15 mei, 2022

331 Het onderschatte belang van lezen

Ik kreeg het boek De lezende mens toegestuurd, van Ruud Hisgen en Adriaan van der Weel, met het verzoek het te recenseren. Dat deed ik graag, vooral vanwege de ondertitel: De betekenis van het boek voor ons bestaan. Ik kan die betekenis wel raden, en de lezers van dit blog ook, maar ik werd nieuwsgierig naar hoe Hisgen en Van der Weel dit thema hebben uitgewerkt. 

Over lezen, de geschiedenis van het lezen en het belang van lezen zijn intussen bibliotheken vol geschreven. Als bibliofiel en leesverslaafde heb ik al een aardig rijtje boeken over dit thema staan, waarvan ik er verderop nog een paar laat zien. Ik word immers graag bevestigd in het belang van iets waar ik veel tijd aan besteed. Toch leverde dit boek van Hisgen en Van der Weel mij een paar mooie nieuwe inzichten op.

Het interessante aan dit boek is dat het niet alleen een betoog is over het culturele belang van lezen, in relatie tot de ontwikkeling van de samenleving bijvoorbeeld of het ontstaan van ideeën die de vooruitgang stimuleren. Het boek gaat daarnaast ook in op de psychologische en fysiologische voordelen van lezen. De auteurs bouwen een betoog op waarin het belang van lezen voorop staat terwijl wordt geschetst wat de effecten zijn op ons brein en onze persoonlijkheid op het moment dat we leesactiviteiten uitvoeren. Lezen blijkt voor ons brein een buitengewoon ingewikkelde activiteit. Het inzicht hoe het ontcijferen van lettertekens plaatsvindt, de weg die ons oog aflevert over de tekst en ons brein dat daar amechtig achteraan holt om dat alles te decoderen laat zien dat het een inspannende activiteit is. Niet zo verwonderlijk dat het enige moeite kost om mensen zover te krijgen dat ze gaan lezen. Daartegenover staat echter een geweldige beloning: positieve neurologische, fysieke en emotionele effecten.

Dat klinkt allemaal als een best technisch verhaal, en dat is het ook. Maar gelukkig wordt dit verhaal gelardeerd met talloze voorbeelden uit de literatuur: van Annie M.G. Schmidt tot Thomas Mann. Met het beschrijven van de opkomst van de boekcultuur laten de auteurs zien hoe lezen en de grootschalige verspreiding van boeken hebben geleid tot de ontwikkeling van de samenleving zoals wij die nu kennen. Waar de uitvinding van de boekdrukkunst een beslissende ontwikkelingsstap is geweest, staan wij nu opnieuw middenin zo’n beslissende ontwikkelingsstap. En de auteurs zijn daar somber over.

Het thema “ontlezing” komt dan al snel om de hoek kijken. De lezers van dit blog zullen daar weinig last van hebben, maar het is een woord dat al decennialang rondzingt. In dit boek wordt dat begrip verfijnde. Bij ontlezing gaat het niet om het aantal letters dat gelezen wordt, dat is misschien wel meer dan ooit tevoren. Aan het aantal “leeskilometers” dat een gemiddelde mens aflegt ligt het niet. Waar het voor de auteurs om gaat is de afname van het “diep lezen” zoals zij dat noemen. Een vorm van lezen waarin geconcentreerd lange tekst wordt geabsorbeerd, die een beroep doet op allerlei mentale vermogens en die dus vervolgens ideeën vormt, en daarmee onze geavanceerde samenleving vormgeeft. Dit diep lezen kan het beste van papier. Maar naast dat diep lezen wordt bedreigd door tal van digitale afleidingen, met veel makkelijker te lezen korte teksten, zorgt deze digitalisering er ook voor dat teksten minder lang bewaard blijven. Taal en tekst is veel vergankelijker aan het worden. Een tekst van ruim 2 millennia oud kunnen wij zonder moeite tot ons nemen, maar het is de vraag of het merendeel van de tekst die vandaag digitaal beschikbaar is, over 2 decennia nog toegankelijk is voor ons.

De conclusie van de auteurs is dan ook dat het wegzakken van het vermogen tot diep lezen in de samenleving, bijdraagt aan veel aspecten van de maatschappelijke en politieke crisis waar we ons nu in bevinden, inclusief de opkomst van populisme en het wegvallen van solidariteit in de samenleving. Het positieve effect van lezen op het geheel van de samenleving is veel groter dan gedacht. Het risico voor de samenleving door het verdwijnen van het vermogen tot diep lezen daarmee ook. Als handreiking staat in het boek een heel hoofdstuk vol manieren om jezelf en anderen te inspireren tot meer diep lezen, variërend van leesclubs tot bibliotherapie.

Er wordt veel geklaagd door ouders en docenten over het gebrekkige leesonderwijs op scholen en het afkalven van de verplichte leeslijsten. Minder verplichte boeken, dunnere boeken: het is niet alleen zo dat leerlingen daarmee aansluiting met de leescultuur verliezen, maar wij zadelen toekomstige generaties op met een belangrijk tekort aan capaciteiten die nodig zijn als cement van onze samenleving. Ik vond het een goed geschreven, goed leesbaar en goed gedocumenteerd boek. Het sterke van dit boek vind ik dat het niet zozeer het al bekende klaagverhaal is over ontlezing en hoe erg dat is, maar het onderbouwde betoog dat we als samenleving daarmee kwetsbaarder worden dan we zelf denken. Ik heb het via ‘diep lezen’ tot mij genomen en het heeft mij inderdaad verrijkt. Waarmee voor mij de stelling van de auteurs is bewezen.

Voor de geïnteresseerden: meer recensies staan hier: van Ed Oomes, van Gé Vaartjes in de Volkskrant, en op Hebban.

Stimuleren van lezen in de praktijk.

Hoe lezen weer leuk wordt, wordt door Bas Steman op pakkende wijze beschreven in Lekker boekie! Zo wordt lezen weer leuk. Dit boek beschrijft het ontstaan van de leesclub Nescio (ook te vinden op Facebook en Instagram), voortgekomen uit de frustratie van enkele scholieren over de verplichte leeslijst en hoe dit van verplicht saai nummer, tot een inspirerende activiteit werd. Niet te verwarren met de Nescio leesclub trouwens waar A.L. Snijders over schreef.

Bas Steman komt met het idee een leesclub te starten voor zijn zoon en een paar vrienden die in hun eindexamenjaar op school zitten. Allemaal zien ze het mondeling Nederlandse literatuur als een  soort taakstraf waar je zo snel mogelijk en met zo min mogelijk inspanning doorheen moet. Hij verleidt ze via de leesclub om te ontdekken wat je echt met een boek kan doen: hoe je het verhaal tot je kan nemen, wat er te vinden is in de teksten en vooral: hoe teksten iets zeggen over jou en jouw leven en hoe je je verhoudt tot je omgeving, en je daardoor kunnen verrijken. 

De jongens besluiten de leesclub een kans te geven en gaan van start. Aan de hand van de gesprekken ontdekken ze de verschillende lagen die in teksten liggen. Hoe je teksten kunt ontleden. Waar hun eigen leesvoorkeuren liggen. En vooral: dat literatuur leuk kan zijn. In de weg naar het eindexamen bouwen ze zo hun eigen persoonlijke samenhangende leeslijst, met een hoog cijfer voor het mondeling als beloning.

De Nescio leesclub heeft aardig wat bekendheid gekregen. De CPNB nodigde de jongens uit om op andere middelbare scholen hun ervaringen te vertellen, en zo jongeren te enthousiasmeren voor lezen. De leesclub bewees in de praktijk wat in De lezende mens ook werd betoogd: diep lezen van betekenisvolle teksten vraagt oefening en geduld, maar de beloning is groot en verrijkt je. Het boek laat ook zien dat er kansen liggen en dat de jongere generatie best aan het lezen te krijgen is.

Nog meer boeken over de waarde van lezen

Als het over lezen gaat is de eerste titel die in mijn gedachten komt Een geschiedenis van het lezen van Alberto Manguel. In veel opzichten volgt Manguel dezelfde denklijn als de auteurs van De lezende mens. Ook Manguel gaat in op de neurologische aspecten van lezen, het ontstaan van het vermogen van lezen en hoe lezen steeds meer een activiteit werd voor brede lagen van de bevolking. Hand in hand met de ontwikkeling van het lezen gaat de ontwikkeling van het boek. Nu ik het boek van Manguel weer eens vast heb en doorblader zie ik weer hoeveel verschillende aspecten van boeken en lezen hij beschrijft, en hoe hij daarmee ook een geschiedenis vanaf de oudheid tot de moderne tijd neerzet. En dat aan de hand van talloze verwijzingen naar auteurs en boeken. Deze gaat dus op het stapeltje ‘herlezen’ want het is te lang geleden dat ik het boek vasthad.

In 1990 verscheen ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de CPNB het essay De toekomst van het boek van George Steiner, gevolgd door een co-referaat van Cyrille Offermans. Offermans schreef bij het overlijden van Steiner in 2020 een in memoriam voor De Groene Amsterdammer waarin hij terugblikt op de lezing uit 1990 en aangeeft dat Steiner op hem “een weinig sympathieke indruk” maakte. Steiner sprak zijn tekst uit in een periode dat digitalisering nog volop in opkomst was, internet nauwelijks was ontwikkeld en Web 2.0 nog jaren voor ons lag. Toch zag ook hij al de zorgwekkende afname van lezen en leesvaardigheden. Net als de andere auteurs ging het hem niet om de tekst per se, maar om het feit dat je teksten internaliseert, met je meedraagt en door de stapeling ervan je eigen kathedraal van kennis bouwt. Steiner is niet optimistisch en Offermans opent zijn referaat dan ook met de opmerking: “Behalve als eminent geleerde geniet George Steiner de nodige reputatie als cultuurpessimist”. Offermans is minder pessimistisch. Hij ziet dat er meer boeken worden verkocht dan ooit en dat er ook meer wordt gelezen dan ooit. Dat zien de auteurs van De lezende mens ook, maar het gaat dus niet om het aantal leeskilometers dat je maakt, maar de tijd die wordt besteed aan diep lezen. Dat er zoveel gelezen wordt maskeert in zekere zin het échte probleem, en daarom ben ik geneigd het meer eens te zijn met Steiner dan met Offermans.

Tot slot nog twee kleinere relevante uitgaven. In Lezen, een kunst die uit de mode raakt vinden we twee artikelen die eerder in de Volkskrant en NRC stonden in 1985. Het werkje werd uitgegeven door Dick Sauer en Willem Wouda, de gelegenheid is mij onbekend. Een van de artikelen is alweer van Steiner, de andere van Mario Vargas Llosa. Steiner is in zijn bijdrage wederom cultuurpessimistisch, Vargas Llosa verzet zich tegen oppervlakkigheid (“Wie zich voedt met onbenulligheid, wordt zelf een onbenul”). Ook in De nachtmerrie van Steiner vinden we George Steiner terug. Geert Mak en Felix Rottenberg bezochten in 2001 verschillende boekhandels, en doen daarin verslag in dit boekje dat verscheen ter gelegenheid van het 95-jarig bestaan van de Nederlandse boekverkopersbond. Deze nachtmerrie van Steiner is dat je over enkele decennia in een willekeurige stad vergeefs zoekt naar een boekhandelaar, omdat deze zijn uitgestorven. Er is geen behoefte meer aan, de boekhandelaar bestaat niet meer. Mak en Rottenberg beschrijven verschillende typologieën van boekhandels en bezoeken daartoe onder meer Athena’s in Groningen (inmiddels onderdeel van Van der Velde), Praamstra in Deventer, Roelants in Nijmegen en Van de Moosdijk in Someren (inmiddels failliet). In korte schetsen worden boekhandel, boekhandelaar en de sfeer in de winkel beschreven. Een mooie ode aan boekhandels, waar ik de volgende keer uitgebreider over zal schrijven.

Waar de boeken van Manguel en Steman in de literatuurlijst van De lezende mens terugkomen, geldt dat voor George Steiner niet. Niet in de literatuurlijst, maar ook niet in het register van personen. Dat verbaast mij dan weer, maar met een bibliografie van 21 pagina’s kan niemand desondanks zeggen dat Hisgen en Van der Weel oppervlakkig te werk zijn gegaan. Toch had een verwijzing naar Steiner niet misstaan. Laten we in elk geval hopen dat hun pleidooi bijdraagt aan het herleven van het besef dat de boekcultuur een onmisbaar onderdeel van onze samenleving is.

Geen opmerkingen: