25 juni, 2021

320 - Bibliofiele ephemera - blootgelegde publicatiegeschiedenis

Wie boeken verzamelt stuit onvermijdelijk van tijd tot tijd op efemeer drukwerk die gerelateerd is aan de verzameling. Efemeer drukwerk (ephemera) zijn publicaties die bedoeld zijn voor kortstondig gebruik of om kortstondig bewaard te blijven. Geen kernpublicaties dus, maar zaken als folders, flyers, reclamebrochures, strooibiljetten, toegangskaartjes, etc. Het begrip efemeer komt van het Grieks en betekent zoveel als 'bestemd voor een dag' of 'kort levend'. Soms vind je efemeer drukwerk in boeken - als boekenleggen. Soms wordt efemeer drukwerk ook apart verzameld en verhandeld (check de Ephemera Society in zowel Amerika en Engeland). Als ik op die sites kijk naar hoe efemeer drukwerk wordt beschreven en welke voorbeelden er van zijn, dan kan je je afvragen of het onderscheid tussen efemeer en niet-efemeer eigenlijk nog wel te maken is. Juist omdat efemeer drukwerk zo'n mooi beeld geeft van de tijd waarin het werd gepubliceerd: doordat het werd bedoeld voor alledaags gebruik, moet het ook precies aansluiten bij de cultuur van dat moment. Maar daardoor zijn het vaak prachtige drukwerken - en schaars, omdat ze per definitie snel werden weggegooid.

Het onderscheid tussen efemeer en niet-efemeer vind ik zelf bijvoorbeeld lastig bij catalogi van uitgeverijen te maken. Catalogi zijn in principe bedoeld als publicaties voor kortstondig gebruik, namelijk het fonds dat op dat moment beschikbaar is maar morgen niet meer - efemeer dus. Toch heb ik verschillende catalogi die meer bevatten dan een opsomming van beschikbare boeken van een uitgever. Neem bijvoorbeeld een catalogus van de Franse bibliotheek van Van Oorschot met een essay van Rudy Kousbroek. Of een uitgave van Athenaeum, Polak & Van Gennep over de Gouden Reeks waarin naast een lijst met beschikbare delen extra informatie over die reeks staat. Op zo'n moment wordt de inhoud voor mij tijdlozer, relevanter en dus als zelfstandige publicatie interessant. Trouwens, ik bewaar ook diverse catalogi van uitgeverijen die niet meer bevatten dan een opsomming van het fonds omdat ik het fonds zelf interessant genoeg vind. Net zoals ik twee verschillende folders heb met een opsomming van beschikbare titels in de Slibreeks, die ik liefdevol bij deze reeks bewaar. Het is zoals altijd weer een moeilijk te maken onderscheid en het gaat om: wat heeft toegevoegde waarde in je verzameling?

Een veilingkavel met efemeer drukwerk

Het gewonnen sigarendoosje
Bij de laatste veiling van Bubb Kuyper (voorjaar 2021) bood ik op een kavel dat vooral bestond uit nieuwjaarsgeschenken van Stichting de Roos en Chris Leeflang. Op zich is dat drukwerk dat ik zeker niet efemeer zou willen noemen, omdat het vaak zorgvuldig vormgegeven en gedrukte uitgaven zijn die het niveau van een gemiddelde kerstkaart ver overstijgen. Vaak bevatten deze nieuwjaarsgeschenken originele afbeeldingen of zijn ze typografisch interessant, zodat ze in feite als officieuze De Roos-uitgaven kunnen worden beschouwd. Toch zijn ze wel degelijk bedoeld voor kortstondig gebruik en om die reden nu misschien wel schaarser dan de reguliere uitgaven van De Roos. Deze nieuwjaarswensen zullen in veel gevallen toch weggegooid zijn, in tegenstelling tot de boekuitgaven van De Roos. Ik werd in elk geval enkele tientallen mooi vormgegeven nieuwjaarsgeschenken rijker: de ene keer een klein boekje, de andere keer een vouwblad of een kaart. Soms met alleen tekst, dan weer met een mooie houtsnede of anders geïllustreerd. 

Het fijne van veilingen is dat er in zo'n verzamelkavel ook nog wel een paar extra verrassingen kunnen zitten. In dit geval zaten de nieuwjaarsgeschenken in een oud sigarendoosje aangevuld met verwante uitgaven, die wel degelijk in de categorie 'ephemera' vallen: algemene brieven van het bestuur van Stichting de Roos aan de leden, aankondigingen van tentoonstellingen of de jaarlijkse lunch voor de leden van De Roos. O ja, en een dissonant waar ik blij van werd: de Stols uitgave Carole en Latin uit 1934, bij wijze van nieuwjaarsgeschenk gemaakt en voorzien van een mooie houtgravure van J. Buckland Wright. Dit moet tweedehands al snel zo'n €65 opbrengen.

De originele circulaire bij de oprichting van Stichting de Roos 

Eén van de voor mij meest spectaculaire en onverwachte vondsten in het sigarendoosje was de vier pagina's tellende circulaire of prospectus uit 1945 waarin het voornemen om "een kring van bibliofielen te stichten" door Chris Leeflang, Charles Nypels en Bep van Wees wordt verwoord. Daarmee is dit de eerste vermelding van de plannen voor wat de Stichting de Roos zou worden. Een idee dat was gerijpt in de oorlogsjaren en nu door de drie oprichters bekend werd gemaakt om te peilen of er belangstelling voor zou zijn. Deze circulaire wordt in de standaard introductieteksten van Stichting de Roos steevast aangehaald met vermelding dat deze later is afgedrukt in de catalogus 10 jaar De Roos (De Roos 37). Dit blijkt na vergelijking van beide teksten echter niet het geval: in de catalogus staan weliswaar een paar kerncitaten uit de circulaire, maar niet de integrale tekst ervan. Dat is jammer, want er zijn toch wel wat interessante verschillen tussen de oorspronkelijke plannen van de oprichters en de uiteindelijke uitvoering. Ik heb de integrale tekst ook nergens online kunnen vinden: je komt er alleen achter als je de circulaire zélf bezit. Je kunt je mijn enthousiasme dus wel voorstellen!

125 of 175 leden?

Zo blijkt uit de oorspronkelijke circulaire dat het doel was "een stichting, waarin zij maximum één honderd en vijf en twintig deelnemers willen vereenigen". Het aantal van 175 leden dat later is gekozen, ontstond door de grote belangstelling voor deelname aan deze "kring van bibliofielen". In de  uitgave 125 Rozen (De Roos 126) uit 1983 schrijft Chris Leeflang dat het maximum van 175 leden binnen enkele dagen na publicatie van de circulaire was bereikt, en dat er vervolgens nog een wachtlijst van circa 100 belangstellenden was. Ook in de jubileumuitgave In beperkte oplage (De Roos 166), gemaakt door Matthieu Lommen en Karen Polder bij het 60-jarig bestaan van De Roos wordt van een start met 175 leden gerept. Maar in eerste instantie was het blijkbaar helemaal niet de bedoeling om tot 175 leden te komen!

Wanneer de keuze is gemaakt om van 125 naar 175 leden  te gaan is voor mij niet meer te achterhalen en ik kan er geen publicaties over vinden. Een andere mooie vondst in het sigarendoosje gaf nog wel iets meer informatie. Ik vond een briefje van De Roos aan één van de gelukkigen die wél bij de eerste leden hoorde. Daarin wordt wat toelichting gegeven:

De belangstelling tot deelneming aan De Roos was zóó groot dat wij ons genoodzaakt hebben gezien het aantal leden onherroepelijk te bepalen op ten hoogste 175. Wij vertrouwen dat hiertegen Uwerzijds geen bezwaren gemaakt zullen worden terwijl u natuurlijk het recht heeft zich terug te trekken indien U tegen onze beslissing wel bezwaren mocht hebben.
In aansluiting op bovenstaande mededeeling kunnen wij U thans berichten dat wij U onder no. 4 ingeschreven hebben als lid van de Stichting De Roos.

In de circulaire stond al dat het aantal van 125 leden “onherroepelijk” was, maar dat bleek toch niet zo definitief te zijn als werd gesuggereerd. Uiteindelijk is het aantal leden van De Roos sindsdien altijd 175 gebleven, dus het tweede getal was in elk geval wel onherroepelijk. Gelet op de eerste reacties had het bestuur kennelijk ook voor een ander getal kunnen kiezen: 200 of 250 had makkelijk gekund. Maar dan was het lidmaatschap nog minder exclusief geweest dan het nu al is.

Het tijdschrift "De Harp"

De Harp I (1946) en II (1948)
In de circulaire wordt ambitieus gerept van de lancering van het tijdschrift De Harp dat driemaal per jaar zou verschijnen en zou worden gevuld met "zeer selectief uitgekozen, ongepubliceerde poëzie". De bedoeling was dat aan elk nummer "minstens één blad waardevolle, origineele grafiek" zou worden toegevoegd. Ook zouden in het tijdschrift mededelingen over de activiteiten van de Stichting worden gedaan. Elke jaargang van drie nummers zou door één typograaf worden verzorgd op één formaat, waarbij de leden werden geacht zelf elk jaar de drie nummers te laten inbinden. Elk volgend jaar zou het formaat verschillen, "om iedere kans op monotonie ten eenen male bewust en bedoeld te ontloopen". 

Het ambitieuze tijdschrift De Harp bleef uiteindelijk beperkt tot twee nummers die beide als uitgaven van De Roos zijn gepubliceerd, overigens in uniforme binding (De Roos 3 en 9). Dat er maar twee nummers waren was een grote teleurstelling van de redactieleden Jan Engelman, M. Nijhoff en A. Roland Holst. Maar zij waren sowieso al tamelijk gefrustreerd doordat de verschijning van het eerste nummer al moeizaam plaatsvond, en de productie van het tweede nummer helemaal een lijdensweg was. Zodat men er daarna dab ook opgelucht de brui aan gaf. Lily Hunter schreef een lezenswaardig verslag van de opkomst en ondergang van De Harp op basis van briefwisselingen tussen de redactieleden en Chris Leeflang, in een artikel in het literaire tijdschrift Zacht Lawijd. De integrale tekst van dat artikel staat hier. De oplopende frustratie tussen de redactie en het bestuur van De Roos is hier goed te volgen.

Nooit gemaakte uitgaven

Naast koerswijzigingen op het gebied van het aantal leden en de continuïteit van het tijdschrift, zijn ook niet alle plannen voor de te verschijnen uitgaven uitgevoerd. Sowieso blijkt het starten met publicaties een uitdaging in de naoorloogse jaren, vanwege de enorme papiertekorten. Zie maar eens aan voldoende papier te komen om de gedroomde mooie boeken te kunnen maken. En ook nog betaalbaar: de leden was beloofd dat zij 100 gulden per jaar kwijt zouden zijn als lid van De Roos en dat budget mocht niet overschreden worden. Vandaar dat het tot 1946 duurde tot de eerste uitgaven verschenen. In de uitgave 125 Rozen vertelt Chris Leeflang nog een hilarisch verhaal over hoe Charles Nypels buiten medeweten van de andere bestuursleden om voor 20.000 gulden papier koopt, die uiteindelijk kon worden gefinancierd via Chris Leeflang als directeur van boekhandel Broese in Utrecht. Dit papier is later gebruikt voor de prachtige uitgave van Gorters Mei (De Roos 17) en voor het overige doorverkocht.

In de circulaire worden tal van uitgaven genoemd die nooit, of pas veel later zijn verschenen. Zo was het de bedoeling dat in 1946 de heruitgave van Discours de la méthode van Descartes zou plaatsvinden vanwege de 350e geboortedag van de auteur. Het verscheen  uiteindelijk in 1948. 

Als tweede uitgave stond een publicatie van de niet-gebundelde gedichten van Marsman gepland, Verspreide gedichten. Met een vertraging van 56 jaar verscheen uiteindelijk in 2002 een uitgave van deze gedichten.  

Er worden ook een paar uitgaven genoemd die nooit zijn verschenen. De plannen worden opgesomd per nationaliteit van auteurs: Nederlands, Frans, Duits, Engels en Russisch. Zo wordt bij de Nederlandse auteurs de heruitgave aangekondigd van Les Derniers Stuarts, impressions et pensées d’une reine, destijds anoniem verschenen maar van de hand van Koningin Sophie. Charles Nypels zou de typografie voor zijn rekening nemen, maar het kwam er niet. Ook wachten de leden van De Roos nog op de aangekondigde uitgave van De strofische gedichten van Hadewych en de Nederlandsche gedichten van Hugo de Groot, verzameld door Jan Willem Hofstra en typografisch verzorgd door A.A.M. Stols. Bij de Engelse auteurs wordt de uitgave van Arden of Feversham aangekondigd: "een anonym pre-Shakespeare-drama, dat zooal geen ontdekking toch, en zelfs in Engeland, alleen enkelen bekend zal zijn". Deze staat kennelijk nog in de coulissen, net zoals de uitgave van The silent voice. A play van Laurence Alma Tadema.

Uiteraard realiseren de initiatiefnemers zich ook dat ze best ambitieus waren en dat niet alle plannen zouden slagen. Daarom waarschuwen ze in de circulaire bij voorbaat de leden:

Men zal reeds begrepen hebben dat dit alles werk beteekent... voor jaren. Bovendien kan, door allerlei omstandigheden, velerlei van de lijst worden afgevoerd of eraan toegevoegd...

In het sigarendoosje vond ik nog een efemeer werkje, namelijk een gestencilde brief aan de leden uit 1947. Daarin schrijft het bestuur:

Toen wij in 1945 onze stichtingscirculaire opstelden, waren wij ons bewust van de vele moeilijkheden, die ons bij de verwezelijking van onze plannen zouden wachten. Dat deze moeilijkheden zoo groot en veelvuldig zouden zijn, wisten wij toen nog niet.

Uit een en ander blijkt, dat wij, ondanks alle moeilijkheden, ons programma ten uitvoer willen brengen, nl. een reeks fraaie uitgaven van bibliophiel karakter te maken, waarvoor wij het maximum bedrag van f 100,- per jaar  niet zullen overschrijden.

Vervolgens wordt in die brief aangekondigd welke publicaties op stapel staan en daarin herkennen we de lijst met De Roos-uitgaven in de periode tot 1950. De enige uitzondering hierop is de uitgave van de beste Nederlandse gedichten van Hugo de Groot, waarvan ook in deze brief uit 1947 wordt gezegd dat die "nog in bewerking" is. Anders dan de Marsman uitgave heeft deze het archief van De Roos nog steeds niet verlaten.  

Toch verschenen: De gedichten van Marsman 

Afbeelding afkomstig van www.stichtingderoos.nl
In de toelichting bij de Marsman-uitgave uit 2002 wordt overigens nog een interessant en uitvoerig kijkje in de De Roos-keuken gegeven als het gaat om de worsteling rond deze laat verschenen uitgave. Mogelijk staat deze publicatiegeschiedenis symbool voor de fraaie lijst met andere niet-verschenen uitgaven in de prospectus. Ton Entius - op dat moment voorzitter van de Stichting - schrijft:

Het archief van 'De Roos' bestaat onder andere uit van die mooie ouderwetse kantoormappen in van die niet echt uitgesproken kleuren blauw, geel en roze. Van vrijwel elke uitgave is er zo'n map met daarin alle gegevens over de productie, correspondentie over de rechten, over de illustraties, over de voortgang in het algemeen. Alles bij elkaar geven ze een goed beeld van wat er wel en ook wat er niet is gelukt.

Er zijn dus ook mappen die alleen met plannen zijn gevuld, met dromen die geen werkelijkheid zijn geworden. Een van die mappen hebben wij tevoorschijn gehaald om een plan, dat dateert van nog voordat 'De Roos' werd opgericht, nu eindelijk te verwezenlijken: het verzorgen van een  uitgave van gedichten van Hendrik Marsman.

(...) Hij [Leeflang] bleef aanhoudend zijn best doen om toestemming te verkrijgen de door hem verzamelde verzen in 'De Roos' uit te geven. Dat is hem ondanks vele pogingen niet gelukt. Al die pogingen vinden wij terug in de correspondentie uit de jaren veertig tot zeventig van de vorige eeuw. (...) Uit de brieven van Charles Nypels kunnen wij afleiden dat het manuscript al tijdens de bezetting gereed was. (...) Zij [de weduwe Marsman] bleef herhaalde verzoeken met telkens hetzelfde 'neen' beantwoorden. (...) Telkens opnieuw kwam het Marsman-dossier uit het archief. Leeflang bleef zoeken naar een mogelijkheid de bundel uit te geven.

Afbeelding afkomstig uit de De Roos-uitgave
De gedichten / de geschiedenis / de documenten
(De Roos, 160)
Uiteindelijk lukte het dus in 2002. In het onderdeel "de documenten" bij deze uitgave staan verschillende brieven aan Leeflang van de weduwe Marsman en anderen over de publicatie van de gedichten van Marsman afgedrukt (met dezelfde boodschap: "nee"). Het zou best een interessante publicatie zijn - een beetje zoals de jubileumuitgave van Matthieu Lommen en Karen Polder uit 2005 - als er over meer geplande, maar niet verschenen uitgaven zo'n toelichting zou verschijnen. Dat zal een fascinerend inkijkje zijn in na-oorlogs literair Nederland en de werkelijkheid van margedrukkers en bibliofiele uitgeverijen, waarbij de ene keer rechthebbenden een blokkade vormen maar een andere keer een uitgave wellicht struikelt over barrières bij drukkers, illustratoren of typografen. 

Alsnog incompleet

Hoewel de vondst van deze oer-circulaire van De Roos in combinatie met de bevestiging van lidmaatschap een mooi zicht geeft op de ontstaansgeschiedenis van deze bibliofiele uitgeverij, bleek de circulaire uiteindelijk toch nog iets te missen: het "ingevouwen inteekenblad" waarmee de ontvangers hun belangstelling voor lidmaatschap konden aangeven. Dat konden de aspirant leden doen samen met een reactie op het verzoek van het bestuur om adressen toe te sturen van andere belangstellenden, want het zou de oprichters "spijten indien ernstige gegadigden, door een ongewild verzuim onzerzijds, voor onbepaalden tijd op de wachtlijst geplaatst moesten worden". Ik vermoed dat degene uit wiens boedel het sigarenkistje kwam, het "inteekenblad" onmiddellijk geretourneerd heeft en zo beloond werd met lidnummer 4. Het is jammer dat het formulier daardoor nu ontbreekt, maar de circulaire zelf blijkt als efemeer werkje ruim 75 jaar later nog meer dan interessant te zijn!

Geen opmerkingen: