16 juni, 2019

296 - In de voetsporen van Uffenbach (2)

Zoals ik in mijn vorige post beloofde, gaan we nu daadwerkelijk in de voetsporen van Zacharias Conrad von Uffenbach terechtkomen. En waarom is dit dan zo boeiend? Allereerst omdat ik sinds kort twee titels gerelateerd aan (en met tekst van) deze Duitse geleerde, bibliofiel, boekverzamelaar, reiziger, paleograaf , burgemeester en consul (1683-1734) bezit. En daarnaast omdat het gewoon een razend interessante man was. Zo interessant dat er in 2017 nog een boek verscheen over een latere reis van de hele familie Von Uffenbach naar Nederland. Deze reis uit 1718 vond zo’n 8 jaar plaats na de reis die Zacharias maakte met zijn jongere broer Johann Friedrich en waarover ik het in deze blog wil hebben. De reis uit 1718 was een plezierreis langs vele steden in de Nederlanden die werden bezocht met behulp van trekschuit, rijtuigen en berlines. Het reisgezelschap toonde bijzondere interesse voor buitenplaatsen, fraai aangelegde tuinen, kerken en industriële processen.

Bibliotheek van Zacharias Conrad von Uffenbach.
Titelpagina voor: Bibliotheca Uffenbachiana Universalis, 1729-1731.
Door Johann Friedrich von Uffenbach. 
De reis van Zacharias Conrad en zijn broer Johann Friedrich die internationaal het meest bekend is, is die van 1710-1711 naar Noord-Duitsland, Nederland en Engeland. Zacharias was een hoog opgeleide nakomeling uit een geslacht van bestuurders en geleerden. Geboren in 1683 studeerde hij in Straatsburg en Halle. Na zijn rondreizen werd hij o.a. burgemeester van Frankfurt en daardoor kreeg hij steeds minder tijd voor zijn boekencollectie. Uiteindelijk liet hij een 4-delige catalogus maken van zijn boeken en zijn bezit werd enkele jaren voor zijn dood geveild, waarmee een einde kwam aan zijn bibliotheek van zo'n 12.000 werken. Jacob Dirks schrijft over hem: "Zijn levensbeschrijver [Joh. Georg Schelhorn] meldt ons, dat hij eene bijzondere geschiktheid bezat, om merkwaardige gesprekken en gewigtige vertellingen van de personen, die hij bezocht, op te teekenen, zonder dat zij het bemerkten. 'Dit kunstje,' zegt hij, 'bestond daarin, dat hij ook in zijnen zak kon schrijven en opteekenen.' De toenmalige kleeding moet hem daarin zekerlijk behulpzaam zijn geweest. De onze althans leent er zich nu niet toe."

Reisverslagen zijn van alle tijden en zijn ook altijd onderdeel van de wereldliteratuur geweest. Is bijvoorbeeld een van de oudste boeken die we kennen, de Odyssee van Homerus, niet ook een reisverslag? Feitelijke reisverslagen of geromantiseerde reisverhalen: ze spreken altijd tot de verbeelding. Niet voor niets organiseerde de CPNB jarenlang De weken van het reisboek (mét bijbehorend geschenkje. Ik zoek nog het exemplaar van 2001, beste lezer). Reizigers hebben altijd al hun ervaringen vastgelegd in reisverslagen en dagboeken. Wie hiervan houdt moet maar eens binnenlopen in één van de reisboekenwinkels die Nederland kent, of kijken op de site van het Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis, waar in de categorie "reisverslagen" een overzicht wordt gegeven van alleen al bijna 500 in Nederland gepubliceerde reisverslagen. En daar zit veel moois tussen als je alleen naar de titels kijkt. Zoals deze:
Kort verhaal van het divertissant somertogje en pleijsierreysje hetgeen de Heeren Mr. Johannes Wasteau, Frederik van der Kerff en Pieter van Lelyvelt beneffens mij Mr. Pieter van Dorp in den jare 1732 hebben gedaen naar Brabandt, het Landt van Luijk en verdere plaatsen daar of daaromtrent gelegen.
Of deze uit 1702:
Dagverhaal ener seer aanmerkelijke reijse naar Spangien en Vigos, waarin naukeurig wordt afgeschetst de seltsame plondering van Porte Ste Marie bij Cadix en het bemachtigen en geheel vernielen der Spaansen silverde vloot en fransche oorlogsscheepen in Vigos gedaan door den heer Petrus Saunsliever, dienstpredikant op `lans vloote op het schip den 7 provinsies gevoert door vies admiraal Van der Goes etc.
Maar het gaat mij uiteraard om de subcategorie van reisverslagen van reizigers die het oogmerk hadden boeken te verzamelen, bijvoorbeeld als onderdeel van een wetenschappelijk georiënteerde rondreis. In goed Duits de "gehlehrte Reise" of  “Grand tour” die in de 17e en 18e eeuw populair werd. Helemaal mooi wordt het dan als de reiziger vastlegt wat hij of zij tijdens deze reis ziet, koopt en welke ontmoetingen er plaats vinden met handelaren en verzamelaars. Uffenbach is zo'n reiziger, maar we kennen uit Nederland bijvoorbeeld ook Baron van Westreenen (de naamgever van het prachtige boekenmuseum Meermanno-Westreenianum). Zijn reis is vastgelegd in zijn "Journaal van W.H.J. Baron van Westreenen van zijn reizen naar Londen, Cambridge en Oxford in de jaren 1834 en 1835" (ik schreef er in 2008 een blogje over). Andere voorbeelden zijn Thomas Frognall Dibdin en zijn A Bibliographical Antiquarian and Picturesque Tour in France and Germany uit 1821 (ook daar schreef ik een blog over) en zijn A bibliographical, antiquarian and picturesque tour in the northern counties of England and in Scotland uit 1838. Al deze mensen waren op zoek naar aanvullingen voor hun eigen bibliotheek of die van hun opdrachtgever en zij legden de basis voor verzamelingen die ook vandaag de dag nog bewondering opwekken. En of dat nu de 17e eeuwse Jean Mabillon is die het deed voor de Franse nationale bibliotheek of de 20e eeuwse New Yorkse handelaren Leona Rostenberg en Madeleine Stern, zij reisden en zochten en nemen ons mee in de bijzondere ontmoetingen en verrassende vondsten tijdens hun reizen. In feite zijn zij de bloggers van hun tijd. Want ook ik maak wel eens een boekengerelateerd reisje waar ik over schrijf (zie dit blog), alleen is de reis korter en de opbrengst kleiner.

Reisroute van de broers Uffenbach in 1710-1711
Wat deze reizen ook zo fascinerend maakt is dat zij een beeld geven van de culturele ontwikkeling in de landen waar de reis doorheen gaat. Door ontmoetingen met bibliothecarissen, boekhandelaren en andere verzamelaars ontstaat er een ander beeld dan wanneer de reiziger landschappen, steden en dergelijke beschrijft. Dat dit tot de verbeelding spreekt blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat verschillende selecties zijn gemaakt van Uffenbach's reizen aan een bepaalde stad of bezoeker. Zoals het boekje London in 1710, from the Travels of Zacharias Conrad von Uffenbach uit 1934, Oxford in 1710 (1928), het verslag over zijn bezoek aan Franeker, of Anthonie van Leeuwenhoek, of de korte publicatie over Uffenbach in Groningen. In Vaderlandsche Letteroefeningen (jaargang 1859) verscheen een verslag van het bezoek aan Amsterdam onder de titel "Een Duitsch veelweter te Amsterdam".
Dergelijke heruitgaven en interpretaties achteraf deden zich ook voor bij de andere genoemde auteurs. Ik ben bijvoorbeeld heel blij met het boekje Dibdin in Parijs (1818) van Frans A. Janssen dat naast een weergave van de wederwaardigheden van Dibdin in die stad uit zijn Picturesque Tour ook een duiding is van het karakter en het optreden van Dibdin. Zo krijgen we meer zicht op de reden waarom er ruzie ontstond in deze stad en dat had alles te maken met de opstelling van Dibdin naar zijn gastheren...
Maar terug naar Uffenbach. Hij was immers ruim een eeuw eerder op pad dan Dibdin en Van Westreenen. Hij bezocht "op die reis, onder anderen, in ons land Groningen, Leeuwarden, Franeker, Harlingen, Bolsward, Zwolle, Deventer, Harderwijk, Amersfoort, Utrecht, Amsterdam, Haarlem, Leiden,'s Gravenhage, Delft en Rotterdam. Hij sprak er, om van andere minder bekende personen te zwijgen, Menso Alting, Antoon Schulting, Campegius Vitringa, Zacharias Huber, Gijsbert Cuper, Petrus Burman, Jacob Perizonius, Cornelis van Alkemade, Ant. van Leeuwenhoek, Jacob Gronovius, Herm. Boerhave, Joh. Musschenbroek, Tiberius Hemsterhuis, Conrad Bruin, Hadrianus Keiand, enz. Niet minder dan 4000 banden bragt hij voor zijne boekerij mede terug", aldus Jacob Dirks.

Uit de reis van Uffenbach heeft deze Mr. Jacob Dirks (1811-1892, jurist en numismaticus met veel publicaties over Friesland) dus ook een deel weergegeven, namelijk over het bezoek in Friesland. En dat is het boek dat ik onlangs bij Catawiki kocht. In het voorwoord van zijn boek geeft hij aan waarom hij tot deze heruitgave kwam, toen hij het boek aantrof in de Koninklijke Bibliotheek:
"Nadat ik het werk eens doorloopen had, bleek het mij spoedig, dat het zelfs nu, na zulk een lang tijdverloop, nog eene meerdere bekendheid verdiende. In het titel-vignet van het eerste deel leest men deze woorden: Fructus doctae peregrinationis, vruchten eener geleerde reize. Zie daar den inhoud aangeduid. Een overgroot aantal beroemde geleerden, kunstenaars, werktuigkundigen, verzamelaars van oudheden en zeldzaamheden, in Duitschland, de Nederlanden en Engeland, in 1709, 1710 en1711 levende, treden er in te voorschijn. Zij vertoonen er zich niet, gelijk hunne in koper gegrifte portretten, versierd met allongepruiken, en den arm geleund op dikke, door hen geschreven folianten; neen, Uffenbach bezocht ze aan hunne huizen, schetst menigmaal hun voorkomen, humeur, zeden en gebreken, laat ze ons en négligé zien en in den huiselijken kring. Het gevolg hiervan is, dat sommige wereldberoemde personen zich na die kennismaking geheel anders aan ons zullen vertoonen, dan wij zo ons tot lieden voorstelden, en dat ook op dit terrein weder de waarheid menigmaal bevestigd wordt van het bekende il n'y a point de héros pour son valet de chambre. Bovendien bevat dit werk eene, soms in kleinigheden vervallende, beschrijving van de plaatsen, door den schrijver bezocht; maar juist dit welligt heeft menig opschrift, door hem geboekt, aan de vergetelheid onttrokken, en menige plaatselijke bijzonderheid bewaard. Spoedig bleek het mij, dat het werk voor Friesland in het bijzonder niet van belang ontbloot was. De schrijver toch had eenen geruimen tijd (16 dagen) in dit gewest vertoefd; en dat hij dien tijd niet onbenuttigd gelaten heeft, bewijzen de aanteekeningen, gemaakt gedurende zijn verblijf te Dockum, Leeuwarden, Franeker, Bolsward, Hindeloopen, Molkwerum, Stavoren enz., die in het tweede deel ruim 80 bladzijden beslaan."
De AA kerk in 1710
Wie de vertaling van Dirks doorbladert ziet dat Uffenbach losjes en tegelijk gedetailleerd vertelt over zijn ontmoetingen op zijn reis en de gebeurtenissen die hij meemaakt. Zo is hij in Groningen op het moment dat de toren van de Aa-kerk instort op 23 april 1710 en vertelt hij hoe hij vergeefs zoekt naar een handschrift van Bonifatius (die ten onrechte vermeld wordt als onderdeel van een bibliotheek in Dokkum) en vervolgens welke gesprekken hij heeft in de trekschuit naar Leeuwarden met "de heer van Alst, en zijn meisje". Uffenbach reist op basis van tips en ideeën van schrijvers, zoals het reisverslag van Heinrich Ludolf Benthem uit 1698 met de titel Holländische Kirch- und Schulenstaat. Toch zijn die verslagen niet altijd betrouwbaar, want "een eigentlijke ware boekhandelaar is hier niet. Ik kocht iets van hem, en vroeg, of er ook liefhebbers van boeken of andere curiosa hier waren? Hij scheen de zoodanigen niet te kennen. Dit verwonderde mij des temeer, omdat Benthem, t. a. p., I, S. 44, zegt, dat de hoofdstad van Friesland door vele geleerde en voorname lieden bewoond wordt; maar ik moet er bijvoegen, dat hij in het Ilde deel, C. iv, S. 285, niet anders dan langgestorvenen weet te noemen, die van hier afkomstig waren."

Een typisch voorbeeld van de stijl van Uffenbach vinden we op 22 april 1710:
“Des namiddags gingen wij eerst bij prof. Campegius Vitringa. Wij verwonderden ons over des mans ellendig en slecht gezigt, maar nog meer over zijne doofheid, zoodat hij bijna niet hooren kon. Hij noodigde ons, om plaats te nemen, en haalde te gelijker tijd uit zijnen slaaprok eenen blikken hoorn, met zwart Ieder overtrokken, te voorschijn. Dezen hoorn hield hij voor het regteroor, en boog zich naar ons, opdat ik hem van zeer nabij daarin beroepen zoude. Ofschoon ik nog al tamelijk hard sprak, verstond hij mij toch niet, in zulk eene mate had de goede man het gehoor verloren. Ik moest alzoo zoo hard spreken, als ik kon, en men kan zich alzoo ligtelijk voorstellen, wat voor eene conversatie dit gaf. Hij vroeg ons naar het een en ander van de Duitsche universiteiten, en wij vernamen het een en ander van Ludolph Kusterus van hem. Onder anderen, dat deze door den koning van Pruissen tot hoogleeraar aan liet gymnasium te Berlijn (vermoedelijk voor Langen, naar Halle vertrokken) beroepen was, hetgeen hij echter niet aannemen wilde, en dat hij zich in Holland ophield. Wij hielden ons echter niet veel langer dan een half uur bij den heer Vitringa op: want wij waren elkander tot last. Hij gaf ons ook, en wel op eene eenigzins onbeleefde manier, te kennen, dat hij niet gaarne had, dat men hem bezocht; onder anderen zeide hij, dat wij op eenen verkeerden tijd, namelijk in de vacantie, hier gekomen waren, en voegde er bij, "mallem ego professores publice docentes audire,quam privatim compellere (ik zou liever de hoogleeraars publiek hooren onderwijzen, dan privaat gaan spreken)."

Of de ontmoeting met Johannes Lemonon, de mentor van Johan Willem Friso, op 23 april: "Hij is een tamelijk kenner van boeken en als Franschman weet hij ze zeer beleefd en aardig aan te wijzen, alhoewel hij al te veel kleinigheden te voorschijn bragt, en, over het algemeen, alles te zeer verhief. Dit heb ik echter liever, dan dat de menschen als stokken blijven staan, en in het geheel niets vertoonen of praten willen."

In het tweede Uffenbach-gerelateerde boekje dat ik kocht, de uitgave van Avalon Pers uit 1997 ter gelegenheid van het congres van de International Association of Bibliophiles (oplage 200 exemplaren) staat een inleiding van Paul Hoftijzer die ook benoemt dat Uffenbach goed voorbereid op reis ging: “When Uffenbach left Frankfurt in 1709, he was well prepared for the long journey abroad. He had read all sorts of history books and printed travel accounts and knew exacly what he wanted to see. He was equally well informed about recent developments in scholarschip through the new medium of the learned periodical press. But he was also interested in less spectacular aspects of the countries an peoples he visited, for instance the manner in which certain meals were cooked [...] or the quality of the local theatre”. In het vervolg van dit uitgaafje vinden we dan korte weergaven van zijn bezoek aan Groningen, Dokkum, Franeker, Deventer, Harderwijk, Rotterdam, Gouda, Den Haag, Leiden en Amsterdam. In de laatste stad bekijkt hij een atlas van Blaeu (in 43 delen) die wordt aangeboden voor 50.000 gulden (tegenwoordig zou dat omgerekend €500.000 zijn). Op voorhand vindt hij dit een belachelijke prijs, maar na het bezichtigen begrijpt hij waarom de atlas dit prijskaartje heeft.

Ik heb helaas geen exemplaar van de originele drie delen van de Merkwürdige Reisen. Ik heb er eerlijk gezegd ook niet eerder naar gezocht, want pas nu ben ik er echt enthousiast over geworden. Wat zou het een mooie aanvulling zijn op mijn mooie set boeken van Dibdin! De driedelige set van Uffenbach's reizen wordt ook nu nog regelmatig op veilingen aangeboden. In 2016 verwisselde een set bij veilinghuis Van der Wiele voor €700 van eigenaar (lot 1153 van de najaarsveiling om precies te zijn) en vorig jaar bij Zisska en Lacher een wat gemankeerd exemplaar (er missen diverse pagina's) voor €300. Maar ik kan op dit moment ook bij antiquariaat H. Carlsen in Kiel nu een fraaie set kopen voor €850.

Allemaal iets boven begroting. Maar het vuurtje is aangestoken; dat is wat boeken kunnen doen en dat is hoe je een verzameling bouwt. Ik prijs mij gelukkig met deze mooie aanzet voor een Uffenbach-collectie en ik weet dat de dag zal komen dat deze collectie aangevuld zal worden met een eigen exemplaar van de Merkwürdige Reisen. En u, beste lezer, bent de eerste die dan zal delen in mijn geluk.

Geen opmerkingen: