Nog maar net heb ik het boek "Bibliotheken" van Boudewijn Büch gelezen, of één van de bibliotheken die hij beschrijft wordt door brand verwoest. Wat een verlies: 40.000 boeken zijn verloren gegaan.
Büch schrijft over deze bibliotheek, waar hij jaarlijks naar toeging: "Bibliotheekliefde houdt zeker niet uitsluitend verband met de liefde voor een bepaald genre boeken. Zo dat wél waarzou zijn, dan riep ik de collectie van (...) Weimar (Goethe, indien ik mij niet vergis) tot de hoogtepunten van mijn bibliotheekwoede uit." En: "Voor een Goetheaan als ik is een bezoek aan de Zentralbibliothek nu reeds meer dan een decennium zowel een verslaving als een aansporing tot ontwenning. Want wat hier bijeengestouwd staat, kan nooit meer opnieuw samengebracht worden. Unica blijven uiteraard unica, maar zeldzame drukken waarvan geen ander exemplaar meer te vinden is vanwege oorlogshandelingen ("andere Exemplare verschollen", heet dat zo beleefd op zijn Duits)... de Zentralbibliothek bezit ze."
In verschillende 'boeken over boeken' wordt geschreven over de vijanden van boeken. Brand is een grote vijand. Büch schrijft daar bijvoorbeeld over (in zijn boeken "Bibliotheken" en "Boekenpest", hij kon nog niet bevroeden dat zijn meestgeliefde bibliotheek er ook aan moest geloven). Er zijn verschillende tot de verbeelding sprekende branden geweest: de bibliotheek in Alexandrië is misschien wel de bekendste, maar de drie grote branden in het Amerikaanse Library of Congress zijn ook niet mis: 1813, 1825 en 1851 (bij de laatste ging de prachtige bibliotheek van Thomas Jefferson verloren). Ik herinner me ook de huiveringwekkende beschrijving van de brandende kloosterbibliotheek in "De naam van de roos" van Umberto Eco.
Sommige branden ontstaan per ongeluk, maar veel boeken zijn ook bewust verbrand. Isaac d'Israeli schrijft (in: Curiosities of Literature, 1964): "Het is de eeuwen door altijd een eigenaardige liefhebberij van volkeren geweest elkaars boeken te verwoesten: men beschouwde dat blijkbaar als de uiterste belediging. De Romeinen verbrandden de boeken van de joden, van de christenen en van de filosofen; de joden verbrandden de boeken van de heidenen en van de christenen en de christenen verbrandden de boeken van de heidenen en van de joden. De roemruchte Li Ssu (3e eeuw voor Christus) vond zichzelf zo belangrijk dat hij meende dat de geschiedenis bij hem moest beginnen, daarom leek het hem het beste alle bestaande literatuur te verbranden. Savonarola (Florence, 15e eeuw, zie afbeelding) spoorde zijn gehoor aan boeken en kostbaarheden te verbranden: "Een oud wijf weet meer van het geloof dan Plato" riep hij.
En nu is er dus weer een stukje cultuurgoed voorgoed verloren gegaan. De wereld is er niet mooier op geworden.
nb: het maakt het verlies niet goed, maar er is een sprankje licht: na 10 jaar werd een verlorgen gewaand boek uit de bibliotheek in Weimar teruggevonden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten