11 december, 2020

310 - Uit de nalatenschap van Adri Offenberg (3) - de bibliotheek van Johan Polak

Bibliofielen zijn altijd nieuwsgierig naar het boekenbezit van andere bibliofielen. Vandaar mijn fascinatie voor de bibliotheek van Adri Offenberg waar ik nu al het derde blog over schrijf, maar ik heb bijvoorbeeld in het verleden ook de veilingcatalogi van de bibliotheken van Boudewijn Buch en Gerrit Komrij gekocht om een beeld te krijgen van hun boekenbezit. In de bibliotheek van Adri Offenberg vond ik een mooie verrassing: de tweedelige veilingcatalogus van de veiling van het boekenbezit van Johan Polak.

De veiling werd in 1993 verzorgd door het helaas niet meer bestaande veilinghuis Beijers in Utrecht. Het is enkele jaren geleden opgegaan in het Venduhuis Utrecht, maar ook dat heeft de activiteiten intussen gestaakt.

Johan Polak en zijn bibliotheek

Johan Polak (1928-1992), de legendarische uitgever met een prachtig fonds aan klassieke uitgaven, boekenliefhebber, verzamelaar, oprichter van Athenaeum Boekhandel en nog veel meer. Er is veel over hem geschreven en vaak is geprobeerd om ook de verborgen kanten van zijn leven aan het licht te brengen. Toch raakt onvermijdelijk iemands naam langzamerhand vergeten. In 1998 schrijft Toon Möller dat na zijn dood en de veiling van de boeken "een zachte motregen van vergetelheid over Johan Polak [begon] te vallen." Toch blijft Polak de verbeelding prikkelen. In 2017 verscheen de biografie over het leven van Johan Polak van de hand van Koen Hilberdink, die eerder in 2012 ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van uitgeverij Athenaeum, Polak & Van Gennep het boekje Boekenmanie schreef, over de geboorte van Johan Polak als uitgever. In een artikel in Vrij Nederland uit 2008 over "het raadsel Johan Polak" wordt een fraai beeld van zijn leven gegeven.

Duidelijk was dat de bibliotheek van Polak bij zijn leven verboden gebied was voor iedereen behalve Polak zelf. In het artikel in Vrij Nederland staat een mooie anekdote van Jan Siebelink, die Polak als zijn leermeester beschouwde:

(een deel van) de Polak-bibliotheek
Omdat Polak een hypochonder was en omdat hij graag overdreef, geloofde niemand hem als hij weer eens zei dat hij op het punt stond dood te gaan. Maar hij was wel degelijk ziekelijk, ondervond Siebelink. ‘Ik at eens bij hem in zijn villa in Muiderberg en toen ik tegen een uur of tien weg wilde gaan, zei hij: ik wil dat je blijft. Hij had pijn doordat hij niet kon plassen, hij bleef een halfuur weg en dan had hij er weer een druppel uitgeperst. Ik heb ’s nachts bij hem gewaakt. Toen hij was ingedommeld, ben ik zijn bibliotheek binnengegaan, die grensde aan de slaapkamer. Verboden gebied, al helemaal zonder witte handschoenen. Ik heb de kostbaarste boeken bekeken, onder andere een plaquette van Mallarmé, gedichten geïllustreerd door Édouard Manet. Er waren nog maar twee gave exemplaren van op de wereld: één in de bibliotheek van het Vaticaan, en één bij Johan Polak. De volgende dag belde hij me, niet om me te bedanken voor mijn goede zorgen, maar om me streng te berispen. Ik had de boeken kennelijk niet helemaal tot op de millimeter ingeschoven. Hij wist precies waar ik met mijn vingers aan gezeten had.’

In De parelduiker schreef antiquair Steven Bakker in 1998 ook over de "mythische bibliotheek" van Polak, waar hij één keer mocht binnenkomen. Hij leverde regelmatig boeken aan Polak. Over de collectie Polak zegt hij: "Polak was een hartstochtelijk liefhebber geweest, hij verzamelde niet op compleetheid, hij kocht wat hij mooi vond, to please himself."

De veiling bij Beijers

Het lijkt erop dat het door Siebelink stiekem aangeraakte boek nummer 382 van de veiling was, de uitgave L'après-mide d'un faune uit 1876. Edouard Manet wordt hierbij genoemd. Geschat op 5.000 tot 6.000 gulden bracht het uiteindelijk 11.000 gulden op, het dubbele dus. Verder stonden er 2.056 andere nummers in de catalogus, in twee delen gepubliceerd. In de door mij gevonden exemplaren vond ik nog wat extra's: een losse index van de kavels (met sorteringen op soort (klassieken, series vertalingen), auteurs, uitgevers, drukkers, binders, etc., een opbrengstenlijst van de veiling en een verdrietig kaartje van het veilinghuis met de mededeling dat alle biedingen van Adri Offenberg bij deze veiling helaas werden overboden. Welke biedingen dat waren is niet meer te achterhalen, in de catalogi stonden in elk geval geen aangekruiste nummers of andere vermeldingen die een indicatie geven van titels waar Adri Offenberg (of de bibliotheek die hij vertegenwoordigde) belangstelling voor had.

In het eerder aangehaalde artikel in De parelduiker is Steven Bakker vrij duidelijk (en dodelijk) over de opzet van de veiling én de catalogus. Steven Bakker zegt: 

Het zal wel altijd een raadsel blijven waarom de Stichting Johan Polak heeft besloten de ‘volledige’ bibliotheek, op de collectie literaire autografen na, in haar geheel te laten veilen bij het Utrechtse veilinghuis Beijers. (...) De totale opbrengst, meer dan twee miljoen gulden, had dus hoger kunnen uitkomen als de stichting zich terdege had voorbereid, als zij zich uitvoeriger had laten adviseren, als zij de tijd had genomen. Slechts vijfentwintig boeken werden afgehamerd op tienduizend gulden of meer. (...) Beide veilingcatalogi blonken niet bepaald uit in kwaliteit. Ze waren verlucht met slechts 21 kleurenfoto's en 18 zwartwit-opnamen; de indeling was rommelig, de lengte van de beschrijvingen liet te wensen over, de richtprijzen waren bijzonder laag en niemand had zich er om bekommerd een inleiding op de bibliotheek of een fotoportret van de eredoctor zelf op te nemen. Uit niets bleek dat er ook maar enige extra zorg was besteed aan beide bijzondere veilingcatalogi, waarvan de oplage maar liefst 4300 exemplaren bedroeg. Alles duidde op een haastklus, die bovendien natuurlijk weer niets had mogen kosten. Johan Polak, de uitgever van bijzonder fraai vormgegeven boeken, moest eens weten welk een ‘eerbetoon’ hem ten deel was gevallen! Zowel de Stichting Johan Polak als het veilinghuis Beijers heeft een unieke kans voorbij laten gaan om deze omvangrijke boekenschat - ‘the bibliophile life-work of the collector’, zo staat op de titelpagina van de eerste catalogus te lezen - volledig tot zijn recht te laten komen, om hem voor de allerlaatste maal te laten schitteren.

Kort verslag in Trouw, 14-5-1993
Als ik de opbrengstenlijst naast de veilingcatalogus leg, kan ik mijn ogen toch nauwelijks geloven. Ik wist al dat de veiling van de boeken een recordopbrengst opleverde, het tienvoudige van wat was beoogd (en dus waren de richtprijzen inderdaad veel te laag). Maar het ging in een aantal gevallen echt heel hard. Geen wonder dat er voor Adri Offenberg niets te halen was. Het eerste nummer op de veiling, een humanistisch handschrift met een tekst van Cicero, was geschat op 3.000 tot 4.000 gulden. Het werd afgehamerd voor 35.000 gulden, inderdaad tien keer zoveel. Nou, dan is de toon voor de veiling wel gezet. Nummer 2, een handschrift met een tekst van Juvenalis ging bijna net zo hard: geschat op 5.000 tot 6.000 gulden, werd het afgehamerd op 48.000. Ik kan mij zo voorstellen dat er binnen een paar minuten na de start van de veiling een tevreden veilingmeester, een opgewonden zaal en heel veel teleurgestelde boekenliefhebbers waren die hadden gehoopt een boek uit de bibliotheek van Johan Polak te bemachtigen. Ook ik zou dat graag gewild hebben, net zoals ik blij ben met boeken uit de bibliotheek van Boudewijn Büch en die van Gerrit Komrij. De veiling van de bibliotheek van Büch (in 2005) brachten trouwens ook veel meer op dan vooraf gedacht, die van Komrij in 2012 daarentegen minder dan gedacht. Het bezit van een boek uit het bezit van Büch, Polak, Komrij of Offenberg (of uit die van de Nijhoffs) voelt als een eerbetoon aan een bijzondere boekenliefhebber en geeft extra betekenis aan het boek als je weet dat het ooit in zo'n bibliotheek heeft gestaan. In het geval van de veiling van de boeken van Polak zou dat blijkbaar een kansloze missie zijn geweest. Hoewel: niet alles is verkocht, er van uitgaande dat alle ontbrekende nummers op de opbrengstenlijst niet verkocht zijn: ik had nog nummer 42 kunnen kopen, een postincubel gedrukt door Aldus in 1523, geschat op 300-400 gulden. Of nummer 1382, het verzameld werk van Marsman in 3 delen, voor 200-250 gulden. Van de 12 nummers van Albert Verwey bleven er trouwens 7 onverkocht, voor deze dichter was in 1993 al weinig belangstelling meer. De gedachte dat ik voor zo'n 300 gulden een Aldus-uitgave had kunnen hebben is trouwens wel onverdraaglijk...

Gerrit Komrij mijmert trouwens zelf ook over de veiling van de boeken van Polak. In Halfgod verzamelaar staat een stukje uit 1992. Komrij zegt:

Moet, na mijn dood, een collectie die met noeste vlijt is verzameld, die het unieke stempel draagt van mijn persoonlijkheid en die, op die manier, nooit meer bij elkaar komt, op de wind verwaaien? Moet die niet ondergebracht worden in een bibliotheek, op een instituut, in een stichting, zodat er niet nóg eens iemand zo veel energie in hoeft te investeren en ze voor iedereen beschikbaar blijft? (...) Maar er zijn ook gevaren. (...) Dat de ijdelheid van de collectioneur, na diens dood, groter blijkt dan de waarde van zijn verzameling. Moet ik, zeggen de aanhangers van de andere richting, jonge en nieuwe verzamelaars niet juist hetzelfde recht en dezelfde kans gunnen op de verwerving van zeldzame erken als ik tijdens mijn leven heb gehad? Dezelfde momenten van spanning en angst in de veilingzaal? Draag ik daarmee de gezegende fakkel van het bibliofiele jachtinstinct niet verder? Wordt door een eeuwigdurende hergroepering niet het gehalte van alle verzamelingen vergroot? (...) Ik weet niet wat ik er op mijn sterfbed van zal denken, maar zolang ik nog verzamel, is het duidelijk dat ik naar de laatste zienswijze neig. Uit eigenbelang.

Komrij voegde de daad bij het woord en maakte al afspraken over de veiling van zijn boeken voor zijn overlijden. En ook de boeken van Büch en Polak zijn onderdeel geworden van de "eeuwige hergroepering". Een bijzonder geval uit de veiling van Polak's boeken is nog een auteursexemplaar van Elsschot's Villa des Roses uit 1913, met een opdracht aan Anna van der Tak. Door Beijers in de catalogus gezet voor 400 tot 600 gulden werd het afgehamerd op 21.000 gulden (!!). Zo ongeveer het veertigvoudige dus. Zestien jaar later werd hetzelfde boek geveild bij Bubb Kuyper. Het stond daar in de catalogus voor 20.000 - 25.000 euro (ruim het dubbele, als je de overgang van guldens naar euro's er in verwerkt). Het werd geveild voor € 18.500,-. Overigens vertelt het Belgische Knack dat dit exemplaar nu in bezit is van Thijs Wierema. Zij slaan de veiling bij Bubb over als het gaat om de route van de veiling van Polak naar de bibliotheek van Wierema. Was het dan toch een ander boek bij Bubb?

De veilingcatalogi weerspiegelen verder het beeld dat al bestond van het boekenbezit van Johan Polak. Veel klassieke auteurs, luxe uitgaven, zeldzame uitgaven en een breed spectrum aan literaire werken van over de hele wereld. Met per land ook nog deelcollecties van auteurs (zoals bij de Duitstalige literatuur Hugo van Hoffmansthal en Franz Kafka, bij Nederlandstalige literatuur voor 1880 Joost van den Vondel en literatuur na 1880  Louis Couperus (waarvan een in perkament gebonden eerste druk van De boeken der kleine zielen, in vier delen werd afgehamerd op 3.000 gulden bij een richtprijs van 700-800 gulden. Een vergelijkbaar exemplaar bracht in 2009 bij De Eland/Van Gendt 7350 euro op).

Nog meer catalogi

Naast dit inkijkje in het boekenbezit van Johan Polak heb ik recent nog wat andere boekencatalogi aan mijn collectie boeken over boeken toegevoegd. Bij de boeken van Adri Offenberg stond ook nog de Catalogus van boeken uit de nalatenschap van Jan van Krimpen. Dit werkje is in 1966 uitgegeven door de Universiteitsbibliotheek Amsterdam (UBA), en dan is het maar een kleine stap naar de boekenkast van Adri Offenberg als voormalig conservator van de Bibliotheca Rosenthaliana, die is ondergebracht bij de Amsterdamse Universiteitsbibliotheek. Het is een vrij droge opsomming van de boeken die nu in de UBA zijn opgenomen, zonder verdere toelichting of commentaar. Dit boekje stond naast een verwante uitgave: Jan van Krimpen 1892-1958. Een keuze uit de collectie. Samengesteld door Mathieu Lommen en uitgegeven door de Universiteitsbibliotheek in 1992. De beroemde typograaf en grafisch ontwerper Jan van Krimpen had na zijn plotselinge overlijden in 1958 zijn archief, correspondentie en handschriften aan de UBA nagelaten, en bovendien kreeg de UBA de mogelijkheid als eerste te kiezen uit zijn boekerij. In de inleiding bij de uitgave van 1992 staat:

De overige boeken - ca. 300 uit typografisch oogpunt of anderszins opmerkelijke en zeldzame werken - werden door de Vereniging van Vrienden van de UBA aangekocht en op de jaarvergadering van 25 februari 1962 door de toenmalige voorzitter, Mr. A.J. d'Ailly, als geschenk no. 37 aan de UB overgedragen. Van dit geschenk verscheen in 1966 een door mevr. E.W. Theissen samengestelde catalogus.

Mij lijkt dat de genoemde uitgave van E.W. Theissen de catalogus is die ik heb gevonden, want die is uit 1966, zo blijkt uit de titelpagina. Er wordt echter nergens vermeld wie de opsteller is, maar het lijkt mij sterk dat er meer dan één catalogus in dat jaar vanuit de UBA is verschenen over de boeken van Jan van Krimpen. In de uitgave uit 1992 wordt een breder beeld gegeven van de collectie Van Krimpen: niet alleen boeken uit zijn bibliotheek, maar ook andere uitgaven van en over Van Krimpen die aanwezig zijn in de UBA. Terzijde: Mathieu Lommen, de samensteller van de uitgave uit 1992, kennen we natuurlijk ook als samensteller van het jubileumboek over Stichting de Roos waarvan ik twee exemplaren in de kast heb staan: de handelseditie en de gelimiteerde uitgave voor leden van Stichting de Roos.

Tot slot kocht ik zelf onlangs via Marktplaats het boekje Een gedenksteen voor Plantijn en Van Raphelingen te Leiden (1965) van E. van Gulik en H.D.L. Vervliet. In dit boekje wordt ingegaan op de pioniersrol van Christoffel Plantijn en zijn schoonzoon Franciscus van Raphelingen voor het ontstaan van een drukkers- en boekhandelscultuur in Leiden. Het verscheen bij de onthulling van de plaquette in de Vrouwensteeg in Leiden, waar nu sociëteit Minerva is gevestigd. In dit boekje - uitgegeven door uitgeverij E.J. Brill, waarvan de oprichter was getrouwd met een achterkleindochter van Plantijn - is opgenomen de Catalogvs Librorvm residvorvm Tabernae Raphelengianae, oftewel de veilingcatalogus uit 1619 van de boeken na opheffing van de uitgeverij/boekhandel, die na de dood van Franciscus van Raphelingen nog door zijn kinderen was voortgezet. Interessant is dat de boeken in de catalogus zijn gesorteerd op thema en daarbinnen op formaat. Zo is bijvoorbeeld de eerste categorie bij Theologie "In folio", het grootste formaat. En dan gaat het via quarto en octavo naar duodecimo/decimosexto. Vervolgens bij de juridische boeken hetzelfde. Het gevolg is bijvoorbeeld dat de theologische boeken van Franciscus Haraeus niet bij elkaar staan, maar deels bij folio en deels bij duodecimo. Voor catalogi uit die tijd trouwens geen ongebruikelijke manier van werken, maar ik heb liever een catalogus die is ingericht op thema en op auteur. Zelfs al is het zo’n lelijke uitvoering als de veilingcatalogus van de veiling van de boeken van Johan Polak.

Geen opmerkingen: