Hoezo schaars?
Ik schreef het al eerder: het klinkt als een contaminatie om over schaarse De Roos-uitgaven te schrijven. Alsof De Roos-uitgaven in zichzelf niet al redelijk schaars zijn (immers, er worden er slechts 175 per keer gedrukt), dus wat is schaars tussen de schaarse uitgaven?
Dat alle De Roos-uitgaven schaars of zeldzaam en daarmee kostbaar zijn is echter niet zomaar te zeggen. Ja, sommige uitgaven zijn kostbaar (met de Escher-uitgave als uitschieter) maar een gemiddelde uitgave van De Roos is verre van kostbaar en ook niet echt schaars, ondanks het kleine aantal dat van elke titel wordt gemaakt. Schaarste is de uitkomst van vraag en aanbod: als het aanbod klein is maar de vraag nog kleiner, dan is er geen schaarste. Dat is ook zichtbaar bij boekenveilingen: uitgaven van De Roos worden in steeds grotere stapels in kavels gebundeld en voor steeds lagere prijzen aangeboden. En dan nog blijven ze soms onverkocht. Minstens de helft van de bijna 200 De Roos-uitgaven hoeft zo niet meer dan een tientje per stuk te kosten - een fractie van wat de leden van De Roos er zelf bij verschijning voor hebben moeten betalen. Losse uitgaven via boekwinkeltjes.nl (bijna 600 hits) of antiqbook.nl (bijna 700 hits) zijn wat duurder, maar je hoeft er zeker niet failliet aan te gaan.
In de andere helft van de 200 zitten de wat kostbaardere exemplaren. Ze hebben bijvoorbeeld een enorme aantrekkingskracht op een bredere groep boekenverzamelaars, vanwege de betrokken auteur. De De Roos-uitgaven van Reve, A.L. Snijders, Armando, Grunberg, Van Ostaijen en Drs. P. kunnen steevast rekenen op hoge opbrengsten op veilingen. Nog steeds niet echt zeldzaam, wel kostbaar(der).
Toch kan er soms wel degelijk over zeldzame De Roos-uitgaven gesproken worden. Sommige exemplaren zijn namelijk om wat voor reden dan ook toch anders dan de exemplaren die standaard voor de leden van De Roos worden gemaakt. Het zijn uitgaven met net een afwijkende uitvoering of er is een klein aantal extra exemplaren gedrukt met soms wat bonusmateriaal. Zo’n uitgave uit mijn collectie is bijvoorbeeld De dood van Cuchulainn van Murhevna van A. Roland Holst uit 1951. In het colofon van dit boek staat dat naast de 175 exemplaren voor leden er ook 5 exemplaren werden gedrukt voor de auteur. Ik bezit één van die 5 auteursexemplaren. Ook van De koning is dood van Cees Nooteboom bezit ik één van de - in dit geval 10 - auteursexemplaren.
Exemplaar II van VI
In deze twee gevallen betreft het dus exemplaren die bewust buiten de standaard-oplage zijn gehouden en aan een beperkte groep mensen, of aan één mens: de auteur, beschikbaar zijn gesteld. Bij de najaarsveiling van Bubb Kuyper wist ik de hand op nog zo’n exemplaar buiten de standaard-oplage te leggen. Het ging om de uitgave Trois contes cruels van Villiers de l'Isle-Adam, net als het eerder genoemde boek van Roland Holst uit 1951. De reguliere uitgave bestaat uit een mooi geïllustreerd boek, waarvan de losse katernen in een omslag zitten, en deze weer in een cassette. Voor elke boekenliefhebber sowieso een aanwinst, en alleszins betaalbaar: voor twee of drie tientjes heb je deze uitgave in huis. In het colofon staat te lezen dat er naast de oplage voor de leden, zes Romeins genummerde exemplaren zijn gemaakt. Deze zes exemplaren omvatten een grotere cassette met een extra omslag, waarin de illustraties van Jean-Paul Vroom uit het boek apart zijn opgenomen als etsen in verschillende kwaliteiten en grootte. Een enorm verschil met de reguliere uitgave dus.
Jean-Paul Vroom (1922-2006) was een veelomvattend kunstenaar. Hij werkte als ontwerper, cineast, theatervormgever, schilder, fotograaf, graficus en illustrator. Vanaf 1945 maakte hij illustraties voor bibliofiele uitgaven, die hij deels in eigen beheer uitgaf (onder andere werk van Daudet en Hugnet). In Nederland kreeg hij bekendheid door illustraties en typografie voor de uitgaven van Stichting De Roos. Ook werkte hij samen met Bert Schierbeek. Voor diens kunstenaarsboek De blinde zwemmers (Den Haag: Boucher 1955) maakte Vroom 57 gravures. Internationaal werd hij bekend als ontwerper van decors en kostuums, oa voor het Nationaal Ballet. Hij was in de jaren zeventig decor- en kostuumontwerper voor choreograaf Hans van Manen, voor wie hij abstracte decors met neonlicht en film maakte. Jean Paul Vroom volgde zijn opleiding aan de Koninklijke Academie voor Beeldende Kunsten te Den Haag en École Estienne te Parijs.
Voor Stichting de Roos werkte Vroom aan diverse uitgaven mee aan. Zoals aan de uitgaven La campagne romaine van Chateaubriand (1959) en Salomé van Oscar Wilde uit 1948. Voor beide uitgaven verzorgde hij de gravures. In 1950 verscheen Tante Tor is jarig van Lizzy Ansingh en Nelly Bodenheim met litho’s van Vroom. Voor de uitgave Le chef-d’oeuvre inconnu van De Balzac (1962) verzorgde hij de typografie, net als voor Mistriss Henley van Belle van Zuylen uit 1952. Voor mijn uitgave Trois contes cruels verzorgde Vroom zowel de typografie als de etsen.Aandacht voor Henk Krijger
Van een heel ander soort schaarste was de uitgave die ik opdook naar aanleiding van een bericht van een Canadese liefhebber/verzamelaar. Op basis van mijn zorgvuldig bijgehouden catalogus op LibraryThing, waar ik vrij uitvoerig benoem wie allemaal heeft meegewerkt aan specifieke uitgaven, kreeg ik een mail van Peter Enneson. Hij doet al sinds de jaren '80 onderzoek naar Henk Krijger (1914-1979) en heeft de verzamelde informatie uitvoerig, vooral over de Raffia-letter van Krijger, op zijn website gezet. Krijger was al net zo’n veelzijdig mens als Vroom: Krijger was beeldhouwer, grafisch ontwerper, illustrator, monumentaal kunstenaar, wandschilder, kunstschilder, tekenaar, pastellist, pentekenaar, aquarellist, typograaf, letterontwerper, vervaardiger van mozaïek en docent. Voor het grote publiek is zijn ontwerp van het boekenweekgeschenk uit 1957, De nacht der girondijnen van Presser, waarschijnlijk het meest bekend. De verbinding met Canada is trouwens niet heel raar omdat Krijger daar van 1969 tot 1973 heeft gewerkt. Henk Krijger heeft aan verschillende uitgaven van De Roos meegewerkt, soms als ontwerper, soms als illustrator. Zoals de uitgave Lucifer van Vondel (1954), Puzzles van Waning Cuney (1960) en Le petit poucet van Charles Perrault uit 1969. De samenwerking tussen Krijger en De Roos duurde dus meerdere jaren. Maar deze samenwerking bleef niet alleen beperkt tot de reguliere uitgaven van De Roos. Peter zag dat ik een flink aantal nieuwjaarsuitgaven van De Roos bezit (vooral gekocht in deze veiling) en aan één daarvan had Henk Krijger volgens mijn catalogus meegewerkt: Cantiek van Jacques Benoit met illustraties van Ru van Rossem. Overigens heeft Jean-Paul Vroom ook aan verschillende nieuwjaarsuitgaven van Chris Leeflang en Stichting de Roos bijgedragen. Maar voor Cantiek gold dat Henk Krijger hiervoor de typografie had verzorgd. Aangezien deze nieuwjaarsuitgaven zelden afzonderlijk gecatalogiseerd zijn bij bibliotheken en ook nergens echt beschreven, zijn deze ook niet makkelijk te ontdekken en in te zien. Op zijn verzoek heb ik deze uitgave dan ook aan alle kanten gefotografeerd.In de mailwisseling die vervolgens ontstond bleek dat Peter echt heel uitvoerig onderzoek heeft gedaan en onder meer via Stichting de Roos inzage heeft gekregen in de briefwisseling tussen Chris Leeflang en Henk Krijger. Daarbij ging het onder meer over de ontwikkeling van de Raffia letter. Deze letter is in 1952 door Krijger ontworpen en toegepast in de Lucifer-uitgave uit 1954. Maar uit de briefwisseling uit het archief van De Roos viel op te maken dat deze letter mogelijk ook is gebruikt in de nieuwjaarsuitgave 1952/1953, een kerstlied geïllustreerd door G. Douwe. Op Peters verzoek heb ik ook deze erbij gepakt en het was bijzonder om vervolgens de Raffia-letter hierin te zien! Goed opgemerkt van Peter en een mooie aanvulling op zijn Henk Krijger-studie. Opvallend genoeg staat nergens op deze nieuwjaarsuitgave dat de - toen nog fonkelnieuwe - letter van Krijger was gebruikt. Meestal worden dat soort bijzonderheden in De Roos-publicaties vrij precies aangegeven, maar hier niet. Dit is dus iets wat alleen een kenner had kunnen weten.Deze vondst maakt de nieuwjaarsuitgave voor mij nog zeldzamer en bijzonderder dan hij al was. En ik heb genoten van deze digitale samenwerking tussen een Nederlandse boekenverzamelaar en een Canadese onderzoeker. De gedachte dat ik een miniem onderdeeltje heb kunnen bijdragen aan de Henk Krijger-studie stemt mij zeer tevreden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten