, poëzie en overige uitgaven. 

Qua series heb ik zoals elk jaar trouw elke maand een Literair Juweeltje gekocht. Die serie is inmiddels gestopt zoals ik in mijn blog schreef dus dit is de laatste keer dat deze serie in een jaaroverzicht wordt vermeld (behoudens Fijne meisjes-achtige vondsten). Andere series die ik uitgebreid heb zijn zoals gezegd de boekenweekgeschenken, overige CPNB-uitgaven (Nederland Leest, boekenweekessays, themamaanden zoals Geschiedenis, of Filosofie) en Stichting de Roos.

De populairste auteurs dit jaar zijn gelet op het bovenstaande een niet onverwacht rijtje: Kurt Löb en Nescio heb ik al genoemd. Maar dit jaar was ook een goed Adriaan van Dis-jaar met de verschijning van een aantal nieuwe titels en de aankoop van verschillende bijzondere uitgaven. Op Marktplaats de luxe versie van het boekenweekessay Onder het zink (oplage 250), op Catawiki de luxe editie van de verstripte Familieziek (oplage 150) en van een medeverzamelaar een gesigneerde Duitse editie van De wandelaar. Ik schreef al over de signeersessie die ik bijwoonde, waardoor ik een hele stapel Van Dis-aankopen van de afgelopen jaren heb kunnen laten signeren én ik erachter kwam dat er nog een bijzondere uitgave was verschenen bij Galerie Christian Ouwens. Maar ik was ook bij een signeersessie van Tommy Wieringa, die welwillend een enorme stapel titels signeerde die ik in de afgelopen jaren had gekocht. Het aantal gesigneerde boeken in mijn bibliotheek steeg daarom naar 542.

Verrassend genoeg was er dit jaar geen nieuws van Bordewijk. Dat is voor het eerst in vele jaren denk ik, ik weet altijd wel iets leuks van of over Bordewijk op de kop te tikken. Ik heb het geprobeerd: ik heb op verschillende veilingen toch wel fors geboden op een paar ontbrekende stukjes in mijn Bordewijk-collectie. Maar ik werd helaas steeds afgetroefd. Jammer, maar ik reken volgend jaar op meer succes.

De verrassingen

Het leukste aan verzamelen zijn de onverwachte vondsten en de onverwachte ontmoetingen. Daarvan waren er dit jaar in elk geval genoeg en dat waren dan ook de hoogtepunten van het jaar. Die keer dat ik in een Vlaamse boekhandel een gesigneerd exemplaar van het nieuwste boek van Ian McEwan, Lessons, vond. Een toevalstreffer in een kleine boekhandel in Turnhout! Al die onverwachte vondsten op Marktplaats, zoals Fijne meisjes, luxe boekenweekgeschenken of langgezochte literaire uitgaven. Ik vond het bijzonder om de boeken van Elias Luzac op Marktplaats te vinden, eindelijk George Orwells Bookshop Memories in de uitgave van Arethusa Pers in de kast te kunnen zetten en mijn boeken-over-boeken collectie uit te kunnen breiden naar 451 exemplaren. De uitgaven van Stichting Desiderata droegen er aan bij, maar ook de boekjes van Garrelt Verhoeven over zijn verzamelwoede, de briefwisseling tussen Dik van der Meulen en Alexander Reeuwijk Mesjogge bezitsdrang en het hilarische boekje van Harry Pallemans met de titel Vandaag in de boekhandel, een sleutelroman over een uitgeverij. 

De kosten

Wat kostte deze verzamelwoede van mij uiteindelijk? Ik houd mijn kosten niet bij (maar wie details zoekt leze de maandelijkse overzichten van Perkamentus onder de titel Het jaar geboekt). Ik probeer wel steeds mijn budget te beheersen door overtollige boeken uit veilingkavels te verkopen en/of te verdienen op marktplaatskoopjes of boekenmarktvondsten. Daardoor kon ik dit jaar 22 kavels op Catawiki zetten en als ik daarin terugkijk bestaat ongeveer de helft uit dubbele boeken van veilingen die ik doorverkocht, en de andere helft uit kringloop- en marktplaatsvondsten die ik voor meer geld kon doorverkopen. En natuurlijk ben ik dankbaar voor al degenen die mij boeken cadeau deden. Hoewel ik dit jaar bruto circa 1800 euro aan boeken uitgaf, heeft dit boekenjaar mij netto naar schatting €650 gekost. Onder aan de streep zo'n 3,50 per boek. Geen geld voor zoveel moois en op deze manier is mijn toch wel uit de hand gelopen hobby ook dit jaar nog enigszins betaalbaar gebleven.