28 januari, 2005

36 - Een gedichtendag Verwijs-ing

Het is weer gedichtendag! En gedichtendag betekent een gedichtenbundel, en een gedichtenbundel betekent: een gedichtenbundel gaan kopen. Aangezien ik toch in Den Haag was, leek het mij een goed moment om de nieuwe winkel van Verwijs te bekijken, die sinds kort in de Passage is gehuisvest. Een prachtige plek voor een kwaliteitsboekhandel. Het is té verleidelijk om het gedicht van Achterberg hier ongenoemd te laten:

Passage 

Den Haag, stad, boordevol Bordewijk
en van Couperus overal een vleug
op Scheveningen aan, de villawijk
die kwijnt en zich Eline Vere heugt. 

Maar in de binnenstad staan ze te kijk, 
deurwaardershuizen met de harde deugd
van Katadreuffe die zijn doel bereikt.
Ik drink twee werelden, in ene teug. 

Den Haag, je tikt er tegen en het zingt. 
In de Passage krijgt de klank een hoog 
weergalmen en omlaag een fluistering 
tussen de voeten over het graniet; 
rode hartkamer die in elleboog 
met drie uitmondingen de stad geniet. 

En in die Passage staat tegenwoordig ook boekhandel Verwijs. Weinig Bordewijk en Couperus overigens hier te vinden, wel veel andere Haagse boeken. En een uitmuntende literaire afdeling, prachtig gelegen in de winkel, tussen pilaren waarin je de oude Passage herkent.
 Terwijl ik er was, werden er cadeautjes uitgedeeld: gratis boeken! Waarschijnlijk een actie in het kader van de opening, deze week is ook een feestweek in Verwijs. Willekeurige bezoekers kregen een prachtig ingepakt boek. En ik: ik viste net achter het net. Het is toch onrechtvaardig: de enige bezoeker die in zijn weblog over Verwijs schrijft, waarschijnlijk op dat moment de grootste boekenliefhebber in het pand, moet zonder cadeau de winkel verlaten. Ach, ik kan nog altijd proberen de gesigneerde boekenkast te winnen. 

In elk geval heb ik de dichtbundel gekocht. Daarin prachtige gedichten van Gerrit Kouwenaar. Eén zal ik citeren, want het gaat ook over boeken:

Binnen 

Wat je niet allemaal bestaan hebt, onteigend 
omhelsd hebt, geweest bent, nu zit je
op wacht aan je bed 

je bladert het boek door, bevingert de woorden 
wantrouwt je gereedschap, stofgoud cicaden 

het brood is verlegen, wil niet verstenen 
het horloge maalt meel en weet het nooit zeker 

diep in de tuin dooft het buitenste binnen 
altijd die vogels die nesten beginnen - 

3 opmerkingen:

Anoniem zei

Een cicade is een soort krekel die men rondom de middelandse zee aantreft. Hoe warmer het wordt, hoe harder ze zingen, wat tot een oorverdovend lawaai kan leiden. En ze zijn moedig. Volgens de mythologie was de Cicade de enige die op de speer van de godin Athene durfde plaats te nemen.

Uit het boekje 'de cicade op de speerpunt', De Griekse oudheid in 160 epigrammen (vertaald door Helene Nolthenius, uitgegeven door Querido) citeer ik graag het volgende epigram:

Niet alleen hoog in de bomen pleeg ik mijn liedje te zingen
op het heetst van de dag / tijdens het heetst van het jaar -
terend op morgendauw, en altijd bereid om passanten
op te monteren met / gratis gemaakte muziek -:
ik, de cicade, durf ook op de speer van Athene te zitten!
Grote, gehelmde godin, / 't allermeest zing ik voor U.
Mij beminnen de Muzen, maar ik bemin mijn Athene:
zij heeft de aulos bedacht / die mijn gezang imiteerd!

Geschreven door Leonidad van Tarente (ca. 310-240 v.C)


Groet,
Debora

sneuper zei

Dank je wel Debora! Ik had nog geen tijd gehad het op te zoeken.

Ik zit even te broeden op de reden dat Kouwenaar de cicaden noemt in dit gedicht. Bij 'gereedschap' dacht ik aan vingers. Maar als het krekels zijn... wat hebben ze dan met boeken?

Dit vergt wat denkwerk. Maar ik ben blij met dit leerzame commentaar. Misschien ga ik ook nog een stukje schrijven over cicaden en Leonidad van Tarente. Een nieuw woord, een nieuwe schrijver en een literair probleem: een zeer aangename verrijking van mijn leven op deze dag.

Anoniem zei

1 spelfout in mijn stukje (voor je gaat speuren): de schrijver heet Leonidas van Tarente. Er zijn behoorlijk wat epigrammen van deze heer te vinden, voornamelijk grafschriften. De betekenis van de cicade in het gedicht van Kouwenaar is mij ook niet geheel duidelijk.

Groeten,
Debora