Dit is het tweede blog in de serie over de boeken die ik vond in de bibliotheek van Adri Offenberg. Dit keer ga ik in op twee werken die niet staan opgenomen in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek, oftewel de KB. En die mij in no-time in een 18e-eeuws dispuut over Spinoza brachten.
De boeken in de Koninklijke Bibliotheek
De Nederlandcollectie is de kerncollectie van de KB en omvat alles uit en over Nederland. Daaronder vallen uiteenlopende materialen, van Middeleeuwse handschriften tot hedendaagse uitgaven, en zowel digitale bestanden als fysieke objecten. De Nederland-Collectie is een erfgoedcollectie; alles wat daarin wordt opgenomen, wordt ook ‘voor eeuwig’ duurzaam bewaard en toegankelijk gemaakt. Binnen deze collectie streeft de KB naar volledigheid.Er is altijd de mogelijkheid om boeken aan de KB te schenken. Er is een aparte pagina die uitlegt hoe dat in zijn werk gaat en wat de KB wel en niet wil hebben. Via social media laat de KB zelf af en toe een vraag los of iemand een boek kan vinden dat de KB nog zoekt, meestal op basis van vroeg-20e eeuwse krantenadvertenties waarin boeken worden aangekondigd, die nooit de KB hebben gehaald. Daarnaast zie ik collega-boekenliefhebbers ook zelf nog wel eens twitteren bij een nieuwe aanwinst dat deze "niet in de KB" te vinden is. Kennelijk zijn veel mensen zich er van bewust hoe belangrijk het is dat het KB als ons nationaal geheugen zo compleet mogelijk is. Overigens gaat het de KB er niet om dat alles per se in de KB aanwezig moet zijn. Het gaat hen vooral om de boeken die niet in de NCC terug te vinden zijn. De Nederlandse Centrale Catalogus NCC bevat de bibliografische gegevens en de vindplaatsen van circa 14 miljoen boeken en bijna 500.000 tijdschriften in meer dan 400 bibliotheken in Nederland.
In mijn collectie heb ik verschillende boeken die - volgens de online catalogus - niet in de KB staan. In een aantal gevallen staan deze boeken wel in de NCC, maar ik vind persoonlijk de KB echt het centrale punt is waar Nederlandse publicaties aanwezige zouden moeten zijn, dus voor mij is dat een relevant gegeven. Ik hou dit eenvoudig bij omdat ik al mijn boeken catalogiseer via LibraryThing. Deze site geeft mij de gelegenheid om alle mogelijke details van mijn boeken vast te leggen (bijvoorbeeld ook gewicht en afmetingen, zodat ik tot op de gram weet hoeveel mijn bibliotheek weegt). Bij het registreren van boeken haalt LibraryThing de details uit de catalogus van de KB (dit is mijn standaardinstelling), zodat ik direct weet dat een boek niet geregistreerd is bij de KB als ik ze probeer in te voeren.
Intussen bevat mijn bibliotheek 48 titels die niet bij de KB bekend zijn, maar wel in de Nederlandcollectie thuishoren. Veelal zijn het nieuwjaargeschenken van uitgeverijen of werken in de categorie marginaal drukwerk. Maar groot of klein: uiteindelijk horen álle titels van of over Nederland natuurlijk in de Haagse kelders te staan. Het is mijn vaste voornemen om bij mijn overlijden in elk geval alle niet bij de KB geregistreerde boeken aan de KB te schenken. Mijn nabestaanden kunnen ze eenvoudig vinden via het digitale labeltje in mijn online catalogus. En dat wordt dan mijn bescheiden bijdrage aan het nationale boekenbezit.
Als het goed is komen er tegen die tijd ook twee titels naar de KB die oorspronkelijk in het bezit waren van Adri Offenberg. Beide kunnen gerekend worden tot de judaïca. Volgens de Nederlandstalig Art & Architecture Thesaurus zijn judaïca "objecten met betrekking tot Joods leven, religie en cultuur, vooral maar niet uitsluitend objecten van literaire, historische of culturele aard of in verband met riten." Beide werken zijn gelegenheidsuitgaven die niet in Nederland zijn gedrukt, maar wel een duidelijke connectie met Nederland hebben en om die reden, conform de beschrijving van de Nederland-collectie, in de KB horen.
Facsimile of a Haggadah, printed in Amsterdam in 1845
Het eerste boekje is een miniatuuruitgave (10,3 bij 7,2 cm) en is een facsimile van een haggadah. Een haggadah wordt door Joden gebruikt tijdens de sederavond en bevat het Bijbelse verhaal van de uittocht uit Egypte, aangevuld met een beschrijving van de gebruiken tijdens de sederavond en een beschrijving van de gerechten. Eén van die gerechten is trouwens maror, of mierik, dit is het bittere kruid waarnaar de gelijknamige roman van Marga Minco is genoemd.Deze facsimile is gedrukt in Vermont, in de Verenigde Staten in 1989. De gelegenheid was feestelijk: het boekje is speciaal gemaakt bij de 65e trouwdag van Anna en Benjamin Lifton en aangeboden door hun kinderen. Het origineel van deze haggadah is afkomstig uit de bibliotheek van The Jewish theological seminary of America.
Met het boekje is iets bijzonders aan de hand: op het omslag staat dat het oorspronkelijke werk is gedrukt in Amsterdam in 1845, maar dit jaartal is doorgestreept en vervangen door 1840. Mijn interpretatie is dat Adri Offenberg als erkend deskundige op het gebied van Judaïca en oude drukken het beter weet dan de makers van deze facsimile en de conservator in Amerika en dat deze haggadah dus inderdaad in 1840 in Amsterdam is gedrukt. Het boek is in elk geval gedrukt door boekdrukkerij
Belinfante & de Vita. Over deze drukkerij heb ik verder weinig kunnen vinden. Op basis van de catalogus van de KB is zichtbaar dat deze drukkerij in de eerste helft van de 19e eeuw actief is geweest. Verschillende Joodse uitgaven (Bijbelboeken, gebedenboeken maar ook grammaticaboeken) zijn in de collectie opgenomen. Verder blijkt uit verschillende krantenadvertenties uit de 19e eeuw dat de boekhandel en uitgeverij was gevestigd aan de Weesperstraat 9 in Amsterdam. Zoals zoveel boekhandels beschikte deze ook over een leesbibliotheek (in de blog van Aad van Maanen is aan de hand van boekhandelsetiketjes veel te lezen over leesbibliotheken). Uit het bevolkingsregister van Amsterdam blijkt dat Sadok Cohen Belinante (1787-1839) in die tijd op het adres woonde. Maar wie De Vita was weet ik niet. De Weesperstraat was in die tijd een smalle straat, vergelijkbaar met bijvoorbeeld de Utrechtsestraat in Amsterdam. Nadat de Joodse bevolking was gedeporteerd en vermoord in de oorlog, werd in de hongerwinter al het hout uit de huizen gesloopt. Het resultaat was een verwoeste straat in 1945 en aansluitend werd besloten een verkeersader van de Weesperstraat te maken, later kwam daar nog de metrolijn bij. Alle oorspronkelijke bebouwing is verdwenen.Ik kan mij voorstellen dat de KB niet deze facsimile bezit maar ik was benieuwd of de KB dan wel het origineel zou hebben. Ik heb het niet in de catalogus aangetroffen, niet als uitgave 1845 en ook niet in 1840.Van Belinfante & de Vita vond ik wel een haggadah uit 1837 bij de KB, zij hebben er dus meer gedrukt. Maar kennelijk is het exemplaar uit 1840 dus echt een missende uitgave in de KB. Stel nu dat de KB het origineel of de facsimile zou willen aanschaffen, zijn ze dan beschikbaar? Bij Abebooks vond ik één vermelding van het origineel, aangeboden door Meir Turner in New York. Voor het luttele bedrag van $18.000 is het boekje te koop. Meir Turner noemt trouwens ook als jaartal 1840, hij sluit daarbij aan bij Adri Offenberg. Gelet op het hoge bedrag voor deze haggadah is het werk op een bepaalde manier zeldzaam. Op Abebooks worden verschillende haggadah's uit dezelfde periode aangeboden voor veel lagere bedragen. Wellicht is dat ook de reden dat het uitgekozen is om een facsimile van te maken. Dat hadden de kinderen van Anna en Benjamin Lifton dan beter van het exemplaar van Meir Turner kunnen maken, want op de foto is zichtbaar dat dit een veel frisser exemplaar is dan die ik nu heb. Zo is de titelpagina van mijn facsimile gevlekt, waar deze titelpagina erg fris is. Een exemplaar van de facsimile heb ik verder trouwens nergens te koop gezien.
Rechtfertigung des Rabbi David Nieto gegen den Vorwurf in seiner Predigt Spinozas Lehre zu verbreiten
Het tweede werkje dat in de KB ontbreekt is ook een heruitgave, alleen geen facsimile. Het gaat om een dunne gelegenheidsuitgave dat volgens de titel betrekking heeft op een 18e-eeuws debat over de invloed van de leer van Spinoza in de Joodse gemeenschap. Het werkje is nog onafgesneden en werd in 1930 in Leipzig uitgegeven in een oplage van 200 exemplaren. Het werk is via deze site integraal te lezen. Als auteur staat Chacham Zwi Hirsch Ashkenasi vermeld. Deze in 1658 in Tsjechië geboren rabbijn was vanaf 1710 rabbijn in Amsterdam. Deze rabbi was bekend in heel Europa en had grote invloed op de de ontwikkeling van de Joodse gemeenschap in die tijd. Eén van de kwesties waar hij mee te maken had was de aanwezigheid van volgelingen van de valse messias Shabbetai Zvi (1626-1676), die zich uiteindelijk zou bekeren tot de islam. Chacham Zwi was ook na het overlijden van deze valse messias druk met het weren van allerlei opvattingen over deze kwestie in de Joodse gemeenschappen. Maar hij had niet alleen te stellen met de volgelingen van Shabbetai Zvi, maar ook met een dispuut rond de in Londen werkzame rabbi David Nieto.David Nieto (1654-1728) werd geboren in Venetië en was vanaf 1701 rabbi in Londen. De Londense Spaans-Portugese Joodse gemeenschap was een dochtergemeenschap van de Amsterdamse. Nieto werd op basis van een prediking, en later een uitwerking daarvan in één van zijn boeken, beschuldigd een aanhanger van de leer van Spinoza te zijn, oftewel het goddelijke te ontkennen, uit te gaan van de rede en daarmee elke vorm van openbaring of profetie te ontkennen. Voor een rabbi is dat een nogal ernstige beschuldiging en het is te begrijpen dat de gemoederen hoog opliepen in de Joodse gemeenschap. Niet alleen in Londen, maar al snel in een groot deel van West-Europa. Achteraf lijkt het erop dat een aantal van de belangrijkste beschuldigingen tegen David Nieto afkomstig waren uit de kringen van - daar gaan we weer - volgelingen van Shabbetai Zvi.Alle reden dus om raad te vragen bij een invloedrijke en gerespecteerde rabbi, te weten Chacham Zwi. Hij nam het op voor David Nieto (misschien ook wel omdat hij een verklaard tegenstander was van zijn aanklagers) en pleitte Nieto vrij van het zijn van een volgeling van Spinoza. Volgens Zwi hadden de leden van de Londense gemeenschap Nieto niet goed begrepen: hij had weliswaar in dezelfde woorden als Spinoza verklaard dat God en de natuur één zijn, maar wilde daarmee precies het tegenovergestelde punt maken: niet dat er geen openbaring is, maar juist dat die er wél is. Een levendige beschrijving van het dispuut vind je hier. Na deze interventie bleef David Nieto rabbijn in Londen, waar hij later werd opgevolgd door zijn zoon Isaac Nieto.
Het is een ingrijpende en impactvolle situatie geweest voor de Joodse gemeenschap in die tijd. Dit is de reden dat de conclusie van Chacham Zwi zo van belang is, en waarschijnlijk ook de achtergrond van deze herdruk in 1930. Deze uitgave was bedoeld voor de leden van het Soncino Gesellschaft (Engelstalige link en nog een Engelstalige link), een gezelschap Joodse bibliofielen (het eerste en enige Joodse bibliofiele genootschap, aldus verschillende bronnen) met uiteindelijk zo'n 600 leden. Opgericht in 1924, werd het gezelschap door de nazi's ontbonden in 1937, nadat het ruim 100 publicaties had uitgegeven. Ondanks de verwoesting door de nazi's van Joods cultuurgoed zijn alle publicaties van het genootschap bewaard gebleven. Ze worden digitaal beschikbaar gemaakt door de bibliotheek van het Joods museum in Berlijn. Het Soncino Gesellschaft werd onder meer door Hermann Meyer (1901-1972) opgericht en hij is dan ook, met Curt Munter, de initiatiefnemer van dit werkje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten