15 juli, 2022

333 - Gesigneerde bibliofiele historie

Een recente aankoop via Catawiki bracht mij weer terug naar een onderwerp waar ik al vaker over schreef: het ontstaan en de activiteiten van de bibliofiele Stichting de Roos. Een jaar geleden schreef ik over de aankoop van een aantal De Roos-efemera, waaronder de originele brochure uit 1945 die de oprichting van deze Stichting aankondigde en boekenliefhebbers uitnodigde om lid te worden van dit initiatief.  

In de vier pagina's tellende circulaire of prospectus wordt het voornemen om "een kring van bibliofielen te stichten" door Chris Leeflang, Charles Nypels en Bep van Wees verwoord. Deze heren waren geen onbekenden in het literaire wereldje. Ik stel ze nog even kort voor.

Drie oprichters

Van Chris Leeflang, directeur van boekhandel Broese, is zijn aanloop naar Stichting de Roos uitvoerig beschreven. Lisette Lewin schrijft in Het clandestiene boek 1940-1945 over Leeflang (p. 208): 
De boekhandelaar van Broese, Chr. Leeflang, [was] een behulpzaam verspreider voor clandestiene uitgevers en ook hij heeft aan het uitgeven zelf meegedaan, zij het belangrijk minder dan zijn Amsterdamse collega. De clandestiene uitgevers Longuevie et Gendre te Luik, N.V. Douwe Diekema's Uitgevers Maatschappij in Franeker en Broese waren in den vleze verenigd in Chr. Leeflang te Utrecht. Hij heeft zeven clandestiene uitgaven op zijn naam, die hij beschouwt als voorlopers van de Stichting De Roos, een van de weinige na-oorlogse produktieve uitgeverijen in de ware bibliofiele traditie: luxe, esthetisch verzorgde uitgaven uit de wereldliteratuur, met plaatjes van belangrijke kunstenaars, in beperkte oplage.

Over Bep van Wees kon ik een eerste instantie weinig vinden. Uiteindelijk leerde ik iets over hem uit een interview van P.J. Buijnsters met Richard Lobbes, decennialang betrokken bij het Amsterdamse filiaal van De Slegte (gepubliceerd in De Boekenwereld). Lobbes zegt over Van Wees, die een klant van hem was:
Een wat tragisch geval was G.M. van Wees, van wie ik, toen hij aan het verkopen sloeg, de indruk kreeg dat hij gechanteerd werd. Hij bezat een luxe slagerij in Utrecht, was een heel verfijnd man, nauw gelieerd aan de boekhandelaar Chris Leeflang (1904-1993) uit Utrecht, met wie (en met Charles Nypels) hij in 1945 de bibliofiele “Stichting De Roos” in het leven riep. Deze Van Wees kwam telkens met een koffertje vol voor de verkoop. Eerst moderne bibliofilie, De Roos-uitgaven en dergelijke, later grafiek en weer later een grote partij exlibris, waarvan Paul Brandt, de veilinghouder, zei: wat een sof heb je daar gekocht, nog geen vijfhonderd gulden waard. Maar alles vond niettemin aftrek. De boeken van Van Wees gingen deels naar Johan Polak.

Net als Leeflang zijn is ook van Van Wees bekend dat hij in aanloop naar De Roos actief was met bibliofiele uitgaven, en in de oorlogsjaren dus ook met illegale uitgaven. In het tijdschrift Grafiekwereld van de Nederlandse vereniging voor exlibris en grafiek verschijnt in 2019 een artikel over hem. Daarin staat:

Bep van Wees speelde in de oorlog een belangrijke rol in wat zijn vrienden 'de zachte kant' van het verzet noemen. Illegaal drukwerk en financiële steun. Zijn broer speelde een hardere rol in het verzet. Bep van Wees was niet alleen een verzamelaar van een indrukwekkende collectie bibliofiel uitgegeven boeken, maar ook een verzamelaar van kleine prentkunst. [Verzamelaars zoals Van Wees] zorgden er door hun opdrachten voor dat het Nederlands exlibris hoog in aanzien kwam te staan, ook in het buitenland.

Iemand die ex-libris voor Van Wees ontwierp was bijvoorbeeld Susanne Heynemann. Later was ze ook betrokken bij een tiental verschillende publicaties van De Roos. Een voorbeeld van de 'zachte kant' is  ook de uitgave Three Sonnets die Van Wees samen met Rosey Eva Pool maakte. Deze uitgave verscheen in 1944 in een oplage van 50 exemplaren en kende de volgende opdracht: 

Begging Shakespeare to be considerate I dedicate the Dutch version of the Sonnets XX, XCVI, CXXIX to G.M. van Wees (gesigneerd door Rosey Pool).

Een korte schets van het bewogen leven van Rosey Pool is overigens te vinden bij het Huygensinstituut (volg de link een paar regels hierboven), waarin onder meer deze passage staat: 

Rosey Pool dook onder bij verre familie in Baarn, waar ze verzetsgedichten schreef en zich in het katholieke geloof verdiepte. De onderduik viel haar zwaar. Ze verbleef korte perioden bij vrienden in de binnenstad van Utrecht, onder anderen bij uitgever G.M. van Wees. Bij hem verschenen dichtbundels van Emily Dickinson en van William Shakespeare, vertaald door Pool. Ook gaf ze les aan haar neef, Joost Jessurun, die ondergedoken zat in hetzelfde huis. In Utrecht distribueerde ze haar eigen verzetspoëzie onder leden van haar verzetsgroep.

De vraag is nu natuurlijk of Van Wees nu slager of uitgever of ex-librisverzamelaar was, of alledrie. In elk geval gaf hij niet alleen werk van Britse dichters uit, in 1944 verscheen bijvoorbeeld ook Antique, een prozagedicht van Arthur Rimbaud.

In mijn collectie De Roos-uitgaven bevindt zich trouwens een exemplaar van Hymnen uit de Bijbel (De Roos 14) gedrukt voor G.M. van Wees. Zou dit een exemplaar zijn dat destijds vanuit een koffertje werd verkocht aan Richard Lobbes bij De Slegte? Dan is het na een lange omzwerving toch weer op de juiste plek terechtgekomen, namelijk bij mij in de kast.

Over de derde oprichter van De Roos, Charles Nypels, is natuurlijk zeer veel bekend. Deze beroemde Maastrichtse typograaf en vormgever (1895-1952) behoort tot de groten in Nederlandse typografie. Opgeleid door S.H. de Roos gaf hij onder meer uitgaven van Marsman en Slauerhoff vorm, naast talloze prachtuitgaven in kleinere oplage. Nypels werd geroemd om zijn creativiteit en vernieuwing. De ruimte in dit blog is te kort om de fraaie uitgaven van Nypels te introduceren, maar nieuwsbrief 608 van Fokas Holthuis uit 2015 geeft een aardig overzicht. Nypels is dan ook zowel de naamgever geworden van de Charles Nypels foundation als van de Charles Nypels prijs. Dit voorjaar nog werd de originele Charles Nypels prijs uit 1992 (toegekend aan Harry Sierman, †2007) bij Bubb Kuyper verkocht voor 160 euro. Een mooi verslag van een bezoek aan het graf van Charles Nypels is te lezen bij Perkamentus, mede naar aanleiding van een door Aldert Witte in 1953 geschreven in memoriam over Charles Nypels. Hierin zijn verbazend genoeg een aantal grote fouten te vinden. Perkamentus leert ons dat de slotzin van dat in memoriam had moeten luiden:

De liefde voor het boek die hij mede door zijn geestdriftig woord in anderen wist los te slaan of te stimuleren, het vele schoons en in anderen zin het gedurfde en ongekende hetwelk hij ons heeft nagelaten, doen ons hem met dankbaarheid een blijvende plaats geven in de geschiedenis van de herleving der boekdrukkunst in Nederland.

Zelf bezit ik de door Aldert Witte voor Stichting de Roos geschreven uitgave Charles Nypels Meester-Drukker, dat verscheen ter gelegenheid van de opening van de herdenkingstentoonstelling over Charles Nypels in 1962 in Vianen. Daarin staat niet bovenstaande passage, maar Witte schrijft weer veel andere mooie dingen over Nypels, bijvoorbeeld dat hij "ons zal overleven in zijn meesterlijke boeken"

Maar wat was nu die aankoop?

Na deze lange inleiding heb ik de lezer hopelijk nieuwsgierig gemaakt naar mijn recente aankoop. Want natuurlijk is het op zich al interessant dat we in de aanloop naar de vorming van Stichting de Roos drie heren hebben die goed bekend zijn in het literaire en bibliofiele wereldje, een passie hebben voor mooie boeken en al volop actief waren met het uitgeven van fraai drukwerk, al dan niet illegaal. Wat voor mij echter nieuw was, is dat zij gedrieën concreet samengewerkt hebben in het realiseren van een uitgave ter gelegenheid van de bevrijding in mei 1945. Die uitgave is Lettre de Charles d'Orléans à Louis XI pour solliciter la grace de Villon, menacé de la potence van Arthur Rimbaud. Verschenen in een oplage van 150 genummerde exemplaren (waarvan ik nu nummer 58 heb), heb ik nu voor een luttele 36 euro een door alledrie de De Roos-oprichters gesigneerd exemplaar in mijn bezit. 

Wat mij betreft is deze uitgave onlosmakelijk verbonden met de start van Stichting de Roos. Immers, in hetzelfde jaar verscheen ook de originele prospectus waarin de drie hun plannen bekend maken en waarover ik eerder schreef (en liet zien dat de inhoud op punten anders is dan in de officiële geschiedschrijving van Stichting de Roos staat). Het is niet vreemd te veronderstellen dat tegelijkertijd met het werk aan deze bevrijdingsuitgave, de plannen voor de bibliofiele uitgeverij verder werden gesmeed. Individueel hadden ze alledrie al verschillende 'voorlopers' van De Roos-uitgaven gepubliceerd maar voor zover ik nu weet behalve deze publicatie nooit collectief. Hun samenwerking heeft zich vervolgens nog jarenlang voortgezet in het bestuur van de stichting en bij het realiseren van de vele plannen die toen bestonden vanuit de passie voor het mooie boek die de drie oprichters met elkaar deelden. Zo concreet als het gezamenlijk maken en signeren van deze publicatie is de samenwerking nooit meer geworden. Maar tot op de dag van vandaag verschijnen er nieuwe uitgaven van De Roos. Wat er ook gezegd kan worden van de originaliteit van deze uitgaven (te veel heruitgaven van bestaande teksten, volgens sommigen), het feit dat over niet al te lange tijd de 200e publicatie verschijnt is een prestatie die hoe dan ook respect verdient. 

Aangezien er nog nooit een publicatie van Rimbaud verscheen bij De Roos, maar deze Rimbaud-uitgave uit 1945 in zekere zin aan de basis van alle latere publicaties stond, zou het wat mij betreft een mooie hommage zijn om Rimbaud het onderwerp van uitgave 200 te laten zijn. Dat zou vermoedelijk ook net in een jubileumjaar zijn, namelijk rond 2025, als De Roos 80 jaar bestaat.

Geen opmerkingen: