30 september, 2022

336 - Bibliofiele Bordewijk-uitgaven

Ferdinand Bordewijk (1884-1965) is een schrijver van een breed oeuvre waarbinnen zich niet bijster veel bibliofiele uitgaven bevinden die tijdens zijn leven zijn verschenen. Hij beschouwde zijn schrijverschap  als zijn secundaire beroep: “Ik ben eerst advocaat, dan schrijver”. Wellicht dat dit effect had op het beperkte aantal bijzondere uitgaven van zijn werk. Toch is er in de loop van de jaren - postuum - genoeg verschenen om er een aanzienlijke stapel van te maken. Recent heb ik weer een mooi bibliofiel exemplaar gekocht en dat is een goede gelegenheid om een aantal van deze uitgaven op een rijtje te zetten. Ik doe dat overigens niet chronologisch, maar in een willekeurige, maar wel geordende, volgorde die geen diepere betekenis heeft dan dat ik ze op deze manier uit de kast heb gehaald.

Allereerst is natuurlijk de vraag: wat is eigenlijk een bibliofiele uitgave en wanneer mag je een uitgave als bibliofiel beschouwen? Niet elk schaars werkje is meteen bibliofiel (al wordt dat wel vaak gezegd) en niet elk bibliofiel werk is schaars. Er zijn verschillende definities van bibliofiele werken, maar ik leen van Perkamentus een citaat uit een werk van Aat Vervoorn, met de toepasselijke titel Een bibliofiel boekje. Aat hanteert de volgende definitie:

een uitgave die op grond van typografische verzorging en/of boekband bijzondere waarde heeft voor boekenverzamelaars; vaak in beperkte oplage, al dan niet genummerd

In dit overzicht probeer ik zo dicht mogelijk bij die definitie van bibliofiele uitgaven te blijven. Een werk dat hier wat mij betreft dus buitenvalt, is Paarlen avond, een facsimile uitgave van een manuscript van Bordewijk, uitgegeven door de Haagse Kunstkring in 1978. In een oplage van 1000 verschenen en niet in de handel, dus je zou het bibliofiel kunnen noemen. Maar het is niet een uitgave waar heel veel bijzondere zorg aan is gegeven qua typografie of band: het is een gewone paperback op A4-formaat, maar niet meer dan dat. Desondanks blijft deze uitgave tot op de dag van vandaag inspireren. Ik focus hieronder echter vooral op de bijzondere uitgaven in mijn bibliotheek die duidelijk als bibliofiel mogen worden gekenmerkt.

Naast de verspreide bibliofiele uitgaven van verschillende drukkers en uitgevers, bestaan er ook nog de uitgaven die de laatste jaren zijn verschenen bij het Bordewijk-genootschap. Dit genootschap ijvert voor het vergroten van de belangstelling voor het werk van Bordewijk (en zijn vrouw, de componiste Johanna Bordewijk-Roepman). Voor de leden van het genootschap verschijnen geregeld publicaties die als bibliofiel mogen worden beschouwd gelet op de beperkte oplage, de zorgvuldige productie en de exclusieve verspreiding. Maar aangezien ik geen lid ben van het genootschap bezit ik die uitgaven niet. Wel bezit ik enkele aan het genootschap gerelateerde uitgaven, zoals hieronder blijkt. Waarschijnlijk zal ik de genootschap-uitgaven in de toekomst wel bezitten, want ze verschijnen vast een keer op een veiling en dan sla ik toe. Ik zal in deze blog tegen die tijd een aanvulling opnemen om van dit heugelijke feit verslag te doen. Maar in onderstaand overzicht ontbreken deze uitgaven nu nog.

Nieuwste aankoop: Bloesemtak (1991)

Laat ik beginnen met het voorstellen van mijn jongste aanschaf, de bibliofiele uitgave van Bloesemtak uit 2002. Dit exemplaar werd uitgegeven door De Distelkamp & Arethusa Pers, als 162e uitgave van deze pers. De oplage bedraagt 125 exemplaren, waarvan 115 Arabisch genummerd (ik heb nummer 79). Het boek is gebonden in half marokijnleer met batikpapier voor de platten, en voorzien van zijden kapitalen. Het boek bevat vijf etsen, vervaardigd en gedrukt door Wim van der Meij. Het zetwerk (lood), het drukwerk en het bindwerk is vervaardigd door Geert van Daal in zijn Atelier De Distelkamp.

Naast dat ik Bloesemtak een van de mooiste romans van Bordewijk vind, is dit in alle opzichten een prachtige uitgave. Een robuust boek, met veel liefde gemaakt en met schitterende details. Het stond al een hele tijd op mijn verlanglijstje en toen het recent bij Catawiki werd aangeboden sloeg ik toe. Vervolgens bleek ik het rechtstreeks van Geert van Daal te hebben gekocht, wat deze aankoop alleen nog maar meer bijzonder maakt.


Verschenen tijdens het leven van Bordewijk

Zoals ik hierboven al aangaf is het aantal bibliofiele uitgaven van Bordewijk niet heel groot, en de meeste daarvan zijn na zijn dood verschenen. Maar enkele bijzondere uitgaven verschenen nog tijdens zijn leven, veelal als luxe uitgaven die naast handelsedities verschenen. Er is echter een uitzondering, en dit is direct misschien wel een van de meest zeldzame Bordewijk-uitgaven. Het is de aparte uitgave van het verhaal Mijnheer Pem heeft een droom uit de bundel Tien verhalen.

Mijnheer Pem heeft een droom

Ik leerde voor het eerste over het bestaan van dit boek via Reinder Storm, tijdens een Bordewijk-symposium in de Koninklijke Bibliotheek. Hij vertelde hoe hij als een detective het spoor volgde van deze uitgave om deze uiteindelijk bij de maker zelf te vinden en uiteindelijk toe te voegen aan de KB-collectie. Ik schreef er destijds een blog over, waarbij ik hetzelfde spoor als Storm volgde naar de oorspronkelijke maker van het boekje, Harry Tuinhof in Wormerveer. Voor mij een makkie, omdat Storm de wegwijzers al had neergezet. De conclusie van toen was echter dat het boekje veel te duur voor mij was en ik heb het daarom niet gekocht. Maar tot mijn grote vreugde werd een exemplaar binnen een jaar aangeboden op Marktplaats, en van daar af was het nog maar één stap naar mijn bibliotheek. Sindsdien heb ik trouwens nooit meer een exemplaar ergens aangeboden gezien.

Mijnheer Pem heeft een droom is door Harry Tuinhof gemaakt bij wijze van proef voor zijn grafische opleiding. Het boekje is nooit bedoeld geweest voor publicatie en onbekend is hoeveel exemplaren er van zijn, maar het zullen er niet veel zijn.

 

Het is trouwens niet zo dat
Mijnheer Pem heeft een droom de heilige graal van een Bordewijk-collectie is. Dat is zonder twijfel de bundel Paddestoelen uit 1916, het debuut van Bordewijk dat verscheen onder het pseudoniem Ton Ven. Ik ken één particulier die dit bundeltje heeft, en dat is Robert Gaarlandt - de meest bekende Bordewijkverzamelaar en tevens oprichter van het Bordewijk-genootschap. Hij heeft zijn collectie zelf beschreven in een mooie catalogus ter gelegenheid van een tentoonstelling van Bordewijk-uitgaven in 2007 in de Pieterskerk in Leiden. Ik heb het dichtbundeltje in zijn collectie mogen zien en het is een bijzondere ervaring om dat mee te maken. Overigens heb ik al eerder geschreven dat de collectie van Gaarlandt elke aspirant Bordewijk-verzamelaar wanhopig maakt: de man heeft alles, van alles het mooiste en ook nog verschillende unica die per definitie onverkrijgbaar zijn (zoals het auteursexemplaar van Karakter). Maar voor wie over de schok van de Gaarlandt-collectie heen is, zoals ik, is er nog heel wat aardigs te verzamelen. Als je maar niet de illusie hebt dat je ooit compleet bent, of in de buurt komt van wat Gaarlandt bezit.

Een uitgave van Bordewijk die uiteindelijk misschien nog wel zeldzamer is dan Paddestoelen (d.w.z. de uitgave uit 1916, want in 1961 verscheen Paddestoelen opnieuw, alleen met een andere inhoud) is de uitgave Marion Quinn uit 1924. Na lezing van een eerste versie van dit blog merkte Reinder Storm op dat ik deze titel was vergeten te noemen. Dat had ik in eerste instantie bewust gedaan, vanwege het volstrekt unieke karakter (en daarmee de onbereikbaarheid) van dit werk. Dit is uiteindelijk toch een blog die over mijn boekencollectie gaat en ik schat in dat het al moeilijk wordt om ooit aan een exemplaar van Paddestoelen (1916) te komen. Maar een exemplaar van een boek waar er maar één van bestaat wordt wel heel lastig… Maar de suggestie van Storm is terecht: dit boek hoort toch in dit overzicht thuis.
Tijdens de bijeenkomst waar ik hoorde over het bestaan van Meneer Pem heeft een droom hoorde ik dus ook over de merkwaardige uitgave Marion Quinn. Het verhaal hierover verscheen ook in De Parelduiker. Deze uitgave werd in 1984 geschonken door een particulier aan het Letterkundig Museum en kwam later bij de KB terecht. Maar de titel werd in geen catalogus, fondsoverzicht, literatuurlijst of wat dan ook genoemd. Wat was dit voor uitgave? Naspeuringen wezen uit dat dit verhaal het eerste was in Bordewijk’s derde bundel Fantastische vertellingen uit 1924 en dat hier waarschijnlijk een “titeluitgave” van was gemaakt: losgesneden uit de bundel, titelpagina ervoor, bandje erom en klaar is de nieuwe uitgave. Dat kon met dit verhaal omdat het vooraan de bundel stond, dan begint de paginanummering ook logisch bij 1. Met het tweede verhaal gaat het niet meer, omdat je dan een boekje maakt met een paginanummering die begint ergens bij 138. Desondanks resteren nog genoeg vragen. Waarom is dit gedaan? Welke rol speelde Bordewijk zelf hierbij? Hoeveel exemplaren van Marion Quinn zijn er gemaakt en hebben de tijd overleefd? Titeluitgaven worden namelijk meestal van restanten van de oplage gemaakt, de oplage van deze derde bundel was 600. Hoeveel daarvan bleven onverkocht en werden versneden?  In welk jaar is dat eigenlijk gebeurd (ook omdat bekend is dat in 1941 de onverkochte exemplaren van de tweede en derde bundel Fantastische Vertellingen naar Nijgh en Van Ditmar gingen)? Wat is er met de andere twee verhalen gebeurd? Zwerft ergens in een tweedehandsboekwinkel in Nederland in een duister hoekje nog een exemplaar van Marion Quinn rond? Bestaat de kans dat een tweede exemplaar ooit de weg vindt naar mijn bibliotheek?

Twee Bezige Bij-uitgaven

In en net na de oorlog verschenen twee uitgaven bij De Bezige Bij, waarover ik twijfelde of ik ze bibliofiel kan noemen, maar die ik toch in dit rijtje opneem: ik kan afvinken dat ze in beperkte oplage en genummerd verschenen en een verzamelwaarde hebben. De uitgaven zijn ook bijzonder qua boekband, dus ze komen door de selectie. Bovendien waren de series waar ze in verschenen door De Bezige Bij bedoeld als bibliofiele reeks.

In 1944 verscheen de uitgave Verbrande erven in beperkte oplage illegaal onder het pseudoniem Emile Mandeau in de serie Quosque Tandem (ik heb nummer 69 van 525 exemplaren). Dit verhaal werd later opgenomen in de bundel Bij gaslicht. De Bezige Bij startte in 1943 met de reeks Quousque Tandem, met als logo de letters QT. De boekverzorging was in handen van binderij Danner uit Utrecht. Papier werd geleverd door Van Gelder papiergroothandel. De QT-reeks bepaalde het gezicht van de Bezige Bij tijdens de oorlog. De serie bestond uit vijftien mooie, kostbare boekjes waar de mensen nogal wat geld voor over hadden omdat ze anders toch weinig met hun geld konden doen. Op initiatief van het Bordewijk-genootschap is van deze publicatie in 2016 een fotografische herdruk verschenen bij het Fonds Historische Publicaties in Schiedam (het verhaal speelt immers volledig in Schiedam). Ook deze heruitgave verscheen in een oplage van 525.

Na de oorlog startte De Bezige Bij met tweede bibliofiele serie, dit keer onder de naam Tandem Aliquando. In de aanbiedingsfolder van De Bezige Bij van eind 1945 staat: 

Quousque Tandem, Hoe lang nog, in oorlogstijd door ons uitgegeven, thans gevolgd door Tandem Aliquando, Eindelijk dan toch, in vrijheid. De reeks staat onder redactie van Anton van Duinkerken en Halbo C. Kool. In deze serie zal werk verschijnen van bekende Nederlandsche auteurs.


Wim Schouten beschrijft in zijn herinneringen in Een vak vol boeken hoe deze tweede serie geen succes werd, daarvoor was het teveel een allegaartje van verschillende uitgaven. Uiteindelijk verschenen slechts enkele uitgaven in de reeks, waaronder in 1946 Veuve Vesuvius. Deze uitgave werd geïllustreerd door Fiep Westendorp. Ook dit keer bestond de oplage uit 525 exemplaren (waarvan nummer 323 bij mij staat). Veuve Vesuvius werd later nog een keer door de Bezige Bij heruitgegeven als kleine pocket. 

Luxe uitgaven

Van verschillende reguliere Bordewijk-uitgaven zijn bij het verschijnen tegelijkertijd luxe-uitgaven verschenen. Gelet op de bijzondere zorg die er aan deze uitgaven is besteed en de beperkte oplage beschouw ik ze als bibliofiel. Hiervan bezit ik er drie:

Haagse mijmeringen - dit bundeltje is sowieso al een enigszins speciale uitgave. Het verscheen namelijk in 1954 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de ‘s-Gravenhaagsche Boekhandelaren Vereniging. De oplage was echter vrij groot: 12.500 exemplaren volgens het colofon. Dit boekje is dan ook verre van zeldzaam en wordt tot op de dag van vandaag in menige uitverkoopbak van antiquariaten neergezet. Het is een eenvoudige paperback op klein formaat. Maar naast de handelsuitgave verschenen er ook nog 150 luxe exemplaren, gebonden met stofomslag en op beter papier. Ik heb een van die 150 exemplaren, die ook nog eens gesigneerd is door Bordewijk - iets wat sowieso niet zo vaak gebeurt. Ik kocht mijn exemplaar in 2012 bij Bubb Kuyper.

Tien verhalen - Ook voor de bundel Tien verhalen geldt dat het in de basis al een niet-reguliere uitgave was, maar ook verre van zeldzaam. Deze bundel werd in 1956 uitgegeven door Elseviers Weekblad in een onbekende oplage, als vrij goedkope paperback. Je kunt geen kringloopwinkel voorbijlopen of er staat een exemplaar (of van een van de andere door Elseviers Weekblad goedkoop uitgegeven boeken zoals Schuim en asch van Slauerhoff of Voorbijgangers van Top Naeff). Maar naast de reguliere uitgave verscheen ook hiervan een  luxe uitgave, in steviger omslag en genummerd. Van de honderd exemplaren heb ik nummer 55.

Vertellingen van generzijds - De laatste luxe uitgave die ik heb, verscheen in 1950. De bundel Vertellingen van generzijds is weliswaar een luxe editie, maar niet eentje die tegelijkertijd met een handelseditie verscheen. De uitgave van 1950 is zeker bibliofiel te noemen: gedrukt op fraai papier, voorzien van een papieren omslag en met een kartonnen foedraal (die meestal ontbreekt vanwege de kwetsbaarheid), in een oplage van 350 genummerde exemplaren (waarvan ik nummer 29 heb). De handelseditie van deze bundel verscheen 11 jaar later, in 1961. Het is mij niet duidelijk waarom de verschijning van de bundel in 1950 is beperkt tot 350 exemplaren en de handelseditie pas 11 jaar later verscheen. Het colofon geeft er geen uitsluitsel over en wat speurwerk in de bibliografie van Bordewijk bracht mij ook niet dichter bij het antwoord. Ik zie in Delpher wel verschillende recensies van de bundel alsof het een regulier verschenen werk is, dus niet bij bijzondere gelegenheid. Waarom zou Bordewijk deze toch redelijk exclusieve uitgave zo hebben laten verschijnen?

(‘t Ongure) Huissens

Er zijn literaire werken die vaker dan andere worden uitgegeven. Dit geldt voor meer schrijvers: er zijn verhalen die steeds in allerlei verschillende uitgaven terugkomen. Voor Bordewijk geldt dit voor het verhaal Huissens. Dit verhaal verscheen voor het eerst in september 1935 als novelle in de reeks van De Vrije Bladen, toen nog met de titel ‘T Ongure Huissens. Vervolgens werd het opgenomen in de verhalenbundel De wingerdrank uit 1937. In die bundel staat trouwens ook het verhaal IJzeren Agaven, dat eveneens in de reeks De Vrije Bladen werd uitgegeven, en het verhaal Keizerrijk dat ook al later apart is uitgeven. De wingerdrank is echt een bundel met ‘greatest hits’, zou je kunnen zeggen. Maar Huissens spant de kroon qua aparte uitgaven.

In 1965 verscheen Huissens als aparte uitgave bij Stichting de Roos. Het werd een bijna vierkant boek, in linnen gebonden. Deze uitgave werd geïllustreerd door Mart Kempers en de typografie was van H.P. Doebele. Zoals altijd verscheen deze in een oplage van 175 genummerde exemplaren. Uit de catalogus van Fokas Holthuis leen ik de opmerking dat Bordewijk zelf uiterst tevreden was over deze uitgave, blijkens een knipsel uit het Nieuwsblad voor de Boekhandel van 25 maart 1965: “Voor de illustraties door Mart Kempers weet ik maar één kwalificatie: geniaal”.

In 1982 verscheen postuum wederom een bibliofiele uitgave van het verhaal, ditmaal bij Nijgh en Van Ditmar. Tegelijkertijd met een handelseditie van 3000 exemplaren verscheen een bibliofiele editie in een oplage van 200. Deze was genummerd (ik heb nummer XX) en gesigneerd door illustrator Kurt Löb. 

De Roos-uitgaven

Verschillende bibliofiele uitgaven van Bordewijk verschenen bij Stichting de Roos. Ik noemde hierboven al Huissens, maar dat is niet de enige aan Bordewijk gerelateerde uitgave. In 1981 verscheen De Joodse cel, eerder verschenen in de tweede bundel Fantastische vertellingen in 1923. Bij Stichting de Roos verscheen het verhaal separaat, geïllustreerd door Karin Bouthoorn. Ook dit keer was de typografie in handen van H.P. Doebele. De “cel” in de titel staat overigens niet voor een gevangenis, maar voor een muziekinstrument.

Naast de twee aparte Bordewijk-uitgaven van de Roos speelde Bordewijk eerst nog een rol bij de uitgave Gaspard la nuit, van Aloysius Bertrand. Deze verscheen in 1956 bij De Roos, 9 jaar voordat Huissens een Roos-uitgave werd. Bordewijk schreef voor Gaspard la nuit een (Franstalige) inleiding. Het is niet zo vreemd dat Bordewijk hiervoor was gevraagd, want de bundel van Bertrand was ook voor hem een belangrijke inspiratiebron. In Bordewijk's uitgave De korenharp, nieuwe reeks uit 1951 had hij al vertalingen van 15 gedichten uit de bundel van Bertrand opgenomen. Hoewel dit wel degelijk een bibliofiele uitgave is, is het wat mij geen bibliofiele Bordewijk-uitgave. Daarvoor speelt Bordewijk hier een te secundaire rol. Desondanks mag het boek in geen enkele Bordewijk-collectie ontbreken.

Wat wel als bibliofiele Bordewijk-uitgave mag gelden is De Roos & Ferdinand Bordewijk, een jaarwisselingsgeschenk voor leden van De Roos voor 2017. Dit is de bewerkte tekst die Rickey Tax, hoofd collecties van het museum Meermanno Westreenianum, uitsprak tijdens een Literaire Brunch in de Koninklijke Schouwburg in december 2015. In vogelvlucht wordt de relatie tussen Bordewijk en Stichting de Roos / Chris Leeflang beschreven, in het bijzonder als het gaat om de drie uitgaven die ik hiervoor noemde. Tax citeert volop uit de briefwisseling tussen Leeflang en Bordewijk, maar ook met de betrokken uitgevers (waaruit blijkt dat over de publicatie van De Joodse cel nog een behoorlijk gedoe ontstond met De Bezige Bij en de erven Bordewijk).

Een laatste verbinding tussen De Roos en Bordewijk vinden we in De Roos-uitgave De drempelschroom verdrijven - Literaire activiteiten in de jaren 1932-1973 bij boekhandel Broese onder Chris Leeflang. Hierin is aandacht voor onder meer lezingen die auteurs als Bordewijk, Hella Haasse, Godfried Bomans en anderen gaven in de Utrechtse boekhandel. Maar wederom: dit is weliswaar een bibliofiele uitgave, maar geen bibliofiele Bordewijk-uitgave. Overigens bezit ik een handtekening van Bordewijk in de bundel Kristal 1935, die gezet is tijdens één van de bijeenkomsten in Broese die in deze uitgave wordt beschreven. Om precies te zijn ging het om de bijeenkomst op 2 november 1935. Ik schreef er 14 jaar geleden een blog over.

De Bosbespers

Niet alleen bij Stichting de Roos verschenen verschillende bibliofiele Bordewijk-uitgaven, ook de Bosbespers uit Oosterbeek heeft ijverig Bordewijk-uitgaven gepubliceerd. De Bosbespers is een initiatief van Rody Chamuleau. In 1982 verscheen over deze uitgeverij een artikel in Trouw, waaruit blijkt dat de uitgever zijn pers zelf als hobbyproject beschouwt, maar desondanks in hoog tempo mooie boekjes maakt. Hij heeft daarbij oog voor het bijzondere, bij voorkeur 19e-eeuws, en maakt er werk van deze ‘literaire curiosa’ te ontsluiten.  Zelf heb ik acht uitgaven van de Bosbespers, waarvan de meeste Bordewijk-gerelateerd.

De oudste titels kunnen wij mij betreft niet echt de kwalificatie bibliofiel dragen. In 1983 verscheen Vijf kleine verhalen, met een voorwoord van J.A. Dautzenberg. Op zichzelf een mooi boekje, maar wat mij betreft niet bibliofiel. Dat geldt ook voor De hoogten van Doyle, de trog van Bordewijk, een uitgave uit 1988 waarin Mieke Tillema ingaat op plagiaat in het werk van Bordewijk, aan de hand van vergelijking van de twee genoemde verhalen in de titel. Ik vind de scheidslijn tussen bibliofiel en niet-bibliofiel in dit geval lastig, omdat ook in deze uitgaven op zich bloed, zweet en tranen van een margedrukker zitten. Maar ik mis in dit geval de bijzondere typografie of band of de expliciete beperkte oplage. 

Anders wordt het met de uitgave Schaduw, Stemming en Stil Water van Elly Beukenhorst-Kamp uit 1989, over de door Bordewijk bedachte Haagse straatnamen. De auteur schrijft een uitvoerige inleiding over de achtergrond van het initiatief van Bordewijk om in 1955 in een brief aan het Haagse college van B&W een lange lijst met namen voor te stellen. Ook geeft zij de volledige lijst met de door Bordewijk voorgestelde namen weer. Ik heb dit boekje, verschenen in een oplage van 150, tijdens het Bordewijk symposium waar ik hoorde over het bestaan van Meneer Pem heeft een droom door Elly Kamp laten signeren. Een aantal voorstellen van Bordewijk is uiteindelijk overgenomen, in de Haagse wijk Mariahoeve ligt een aantal straten met Bordewijkiaanse namen, zoals Hongarenburg en Ursulaland. In Mariahoeve ligt overigens ook de Bordewijklaan.

In 2005 verscheen bij de Bosbespers Vrouwenhaar, een uitgave t.g.v. de Beurs voor Kleine Uitgevers in het Amsterdamse Paradiso op 11 december 2005. In deze bundel staan drie niet eerder gepubliceerde verhalen van Bordewijk afkomstig uit zijn nalatenschap, voorafgegaan door een inleiding van Rody Chamuleau. Ik schreef er eerder deze blogpost over. 

Twee jaar later verscheen de uitgave Dames, een nieuwjaarsgeschenk in beperkte oplage van de Bosbespers en de Ravenberg Pers. Het bijzondere van het verhaal Dames is dat het beschouwd kan worden als het debuut van Bordewijk. Dit verhaal verscheen in 1907 in het Studenten Weekblad Minerva, met als auteur ene “F.B.”. In het colofon van dit boekje staat dat “gezien de spel- en interpunctie eigenaardigheden is hier met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid sprake van het schrijfdebuut van F. Bordewijk”. Het zou nog tot 1916 duren voordat het bundeltje Paddestoelen uiteindelijk zou verschijnen als zijn officiële debuut.

Tot slot is hier nog Tijding van Fer te noemen, eveneens uit 2007. Het is de Bordewijk-uitgave met de kleinste oplage die ik heb, namelijk 24 genummerde exemplaren (ik heb nummer 15, helaas een paperback en niet de gebonden versie). Ook deze uitgave bevat materiaal uit de nalatenschap van Bordewijk. Ook over deze uitgave is meer te lezen in een eerder blog.

Overige bibliofiele uitgaven

Er zijn naast dit alles nog een paar noemenswaardige bibliofiele Bordewijk-uitgaven. Twee ervan zijn afkomstig van de Avalon Pers, beide uit 1984.

De eerste is Straatnamen. Net als de eerder genoemde uitgave van Elly Beukenhorst-Kamp staan ook hierin de door Bordewijk voorgestelde straatnamen voor de gemeente Den Haag centraal. In de Avalon-uitgave wordt de inleiding van Bordewijk weergegeven zoals verschenen in de rubriek "Vrij spel" in Het Vrije Volk in 1956 (te lezen via Delpher). Deze uitgave verscheen in een oplage van 100, waarvan ik nummer 6 heb. Ik zoek desondanks nog één van de 28 Romeins genummerde exemplaren.

De tweede is De publieke fotolach, een jaarwisselingsgeschenk verschenen in een oplage van 125 ongenummerde exemplaren. Dit verhaal verscheen eveneens eerder in de rubriek "Vrij spel" van Het Vrije Volk in 1956 en was nog niet eerder uitgegeven. Ook deze tekst is via Delpher te lezen. Graag zou ik van deze uitgave nog één van de 25 gebonden exemplaren bezitten.

In 1980 verscheen een geïllustreerde herdruk van het verhaal Blokken, dat eerst was verschenen in 1931. Deze uitgave verscheen in een oplage van 350 en werd ontworpen en geïllustreerd door Frans de Jong. Alle exemplaren werden door hem gesigneerd en genummerd (ik heb nummer 10). Opvallend bij deze uitgave is het glimmende paarse omslag, tevens een van de kwetsbaarste onderdelen. Het omslag is gevoelig voor krasjes en vlekken dus het valt niet mee om een vlekkeloos exemplaar te vinden. Een andere herdruk van Blokken is de facsimile uitgave van de eerste druk die in 1986 bij Nijgh en Van Ditmar verscheen. Enkele jaren eerder verscheen trouwens ook al een facsimile van Bint, ter gelegenheid van de 100e geboortedag van Bordewijk. Deze laatste verscheen in een oplage van 2000 exemplaren. 

Bij De Galgpers verscheen in 2011 op initiatief van - wie anders dan - Robert Gaarlandt in een oplage van 40 exemplaren het werkje Zeer geachte heer. Drie brieven. Vermoedelijk is dit de enige uitgave die ooit bij de Galgpers verscheen. Deze uitgave behelst drie brieven van Bordewijk ‘in facsimile’, gericht aan C.W. Freriks, Karel Reijnders en Ch.J. Enschedé en toegelicht in het boekje. De bijlagen bestaan uit drie met de hand uit de Schrijfmachineletter gezette brieven van Bordewijk, met behulp van scanner en printer voorzien van de oorspronkelijke briefhoofden en Bordewijks handtekening.  

De laatste bibliofiele uitgave in mijn bezit in dit blog verscheen in 2015 bij De Korenmaat in Haarlem: Oog in oog met Bordewijk van L.H. Wiener. In 2015 was het vijftig jaar geleden dat F. Bordewijk overleed. Het Bordewijkgenootschap organiseerde een herdenking, waarbij L.H. Wiener een toespraak hield, waarin hij de – bescheiden – herinneringen aan zijn ontmoeting met de schrijver vertelde, maar vooral de confrontatie aanging met het werk van de bewonderde auteur. Bint en Rood Paleis zijn de meesterwerken waardoor Wiener het meest geraakt werd en die hem de literatuur binnen trokken. Dit is helaas niet een van de 25 luxe uitgaven, maar een van de 150 reguliere uitgaven die desondanks wel door de auteur en de illustrator (het boek bevat een linoportet van Pita Snoeck) werden gesigneerd. 

Tot mijn verbazing is dit blog uiteindelijk langer geworden dan ik vooraf dacht. Ik blijk nog een behoorlijke stapel bibliofiele Bordewijk-uitgaven te bezitten. Maar ik heb er dan ook circa dertig jaar over gedaan om ze bij elkaar te krijgen. En dan nog heb ik van veel uitgaven niet de luxe gebonden uitgave te pakken. Mijn eerste bibliofiele Bordewijk-uitgave was Verbrande erven, dat ik ooit kocht bij het helaas niet meer bestaande antiquariaat Aioloz in Leiden. En de tot nu laatste is Bloesemtak. Gemiddeld kocht ik zo ongeveer elke anderhalve jaar een bibliofiele Bordewijk-uitgave, naast de reguliere uitgaven die ik natuurlijk ook heb staan. Het zal mij benieuwen hoeveel er de komende 18 maanden aan zullen worden toegevoegd. Ik hoop dat daar in elk geval de bibliofiele uitgave De zwoeger bij zal zitten. Want op deze in 1984 verschenen heruitgave in een oplage van 30 van een gedicht dat eerder in Maatstaf verscheen, heb ik nog niet de hand kunnen leggen. En als dat niet kan, wellicht een gebonden/luxe exemplaar van een bibliofiel werk dat ik al bezit.

Naschrift oktober 2024

Het duurde iets langer dan het gemiddelde van 1,5 jaar maar na 2 jaar heb ik uiteindelijk De zwoeger aan mijn collectie kunnen toevoegen. Het is nummer 16 van de oplage van 30, en het werd aangeboden door het Haagse Colette. Fijn om weer eens iets moois uit dit Haagse icoon te kunnen halen.

Geen opmerkingen: