27 augustus, 2004

9- Haagse mijmeringen

Onlangs moest ik in Den Haag zijn. Daar kom ik niet zo vaak, en daarom leek het mij goed om mij te laten verrassen door een antiquariaat. Wie weet wat ik nog zou opdoen.

Op het Noordeinde zag ik antiquariaat L.B. Kretzschmar en daar liep ik binnen. Mooie, ruime zaak met een zeer diverse collectie. Helaas gebeurde door de breedte van het assortiment iets wat ik vaker zie: de diepte ontbreekt. Bij de voor mij interessante afdeling (Nederlandse) literatuur stond een doorsnee aanbod, maar geen dingen waar ik enthousiast van raak en helaas niets van mijn verlanglijst. En waar je onvermijdelijk ook tegenaan loopt: veel van het leuke aanbod heb je zelf al, of je hebt er bewust voor gekozen het niet te willen hebben (ik ben immers bibliofiel, geen bibliomaan).

Ik heb een tijdje in mijn handen gestaan met een exemplaar van het romandebuut van H.M. van den Brink De vooruitgang. Een eerste druk voor 4,5 euro is altijd leuk, maar ik heb ‘m laten liggen omdat op de titelpagina een met tippex verwijderde naam van de eigenaar stond.
Dat een boek tweedehands is, is niet erg. Maar als ik overduidelijk kan zien van wie het boek is geweest, en als dat dan ook nog eens op een lelijke manier onzichtbaar is gemaakt, dan wacht ik gewoon op een mooier exemplaar. Zeker met reguliere uitgaven als deze.

Maar Den Haag is een stad vol van boekwinkels, en daarom keek ik ook nog even bij De Slegte in de afdeling ramsj. Daar ging ik erg tevreden weg met een exemplaar van De Petersburgse pest van I.M. Gontsjarov, in 2000 uitgebracht door De Arbeiderspers. Een boek dat pas vier jaar oud is, en nu al verramsjt en niet meer te koop in de reguliere boekhandel. Eigenlijk een zorgelijke ontwikkeling. Nu stuit ik er toevallig op, maar als ik het over een paar maanden had willen kopen, dan had ik lelijk mijn neus gestoten.



Dit redelijk onbekende boekje is een jeugdwerk van Ivan Alexandrovitsj Gontsjarov (1812-1891), wereldberoemd door zijn boek Oblomow, de luiaard die om wereldbeschouwelijke redenen weigert zijn bed te verlaten. In dit boek drijft Gontsjarov zowel de spot met zijn vrienden en andere stadgenoten die in de lente een onweerstaanbare drang krijgen de stad te verlaten en de natuur te beleven al met het romantische dwepen met de natuur. Vertaler Arthur Langeveld noemt dit verhaal een ecologische satire. Hoofdpersonen zijn de familie Zoerov en de Oblomow-voorloper Tjazjelenko (een vadsige, "methodisch luie" vriend). Zij hebben een nog volop romantische visie op het idyllische, pittoreske en ongerepte buitenleven. Maar de verteller laat niet na minder fraaie plekjes aan te wijzen: een vetsmelterij die een verpestende stank verspreidt, het zogenaamd schilderachtige meertje dat evenwel niet groter is dan een tafellaken en geheel bedekt met een laag zeepschuim omdat de soldaten hun kleren erin wassen, het 'prachtige' uitzicht vanaf een heuvel op niet meer dan de schutting van een steenfabriek.

Oblomow ligt al een tijdje op lezing te wachten maar ik kom er steeds niet toe - ben ik soms te lui? Oblomow zelf zal dat niet de slechtste reden vinden... Misschien is het verstandig om binnenkort als amuse te beginnen met De Petersburgse pest.

En zo boekte op mijn wandeling door Den Haag toch nog een onverwacht resultaat. Dit boek had ik niet willen missen en ik ben blij dat ik er al sneupend tegenaan ben gelopen. Uit het Haagse niets dan goeds.

Geen opmerkingen: